Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Directie Uitvoeringstaken, Juridische Zaken en Beleidsinformatie Afdeling Monitoring en Beleidsinformatie

Najaarsrapportage CAO-afspraken 2003

OKTOBER 2003


Najaarsrapportage CAO-afspraken 2003

INHOUDSOPGAVE BLZ.

SAMENVATTING I


1 INLEIDING 1


2 DE CONTRACTLOONMUTATIE IN 2003 3
2.1 De stand van zaken in 2003 3 2.2 Een nadere analyse van de contractloonmutatie in 2003 4 2.3 De spreiding van de contractloonmutatie 4 2.4 Verschillen tussen markt, zorg en overheid en economische sectoren 5


3 DE ONDERKANT VAN HET LOONGEBOUW 7 3.1 Inleiding 7 3.2 Opzet van de rapportage 7 3.3 Niveau van de laagste schaalbedragen ultimo 2002 8 3.3.1 Niveaucijfers uitgesplitst naar economische sector 8 3.3.2 Ontwikkelingen sinds 1999 9 3.3.3 Niveau en spreiding van de onderscheiden loonschalen 10 3.4 Niveau van het laagste loon behorende bij de vakvolwassen leeftijd 12 3.5 Jeugdlonen 13 3.5.1 Niveaucijfers naar sectoren 13 3.6 Conclusies 14


4 FLEXIBELE BELONING 15 4.1 Inleiding 15 4.2 Algemene onderzoeksresultaten 15 4.3 Flexibele beloningselementen 16 4.4 Ontwikkelingen in 2003 17


5 EMPLOYABILITY 19
5.1 Inleiding 19 5.2 Totaaloverzicht diverse employability-instrumenten 19 5.3 Scholing 20 5.3.1 Scholing algemeen: de verschillende vormen van scholing 20 5.3.2 Scholing specifiek: enkele bijzondere invalshoeken 21 5.4 Scholingsverlof 22 5.4.1 Scholingsverlof algemeen 22 5.4.2 Scholingsverlof specifiek: het (on)betaalde karakter en de duur van 23 het verlof
5.5 Ontwikkelingsplannen 23 5.6 Loopbaanbevordering en mobiliteit 24 5.7 Motiverend beloningsbeleid 26 5.8 Arbeidsmarktgericht employabilitybeleid 27 5.9 Doelgroepen en employabilitybeleid 28 5.10 Ontwikkelingen in 2003 30


Najaarsrapportage CAO-afspraken 2003


6 INTEGRATIE EN REÏNTEGRATIE VAN GEDEELTELIJK 31 ARBEIDSGESCHIKTE WERKNEMERS
6.1 Inleiding 31 6.2 Algemene onderzoeksresultaten 31 6.3 Integratiebeleid 32 6.4 Reïntegratiebeleid 33 6.5 Aanpassingsbeleid 34 6.6 Overig 34 6.7 Ontwikkelingen in 2003 35


7 VUT EN FLEXIBELE PENSIONERING 37 7.1 Algemeen 37 7.2 Aantal regelingen 37 7.3 Invoeringsdatum flexibele regeling/einde VUT-verplichtingen en 38 overgangsregelingen
7.4 VUT-uittredingsleeftijd/normleeftijd flexibel uittreden 39 7.5 VUT-uitkering/flex.-uitkeringshoogte 39 7.6 VUT-premie/flex.-premie 40 7.7 Ontwikkelingen in 2003 41

Bijlagen:


1 Contractloonmutaties 2003

2 De onderkant van het loongebouw

3 Flexibele beloning

4 CAO's met afspraken over verlof in verband met scholing
5 (Re)integratie van gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers


Najaarsrapportage CAO-afspraken 2003

SAMENVATTING

In deze Najaarsrapportage CAO-afspraken 2003 komen 6 onderwerpen aan de orde: de contractloonontwikkeling, laagste loonschalen, flexibele beloning, employability, (re)integratie bij ziekte en arbeidsongeschiktheid, en VUT en flexibele pensionering. Voor vier van deze onderwerpen wordt een eerste stand van zaken over 2003 gepresenteerd en wordt aan de hand van 50 akkoorden die in 2003 nieuw zijn afgesloten, ingegaan op de ontwikkelingen in 2003. Voor de laagste loonschalen wordt de ontwikkeling van de loonschalen in de periode 1999 - 2002 in beeld gebracht, omdat voor 2003 nog onvoldoende informatie beschikbaar is. Ook voor VUT en flexibele pensionering is nog onvoldoende informatie over 2003 beschikbaar, zodat wordt volstaan met een weergave van de stand van zaken in 2002.

De peildatum voor het onderzoek ligt op 20 augustus. Het aantal CAO's waarop het onderzoek is gebaseerd, is per onderwerp wisselend. De rapportage over de contractloonontwikkeling is gebaseerd op de 89 akkoorden waarvan op die datum de loongegevens over geheel 2003 bekend zijn. Voor de andere onderwerpen is aangesloten bij de onderzoekslijn die ook eerder voor die onderwerpen is gevolgd.

Contractloonontwikkeling
De contractloonontwikkeling bedraagt in 2003 op niveaubasis gemiddeld 2,4% en op jaarbasis gemiddeld 2,8%. In vergelijking met vorig jaar is dit circa 1,0 %-punt lager.

Ten aanzien van de contractloonontwikkeling in 2003 zijn vier nadere analyses verricht. De eerste analyse richt zich op het moment van afsluiten van het akkoord. Zowel op niveau- als op jaarbasis ligt de mutatie in de akkoorden die in 2002 zijn afgesloten, 0,6%-punt hoger dan in de akkoorden die in 2003 tot stand zijn gekomen. De tweede analyse gaat over de spreiding van de contractloonmutatie. Deze mutatie loopt op niveaubasis uiteen van 0,0% tot 6,3%. De derde analyse heeft betrekking op verschillen tussen de markt-, zorg- en overheidssectoren. De analyse laat zien dat de gemiddelde contractloonmutatie op niveaubasis in de zorgsectoren 1,3 %-punt hoger is dan in de marktsector en 1,7%-punt hoger dan in de overheidssector. In de vierde analyse wordt ingegaan op de verschillen tussen economische sectoren. De gemiddelde contractloonmutatie is het laagst in de sectoren industrie en vervoer en communicatie (2,1% op niveaubasis) en het hoogst in de sector landbouw (2,8%).

Laagste loonschalen

In 2002 ligt het niveau van de laagste loonschalen (functieschalen en aanloopschalen) gemiddeld 5,2% boven het Wettelijk Minimumloon (WML). Daarmee vertonen de laagste lonen voor het eerst sinds 1999 een stijging ten opzichte van het WML. Naar economische sector bezien is het niveau van de laagste loonschalen het hoogst in de sector landbouw (112,0% boven het WML) en het laagst in de sector overige dienstverlening (101,1%). In 36 van de 89 CAO's waarvoor in 2002 het niveau van de laagste loonschaal bekend is, komt een aanloopschaal voor (een loonschaal bedoeld voor nieuwe werknemers in een sector, waarvan het aanvangssalaris lager is dan in de loonschaal die bij een functie hoort). In 19 CAO's is sprake van een zogenoemde
---


Najaarsrapportage CAO-afspraken 2003

doelgroepenschaal (een loonschaal voor werknemers met een moeilijke positie op de arbeidsmarkt). Het loonniveau in de aanloopschalen en doelgroepenschalen ligt gemiddeld lager dan in de functieschalen. In laatstgenoemde loonschalen ligt het laagste loon gemiddeld 9,9% boven het WML. In de aanloopschalen en doelgroepenschalen is dit respectievelijk 4,2% en 1,9%.

Voor jeugdige werknemers is het niveau van de laagste loonschalen ten opzichte van het voor die jeugdigen geldend wettelijk minimumjeugdloon (WMJL) langs twee lijnen onderzocht. In de eerste plaats is, uitgaande van het gegeven dat in meer dan de helft van de onderzochte CAO's de vakvolwassenleeftijd lager dan 23 jaar is, het vakvolwassen loon voor vakvolwassenen tot en met 23 jaar afgezet tegen het bijbehorend wettelijk minimum (jeugd)loon. Bij een vakvolwassenleeftijd van 21 jaar (16 CAO's) ligt het laagste loon voor een 21-jarige werknemer bijna 40% boven het WMJL van een 21 jarige. Bij een vakvolwassenleeftijd van 22 jaar (25 CAO's) is dit 21%.

In de tweede plaats zijn voor jeugdige werknemers, ongeacht de vakvolwassenleeftijd in CAO's, de schaalbedragen vergeleken met het relevante WMJL. Dan blijkt dat voor 15- jarige werknemers het laagste loon gemiddeld bijna 18% boven het WMJL voor een 15- jarige werknemer ligt (36 CAO's). Voor 19-jarige werknemers loopt dit op tot bijna 22% (87 CAO's). Daarna neemt het weer af tot 13% voor werknemers van 22 jaar.

Flexibele beloning
In 80 CAO's komen afspraken over flexibele beloning voor. In het onderzoek zijn vijf vormen onderscheiden: eenmalige uitkeringen, jaarlijkse gratificaties, 13e maand, winstdelingsregelingen en prestatiebeloning. Afspraken over jaarlijkse gratificaties blijken het meest in CAO's voor te komen: dat is in 45 CAO's het geval. Afspraken over de vier andere vormen van flexibele beloning komen in mindere mate voor. In ondernemings-CAO's komen afspraken over flexibele beloning vaker voor dan in bedrijfstak-CAO's: 89% van de ondernemings-CAO's kent één of meer afspraken over flexibele beloning tegen 53% van de bedrijfstak-CAO's. In 2003 zijn in 23 CAO's afspraken over flexibele beloning gewijzigd. In 14 CAO's gaat het nieuwe of gewijzigde afspraken en in 11 akkoorden zijn afspraken over flexibele beloning vervallen. In 2 CAO's zijn zowel afspraken vervallen als nieuwe afspraken opgenomen. Het gaat bij de nieuwe en vervallen afspraken vooral om afspraken over eenmalige uitkeringen en jaarlijkse gratificaties.

Employability
Employability is beleid gericht op het realiseren van een brede(re) inzetbaarheid van de werknemer. Verschillende instrumenten kunnen hiervoor worden ingezet: scholing, scholingsverlof, ontwikkelingsplannen (persoons- of bedrijfsgericht), loopbaanbeleid en motiverend beloningsbeleid. Ook kunnen employability-afspraken arbeidsmarktgericht zijn.

Employability en scholing
In vrijwel alle onderzochte CAO's komen bepalingen over scholing voor (122 CAO's, 98% van de werknemers). Het merendeel van de scholingsafspraken heeft betrekking op functiegerichte scholing (121 CAO's, 97% van de werknemers). In de helft van de
---


Najaarsrapportage CAO-afspraken 2003

onderzochte CAO's (56% van de werknemers) komen afspraken voor over scholing in het kader van het leerlingwezen/beroepsbegeleidende leerweg (LLW/BBL). Afspraken over algemene scholing en cursussen Nederlands voor allochtone werknemers komen in mindere mate voor (respectievelijk in 25 en 6 CAO's). Tot slot zijn in 11 CAO's afspraken opgenomen over EVC (erkenning van verworven competenties).

De scholingsafspraken in CAO's kunnen in een specifieke context zijn gemaakt. Zo zijn bijvoorbeeld in 98 CAO's (77% van de werknemers) bepalingen opgenomen, waarin een verband is gelegd tussen situaties die gevolgen kunnen hebben voor het functioneren van werknemers en scholing. Recht op scholing is in 22 CAO's (26% van de werknemers) vastgelegd; de plicht tot scholing in 29 CAO's (31% van de werknemers). In 11 van de bedoelde CAO's komen beide aspecten voor.

Employability en scholingsverlof
In 117 CAO's (97% van de werknemers) zijn afspraken gemaakt over scholingsverlof. De meeste afspraken hebben betrekking op verlof voor functiegerichte scholing (90 CAO's) en voor het afleggen van examens (91 CAO's). In vrijwel alle gevallen betreft het betaald verlof. De scholingsdag voor het leerlingwezen/beroepsbegeleidende leerweg wordt in 37 van de 63 CAO's met afspraken hierover geheel of gedeeltelijk doorbetaald.

De duur van het verlof wordt niet altijd aangegeven. Als over de duur van het verlof wel nadere afspraken zijn gemaakt, dan kunnen globaal twee varianten worden onderscheiden. In de eerste variant is in de CAO vastgelegd voor hoeveel dagen per jaar scholingsverlof wordt gegeven. Dit varieert ruwweg van 1 tot 10 dagen per jaar. In de tweede variant wordt verlof gegeven voor de benodigde tijd. Deze variant komt vooral voor in afspraken over examenverlof.

In 32 CAO's is de mogelijkheid opgenomen om verlof te sparen voor scholingsdoeleinden. In 6 CAO's zijn het de scholingsdagen zelf die over een aantal jaren kunnen worden gespaard. Andere bronnen kunnen arbeidsduurverkorting (12 CAO's), overwerk (14 CAO's) en vakantiedagen zijn (12 CAO's).

Employability en ontwikkelingsplannen
Ontwikkelingsplannen kunnen worden onderscheiden in bedrijfsontwikkelingsplannen en persoonlijke ontwikkelingsplannen. Tevens is onderzocht of er bepalingen voorkomen over studie(faciliteiten)regelingen, waarvan door alle werknemers gebruik kan worden gemaakt, ongeacht de aanwezigheid van individuele plannen of bedrijfsplannen op het gebied van scholing. In 87 CAO's komen afspraken over ontwikkelingsplannen of studiefaciliteitenregelingen voor (66% van de werknemers). In 53 CAO's gaat het om een persoonlijk ontwikkelingsplan en in 10 CAO's om een persoonlijk opleidingsbudget (waarvan 6 in combinatie met een persoonlijk ontwikkelingsplan). In 36 CAO's zijn afspraken aangetroffen over het opstellen van een bedrijfsontwikkelingsplan, waarvan in 24 CAO's in overleg of met betrokkenheid van de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging en in 10 CAO's met vaststelling van een budget. In 21 van de bedoelde CAO's betreft het zowel afspraken over persoonlijke als bedrijfsontwikkelingsplannen. In 60 CAO's is een afspraak of een verwijzing naar een afzonderlijke studiefaciliteitenregeling opgenomen. In 4 CAO's zijn afspraken over bedrijfstakontwikkelingsplannen opgenomen.
---


Najaarsrapportage CAO-afspraken 2003

Employability en loopbaanbevordering
Afspraken over loopbaanbevordering zijn in 89 CAO's (70% van de werknemers) aangetroffen. Loopbaanbevordering kan met verschillende instrumenten worden ondersteund. In de eerste plaats door middel van scholing. In 59 CAO's (34% van de werknemers) komen afspraken voor die betrekking hebben op scholing in relatie tot mobiliteitsbevordering of loopbaanontwikkeling. In de tweede plaats kunnen ook functionerings- en beoordelingsgesprekken een bijdrage aan loopbaanontwikkeling leveren. Afspraken hierover zijn in 69 CAO's aangetroffen. Verder kan aan de werknemer advies worden aangeboden over zijn loopbaan (in 37 CAO's). Ook kan een werknemer door prikkels (21 CAO's) zoals een mobiliteitstoelage of door het aanbieden van functiewisseling worden gestimuleerd in beweging te blijven. In de laatste plaats kunnen CAO's afspraken bevatten over bemiddeling in de vorm van bijvoorbeeld mobiliteitscentra, waardoor de mobiliteit van werknemers kan worden bevorderd. Dergelijke afspraken komen in 19 CAO's voor.

Employability en motiverend beloningsbeleid
In het kader van CAO-afspraken over employability is motiverend beloningsbeleid relevant. Onder motiverend beloningsbeleid wordt verstaan een vorm van beloning die gerelateerd is aan de kwaliteiten van de werknemer. Het gaat bijvoorbeeld om toeslagen die de werknemer kunnen stimuleren om bepaalde kwalificaties te behalen of andere functies te vervullen.

In totaal zijn in 108 CAO's (78% van de werknemers) afspraken aangetroffen over motiverend beloningsbeleid. In 15 van deze CAO's is een relatie tussen deze afspraken en een brede inzet van de werknemer met nadruk aanwezig. Het betreft in deze CAO's bijvoorbeeld afspraken over het door de werknemer combineren van meerdere functies en de daaraan gerelateerde beloning. In het overgrote deel van de onderzochte CAO's is door CAO-partijen geen directe relatie gelegd tussen de betreffende CAO-afspraken en employability. Wel kunnen dergelijke afspraken zoals diplomatoeslagen, waarnemingstoeslagen en extra periodieken als (motiverend) instrument in dit kader worden gebruikt.

Employability: arbeidsmarktgericht beleid
In de rapportage over employabilitybeleid zijn ook de resultaten opgenomen van een onderzoek dat is gedaan naar bepalingen in CAO's die duiden op een employabilitybeleid dat het belang van de afzonderlijke ondernemingen overstijgt (in totaal in 59 CAO's). Zo is gekeken of door partijen diagnosticerend onderzoek wordt gedaan op het gebied van employability, bijvoorbeeld door bij te houden of het aanbod en de behoefte aan de benodigde vakopleiding nog voldoende op elkaar aansluiten (arbeidsmarktmonitor). Dergelijke afspraken zijn aangetroffen in 11 CAO's. Ook kan door partijen in de afzonderlijke bedrijven door middel van een employabilityscan onderzoek worden verricht naar de naleving en het effect van het employabilitybeleid dat in de CAO is afgesproken. Op basis hiervan kan worden besloten tot bijsturing of nadere uitwerking van dit employabilitybeleid (6 CAO's). Verder is onderzocht of door partijen voorlichting wordt gegeven over de verschillende mogelijkheden van vooral beroeps-/vakonderwijs binnen een sector (18 CAO's) en of werkgevers zich kunnen IV


Najaarsrapportage CAO-afspraken 2003

wenden tot een adviserende persoon of instantie (4 CAO's) bij het uitvoeren van het employabilitybeleid op ondernemingsniveau (bv. bij het opstellen van opleidingsplannen). Ook is onderzocht of partijen in CAO's bepalingen hebben opgenomen over bemiddeling van vraag en aanbod van gekwalificeerd personeel, bv. door het oprichten van een arbeidsbestand of vacaturebank op sectorniveau (6 CAO's). In 37 CAO's is sprake van O&O-fondsen die activiteiten verrichten op het terrein van employabilitybeleid.

Employability en doelgroepen
Een employabilitybeleid richt zich in principe op alle werknemers binnen een onderneming of binnen een branche. Daarbij wordt wat een aantal employability- instrumenten betreft in een aantal CAO's onderscheid gemaakt naar groepen werknemers die speciale aandacht verdienen (67 CAO's). Bekende voorbeelden hiervan zijn de doelgroepen ouderen en jongeren (45 CAO's). Andere te onderscheiden doelgroepen in het kader van employabilitybeleid in CAO-afspraken zijn: werknemers c.q. werkzoekenden die nog onvoldoende zijn gekwalificeerd (resp. in 11 en in 32 CAO's), werknemers met een tijdelijk dienstverband (2 CAO's), onderscheid van werknemers naar opleidingsniveau (5 CAO's) en functie (7 CAO's).

Employability: ontwikkelingen in 2003
In 18 van de 50 nieuwe akkoorden in 2003 zijn één of meer afspraken in het kader van employability gemaakt. Het meest voorkomend zijn afspraken over scholing (13 akkoorden) en over scholingsverlof en loopbaanbevordering (beide in 7 akkoorden). Daarnaast zijn afspraken gemaakt over de onderwerpen doelgroepen, opleidingsplannen en arbeidsmarktgericht beleid (resp. in 6, 6 en 2 CAO's).

Integratie en reïntegratie van arbeidsgehandicapten De CAO-afspraken over (re)integratie van gedeeltelijk arbeidsgeschikten in 2003 zijn in vier categorieën onderverdeeld: integratiebeleid, reïntegratiebeleid, aanpassingsbeleid en overig. In 107 van de 125 CAO's (bijna 9 van de 10 CAO's; en 89% van de werknemers onder de onderzochte CAO's) komen afspraken voor die passen binnen één van de eerste drie categorieën. De meeste afspraken hebben betrekking op integratiebeleid (64 CAO's) en op reïntegratiebeleid (97 CAO's). De afspraken hebben meestal een intentioneel karakter. In 15 CAO's is sprake van meer concrete afspraken. Het gaat hier om afspraken over het percentage arbeidsgehandicapten dat werkzaam dient te zijn in een bedrijf of over het aantal arbeidsplaatsen dat binnen een bedrijfstak of onderneming voor arbeidsgehandicapten zal worden gecreëerd.

In 2003 zijn in 38 van de 50 nieuwe akkoorden afspraken gevonden op het gebied van arbeidsgehandicapten. Voor een groot deel betreft het ook hier (algemene) bepalingen met betrekking tot het reïntegratiebeleid. Ook onder deze akkoorden is het effect van de invoering van de voorschriften bij ziekte volgens de Wet Verbetering Poortwachter te zien. In veel CAO's is afgesproken dat de bepalingen zullen worden aangepast aan de nieuwe wetgeving. Op het gebied van aanpassingsbeleid ten behoeve van arbeidsgehandicapten is tot nu toe één nieuwe afspraak gevonden.


---


Najaarsrapportage CAO-afspraken 2003

VUT en flexibele pensionering

In 106 van de 132 onderzochte CAO's is (83% van de werknemers onder de onderzochte CAO's) is een flexibele uittredingsregeling afgesproken. 16 CAO's kennen alleen een VUT-regeling en in 10 CAO's is geen regeling over vervroegde uittreding opgenomen.

De gemiddelde VUT-uittredingsleeftijd komt, voor alle CAO's waarin (vooralsnog) sprake is van een VUT-mogelijkheid, uit op 60,3 jaar. In de flexibele pensioenregelingen ligt de gemiddelde norm- of richtleeftijd op 61,3 jaar, met een variatie van 60 tot en met 63,5 jaar.

De gemiddelde bruto VUT-uitkering bedraagt 79,0%. De bruto-uitkering bij flexibele pensionering bij de normleeftijd komt gemiddeld uit op 72,1%. Voor 74% van de werknemers waarvoor het uitkeringspercentage bekend is, ligt dit percentage op 70%.

De totaal gemiddelde VUT-premie bedraagt 3,7%. De werknemerspremie is gemiddeld
1,3%. Van de onderzochte CAO's met uitsluitend nog een VUT-regeling (16 CAO's) komt de gemiddelde premie uit op 2,0%. Dit is lager dan voor de CAO's waarin sprake is van een combinatie van VUT en flexibele pensionering. In die groep CAO's bedraagt de gemiddelde VUT-premie 4,1%.

In 2003 zijn in 12 van de 50 nieuwe akkoorden afspraken over vervroegde uittreding gemaakt. In 5 ervan gaat het om afspraken over invoering van flexibele pensionering. In de 7 andere akkoorden zijn de afspraken divers. Het gaat dan bijvoorbeeld om verlaging van de VUT-premie, invoering van deeltijd-VUT en invoering van een werknemerspremie voor de financiering van de pensioenregeling.

VI


Najaarsrapportage CAO-afspraken 2003


1 INLEIDING


In de Najaarsrapportage CAO-afspraken 2003 wordt ingegaan op CAO-afspraken over 6 onderwerpen Het betreft hier de contractloonontwikkeling, laagste loonschalen, flexibele beloning, employability, (re)integratie van arbeidsgehandicapten, en VUT en flexibele pensionering. Met betrekking tot vier onderwerpen wordt een eerste beeld van 2003 geschetst en wordt tevens aandacht besteed aan de ontwikkelingen in 2003. Wat de laagste loonschalen betreft is nog onvoldoende informatie over 2003 bekend, zodat voor dit onderwerp de periode 1999 - 2002 wordt bestreken. Ook voor VUT en flexibele pensionering is nog onvoldoende informatie over 2003 beschikbaar, zodat wordt volstaan met een weergave van de stand van zaken in 2002. Wel komen ook voor dit onderwerp de eerste ontwikkelingen in 2003 aan de orde.

De peildatum voor het onderzoek ligt op 20 augustus. Het aantal akkoorden waarop de rapportage over de verschillende onderwerpen is gebaseerd, is wisselend. De rapportage over de contractloonontwikkeling is gebaseerd op de 89 akkoorden waarvan op die datum de loongegevens over geheel 2003 bekend zijn. Het hoofdstuk over de laagste loonschalen is gebaseerd op de akkoorden waarvan het niveau van die loonschalen in de periode 1998 - 2002 bekend is. Dit zijn er 89. Het onderzoek naar VUT en flexibele pensionering is in het verleden steeds gebaseerd op een steekproef van 132 CAO's. Die lijn is ook nu gevolgd. Voor de andere drie onderwerpen is aangesloten bij de standaardsteekproef van de grootste CAO's. Dat zijn er in 2003 1251. Van deze groep waren er op de peildatum 36 nog niet vernieuwd. Van deze groep is verondersteld dat de afspraken uit het verleden ongewijzigd worden voortgezet.

Hoofdstuk 2 gaat over de contractloonontwikkeling in 2003. Het beeld over 2003 wordt gedifferentieerd door onderscheid te maken tussen akkoorden die vóór 1 januari 2003, en akkoorden die ná 1 januari tot stand zijn gekomen. Vervolgens wordt de contractloonontwikkeling onderverdeeld in een aantal segmenten. Een derde differentiatie heeft betrekking op het onderscheid in contractloonontwikkeling tussen markt-, zorg- en overheidssectoren. De laatste differentiatie vindt ten slotte plaats door de contractloonontwikkeling ook naar economische sector te presenteren.

In hoofdstuk 3 staan de laagste loonschalen in CAO's centraal. In dit kader wordt ingegaan op het niveau van de laagste loonschalen ten opzichte van het Wettelijk Minimumloon in de periode 1999 - 2002. Ook wordt onderscheid gemaakt tussen de reguliere loonschalen, de aanloopschalen en de loonschalen die specifiek voor bepaalde doelgroepen zijn bestemd. Tot slot wordt aandacht besteed aan de jeugdloonschalen in CAO's.


1 In de steekproef zijn begrepen de bedrijfstak-CAO's die van toepassing zijn op 10.000 of meer werknemers en de ondernemings-CAO's die van toepassing zijn op 3.000 of meer werknemers. Dit kan jaarlijks tot een enigszins anders samengestelde steekproef leiden. Wijzigingen in de steekproef kunnen een autonoom effect hebben op het percentage CAO's met afspraken over een bepaald onderwerp. Het percentage werknemers waarvoor dergelijke afspraken gelden, zal door een steekproefwijziging echter niet of nauwelijks veranderen.

---


Najaarsrapportage CAO-afspraken 2003

In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op flexibele beloning. Vijf vormen worden onderscheiden: eenmalige uitkeringen, jaarlijkse gratificaties, 13e maand, winstdeling en prestatiebeloning (met uitzondering van extra periodieken). Onderzocht is in welke mate in CAO's afspraken over deze beloningsvormen voorkomen. Ook is in dit verband gekeken naar verschillen tussen economische sectoren en naar verschillen tussen bedrijfstak- en ondernemings-CAO's.

Hoofdstuk 5 gaat over employability. Bij employability gaat het om instrumenten die een bijdrage kunnen leveren aan het vergroten van de inzetbaarheid van werknemers. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan scholing, scholingsverlof, ontwikkelingsplannen, loopbaanbeleid en motiverend beloningsbeleid. Ingegaan wordt op het in CAO's voorkomen van afspraken met betrekking tot de verschillende instrumenten. Daarbij wordt in dit hoofdstuk ook uitgebreid stilgestaan bij afspraken over doelgroepen en arbeidsmarktgerichte employability-afspraken.

In hoofdstuk 6 komen afspraken in CAO's over integratie en reïntegratie van arbeidsgehandicapten aan de orde. Onderzocht is in welke mate dergelijke afspraken in CAO's voorkomen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen integratiebeleid (gericht op het aantrekken van arbeidsgehandicapte werknemers), reïntegratiebeleid (gericht op het in dienst houden van arbeidsgehandicapte werknemers) en aanpassingsbeleid (gericht op afstemming van de werksituatie op de arbeidsgehandicapte werknemer).

Hoofdstuk 7 ten slotte gaat over vervroegde uittreding. In dit verband wordt gekeken naar VUT en flexibele pensionering. Aangegeven wordt onder meer welke regelingen (vervroegde uittreding op basis van omslagstelsel en flexibele pensionering op basis van kapitaaldekkingsstelsel) in hoeveel CAO's zijn opgenomen en op hoeveel werknemers deze regelingen van toepassing zijn. Ook wordt voor beide soorten regelingen een vergelijking gemaakt ten aanzien van de gemiddelde uittredingsleeftijd en de gemiddelde bruto uitkering.


---


Najaarsrapportage CAO-afspraken 2003


2 DE CONTRACTLOONMUTATIE IN 2003


In dit hoofdstuk wordt op basis van 89 akkoorden (peildatum 20 augustus) een voorlopig beeld van de contractloonmutatie in 2003 gegeven. De akkoorden afgesloten vóór 1 januari 2003 worden vergeleken met de akkoorden die ná 1 januari 2003 zijn afgesloten. Tevens wordt de spreiding van de contractloonmutatie, de gemiddelde contractloonmutatie in de markt-, overheids- en zorgsector én in de economische sectoren in beeld gebracht.


2.1 De stand van zaken in 2003

Van 89 van de 125 akkoorden uit de steekproef zijn de loongegevens over héél 2003 bekend. Deze akkoorden zijn van toepassing op 4,2 miljoen werknemers. Dat is 81% van de werknemers in de steekproef. In onderstaande tabel is de opbouw van de gemiddelde contractloonmutatie opgenomen.

Tabel 2.1 Opbouw gemiddelde contractloonmutatie 2003 in procenten Componenten contractloonmutatie Mutatie
- Prijscompensatie-effect 2 0,1
- Initiële verhoging 2,1
- Mutatie vakantiebijslag 0,0
- Mutatie toeslagen 0,1
- Eenmalige uitkeringen 2003 0,4
- Eenmalige uitkeringen 2002
0,4
-/- ----
- Mutatie eenmalige uitkeringen 0,0 Totale contractloonmutatie op niveaubasis 2,4*
- Overloop uit 2002 1,0
- Overloop naar 2004 0,5
-/- ----
- Overloopeffect 0,5 Totale contractloonmutatie op jaarbasis 2,8*
* Door afrondingsverschillen wijken de totalen af van de som van de componenten.

De totale gemiddelde contractloonmutatie bedraagt op niveaubasis 2,4% en op jaarbasis 2,8%.

In vergelijking met de stand van zaken over héél 20023 ligt de gemiddelde contractloonmutatie in 2003 op niveaubasis 1,1%-punt en op jaarbasis 0,9%-punt lager. In onderstaande tabel is een overzicht gepresenteerd van de ontwikkeling in de laatste jaren. Hiervoor is gebruik gemaakt van al eerder in de Voorjaarsrapportages gepubliceerde, definitieve, cijfers.

2 Het voor de loonontwikkeling relevante definitieve cijfer voor de prijscompensatie bedraagt 1,03% per 1 januari 2003 (referte-periode april 2002/oktober 2002), en 1,3% per 1 juli 2003 (referte-periode oktober 2002/april 2003).

3 Zie de `Voorjaarsrapportage CAO-afspraken 2003'
---


Najaarsrapportage CAO-afspraken 2003

Tabel 2.2 De contractloonmutatie op niveau- en jaarbasis voor de jaren 1997-2003 jaar niveaubasis jaarbasis aantal CAO's werknemerspercentage 1997 2,0 1,8 115 93% 1998 3,1 2,8 116 95% 1999 3,0 2,8 113 90% 2000 3,4 3,3 126 95% 2001 4,3 4,3 111 97% 2002 3,5 3,7 115 96% 2003 2,4 2,8 89 81%

Bedroeg de gemiddelde contractloonmutatie in 2001 op jaarbasis nog 4,3%, in 2002 was deze 0,6%-punt lager. Deze tendens wordt ook in 2003 voortgezet. Uit de voor 2003 beschikbare voorlopige gegevens blijkt dat de gemiddelde contractloonmutatie 0,9%-punt lager ligt dan in 2002.

2.2 Een nadere analyse van de contractloonmutatie in 2003

De contractloonmutatie naar de datum waarop de CAO is afgesloten In deze paragraaf wordt de gemiddelde contractloonmutatie in CAO's met een principeakkoorddatum vóór 1 januari 2003 vergeleken met de contractloonmutatie in CAO's die ná 1 januari zijn afgesloten.

Voor de 37 akkoorden die in 2002 zijn afgesloten (met een expiratiedatum ná 31-12- 2003), is de gemiddelde contractloonmutatie op niveaubasis 2,7%. Op jaarbasis bedraagt de gemiddelde contractloonmutatie 3,2%. Uit onderstaande tabel blijkt dat de gemiddelde contractloonmutatie, voor CAO's die in 2003 tot stand zijn gekomen, zowel op niveau- als op jaarbasis 0,6%-punt lager ligt.

Tabel 2.3 De contractloonmutatie in 2003 naar datum van het principeakkoord Contractlonen Aantal CAO's Werknemers Niveaubasis Jaarbasis % % % Principeakkoord 37 41 2,7 3,2 vóór 1/1/03

Principeakkoord 52 59 2,1 2,6 ná 1/1/03
Totaal/gemiddelde 89 100 2,4 2,8

2.3 De spreiding van de contractloonmutatie

In 2003 loopt de contractloonmutatie op niveaubasis uiteen van 0,0% in onder andere de CAO van Atos Origin tot 6,3% in de CAO voor de gehandicaptenzorg.


---


Najaarsrapportage CAO-afspraken 2003

In onderstaande tabel zijn de 89 CAO's aan de hand van de omvang van de contractloonmutatie op niveaubasis in 10 segmenten ingedeeld. In de laatste kolom worden enkele voorbeelden van in het betreffende segment voorkomende CAO's gegeven.

Tabel 2.4 Spreiding van de contractloonmutatie (CLM) op niveaubasis in 2003 Interval (in %) Aantal Werknemers Voorbeelden CAO's %
CLM = 0,00 4 1 Atos Origin, KPN, detailhandel (VAD) 0,00 CLM
5,00 CLM
* Door afrondingsverschillen is de som niet gelijk aan 100%.

In tweederde van de CAO's met een looptijd over geheel 2003 (61 van de 89 onderzochte CAO's van toepassing op 67% van de werknemers), is een gemiddelde contractloon- mutatie afgesproken lager dan 3,0%. In 24 CAO's (27%) ligt de gemiddelde contractloonmutatie tussen de 3,0 en 4,0%. Deze zijn van toepassing op 28% van de werknemers. In de overige 4 CAO's, van toepassing op 4% van de werknemers, wordt een gemiddelde contractloonmutatie boven de 4,0% aangetroffen.

2.4 Verschillen tussen markt, zorg en overheid en economische sectoren

In deze paragraaf wordt de gemiddelde contractloonmutatie in de marktsector, overheidssector en zorgsector toegelicht. Tevens wordt de gemiddelde contractloonmutatie in de verschillende economische sectoren in beeld gebracht.

Verschillen tussen markt-, overheids- en zorgsector In onderstaande tabel wordt de gemiddelde contractloonmutatie voor de markt, de zorg en de overheid in beeld gebracht. Weergegeven zijn de cijfers op niveaubasis en op jaarbasis. Naast het aantal CAO's wordt ook het aantal werknemers uitgedrukt als percentage van het totaalaantal werknemers in de betreffende sector weergegeven.

Tabel 2.5 De contractloonmutatie op niveau- en jaarbasis in 2003, verdeeld naar sector sector niveaubasis jaarbasis aantal CAO's werknemerspercentage markt 2,3 2,7 69 84% overheid 1,9 2,8 13 97% zorg 3,6 4,0 7 53% totaal 2,4 2,8 89 81%


---


Najaarsrapportage CAO-afspraken 2003

In de marktsector ligt de contractloonmutatie zowel op niveaubasis al op jaarbasis een fractie onder het gemiddelde. Voor de overheidssector geldt dat de contractloonmutatie op niveaubasis een 0,5%-punt onder het gemiddelde ligt. In de zorgsector ligt de contractloonmutatie 1,2%-punt boven het gemiddelde.

Verschillen tussen economische sectoren
De gemiddelde contractloonontwikkeling op niveaubasis varieert van 2,1% in de sectoren industrie en vervoer en communicatie tot 2,8% in de landbouwsector. Het aantal CAO's waarop de contractloonmutatie is gebaseerd varieert, naar werknemersaantallen gemeten, van 71% in de handel en horeca tot 100% in de bouwnijverheid. In onderstaande tabel wordt per sector een overzicht gegeven van de gemiddelde contractloonmutatie op niveau- en op jaarbasis.

Tabel 2.6 De contractloonmutatie op niveaubasis en jaarbasis in 2003, verdeeld naar economische sector
Sector contractloonmutatie aantal werknemers CAO's niveaubasis jaarbasis landbouw 2,8 2,7 3 83% industrie 2,1 2,3 18 87% bouwnijverheid 2,3 2,7 6 100% handel en horeca 2,4 2,9 19 71% transport 2,1 2,0 11 86% zakelijke dienstverlening 2,5 3,0 10 88% overige dienstverlening 2,5 3,2 22 76% gemiddelde/totaal 2,4 2,8 89 81%

De gemiddelde contractloonmutatie op niveaubasis ligt in de landbouw (2,8%), de zakelijke dienstverlening (2,5%) en de overige dienstverlening (2,5%) boven het gemiddelde van 2,4%. In de overige sectoren ligt de gemiddelde contractloonmutatie op of iets onder het gemiddelde.

In de landbouw draagt de CAO voor het hoveniersbedrijf (3,5%) bij aan een bovengemiddelde contractloonmutatie. In de zakelijke dienstverlening dragen onder andere de CAO's voor de beveiligingsorganisaties (4%), de RABO-bank (3,1%) en het schoonmaak- en glazenwasserbedrijf (3,0%) bij aan een bovengemiddelde contract- loonmutatie. In de overige dienstverlening komt de bovengemiddelde contractloon- mutatie voor rekening van onder andere de CAO's voor de gehandicaptenzorg (6,3%) en de academische ziekenhuizen (5,5%)4.

4 Voor een totaaloverzicht van CAO's en bijbehorende contractloonmutatie op niveau- en jaarbasis wordt verwezen naar de bijlage 1.

---


Najaarsrapportage CAO-afspraken 2003

3 DE ONDERKANT VAN HET LOONGEBOUW

3.1 Inleiding

In navolging van de rapportage over de onderkant van het loongebouw in juni 19995 wordt in dit hoofdstuk verslag gedaan van het niveau van het laagste loon voor een 23- jarige werknemer ultimo 2002. Daarnaast wordt de ontwikkeling sinds 1999 in beeld gebracht. Deze niveaucijfers worden uitgesplitst naar economische sector. Tevens wordt aandacht besteed aan de in CAO's opgenomen laagste lonen voor werknemers jonger dan 23 jaar.

3.2 Opzet van de rapportage

In deze rapportage wordt het in de CAO vastgelegde laagste schaalbedrag voor een 23- jarige werknemer gerelateerd aan het wettelijk minimumloon (WML) voor een 23-jarige werknemer6. Hiervoor is gebruik gemaakt van het laagste schaalbedrag van de reguliere schaal dan wel de aanloopschaal. De voor specifieke groepen bedoelde doelgroepenschaal blijft voor de bepaling van het laagste schaalbedrag buiten beschouwing.

Voor jeugdige werknemers is het laagste schaalbedrag langs twee lijnen onderzocht. In de eerste plaats is gekeken naar de schaalbedragen die zijn gekoppeld aan de vakvolwassenleeftijd, die in meer dan de helft van de onderzochte CAO's lager dan 23 jaar is. In de tweede plaats is gekeken naar de schaalbedragen voor jeugdige werknemers van 15 ­ 22 jaar. In beide lijnen zijn de schaalbedragen gerelateerd aan het bij de leeftijd horende wettelijk minimum(jeugd)loon.

Voor de rapportage is gebruik gemaakt van de door de Arbeidsinspectie gehanteerde groep steekproef-CAO's7. Voor 2002 zijn de loongegevens van 89 CAO's beschikbaar. Deze CAO's zijn van toepassing op bijna 3,7 miljoen werknemers. Dit is 72% van het totaalaantal werknemers dat onder de steekproef-CAO's valt.

In onderstaande tabel is voor de afzonderlijke economische sectoren aangegeven hoeveel CAO's in de steekproef zijn opgenomen, op hoeveel CAO's de rapportage over 2002 is gebaseerd en het onder deze CAO's vallend percentage werknemers.

5 Arbeidsinspectie, Voorjaarsrapportage CAO-Afspraken 1999, juni 1999. 6 In bijna de helft van de CAO's is de vakvolwassen leeftijd 23 jaar. Voor de CAO's met een afwijkende vakvolwassen leeftijd wordt als laagste schaalbedrag voor een 23-jarige werknemer het bij de vakvolwassen leeftijd behorende laagste schaalbedrag genomen. Indien het bij die leeftijd behorende loon lager is dan het wettelijk minimumloon voor een 23-jarige wordt het WML als laagste schaalbedrag genomen. Het WML voor een 23-jarige werknemer ligt per 1 juli 2002 op 1231,80 bruto per maand.

7 De groep steekproef-CAO's wordt jaarlijks door de Arbeidsinspectie vastgesteld en kan daarom zowel qua samenstelling als qua omvang variëren.
---


Najaarsrapportage CAO-afspraken 2003

Tabel 3.1: Aantal in de steekproef en de in de rapportage opgenomen CAO's en het onder deze CAO's vallend aantal werknemers, uitgesplitst naar economische sector, 2002 economische sectoren: steekproef- CAO's in werknemerspercentage CAO's rapportage landbouw 4 4 100% industrie 25 21 91% bouwnijverheid 7 6 99% handel en horeca 29 22 68% vervoer en communicatie 17 10 76% zakelijke dienstverlening 17 12 88% overige dienstverlening 26 14 48% totaal 125 89 89%

Met de CAO's die in het onderzoek zijn betrokken kan een goed beeld worden gegeven van (de ontwikkeling) van de laagste lonen. Van 71% van de steekproef-CAO's (89% van de werknemers onder de steekproef-CAO's) zijn loongegevens beschikbaar. Dat betekent dat vooral van kleinere CAO's de gegevens nog ontbreken. Naar economische sector bezien ontbreken vooral van CAO's binnen de sectoren overige dienstverlening en handel en horeca deze gegevens.

3.3 Niveau van de laagste schaalbedragen ultimo 2002

Uitgangspunt voor de analyse van de onderkant van het loongebouw is de beloning van een 23-jarige werknemer die gedurende de normale arbeidsduur in een onderneming reguliere werkzaamheden uitvoert. Het voor deze werknemer geldende laagste schaalbedrag wordt vergeleken met het wettelijk minimumloon voor een 23-jarige werknemer.

De gehanteerde schaalbedragen zijn ontleend aan de reguliere schalen of, voor zover die van toepassing zijn, aan de aanloopschalen.

De in de CAO's opgenomen aanloopschalen bieden de mogelijkheid om nieuwe werknemers, gedurende een van te voren vastgestelde periode, tegen een lager aanvangssalaris in dienst te nemen. Na afloop van deze doorstroomtermijn krijgen deze werknemers het bij hun functie behorende regulier schaalbedrag uitbetaald8.

3.3.1 Niveaucijfers uitgesplitst naar economische sector

In deze paragraaf wordt voor het jaar 2002 het niveau van het laagste loon voor een 23 jarige werknemer ten opzichte van het wettelijk minimumloon voor een 23-jarige werknemer gepresenteerd.

Het beeld voor de in onderstaande tabellen gepresenteerde jaren wordt geschetst op basis van de voor het betreffende jaar actuele steekproef. De vermelde niveaucijfers zijn verkregen door het op basis van werknemersaantallen gewogen gemiddelde te


8 De in de aanloopschalen gehanteerde doorstroomtermijn varieert van 6 tot en met 24 maanden.
---


Najaarsrapportage CAO-afspraken 2003

berekenen van de niveaucijfers in de afzonderlijke CAO's. De resultaten worden uitgesplitst naar economische sector.

Tabel 3.2: Laagste schaalbedragen1 als percentage van het wettelijk minimum loon voor een 23-jarige werknemer, uitgesplitst naar economische sector, 2002