VVD



inbrengen van de heren Van Beek en Luchtenveld bij de Begroting Binnenlandse Zaken

Uitgesproken tekst geldt

Onderwerp: Begroting Binnenlandse Zaken 2004, onderdeel staatsrecht Datum: 8 oktober 2003.
Woordvoerder: Ruud Luchtenveld (VVD)

Het kabinet zal binnen 12 maanden na haar aantreden een wetsvoorstel tot wijziging van het kiesstelsel indienen bij de Raad van State. Doel van de wijziging van het kiesstelsel is het versterken van de band tussen kiezer en gekozene door versterking van het mandaat van de individuele volksvertegenwoordiger. Het Hoofdlijnenakkoord spreekt over het verkiezen van de leden van de Tweede Kamer via ten dele een landelijke lijst en ten dele via (enkelvoudige of meervoudige) districten. Ook andere varianten die het eigen mandaat van volksvertegenwoordigers benadrukken worden daarbij betrokken.

De minister van bestuurlijke vernieuwing zal dit najaar een notitie naar de Kamer zenden. Opvallend is, dat in de Troonrede wordt aangekondigd dat de regering in 2004 een wetsvoorstel voor een nieuw kiesstelsel met districten zal indienen. Zijn de eventuele andere varianten om het individuele mandaat van de gekozene te versterken bij verdere gedachtevorming in de boezem van het kabinet reeds achter de horizon verdwenen? Is de keuze voor een districtenstelsel nu al gemaakt?

De VVD-fractie heeft ingestemd met het Hoofdlijnenakkoord en wil ook actief meedenken over de vraag op welke wijze een wijziging van het kiesstelsel kan bijdragen aan de versterking van de parlementaire democratie en het bestrijden van de crisis in de verhouding tussen overheid en burger. Dat die crisis bestaat, dat er sprake is van schrikbarend afgenomen vertrouwen van de burger in de overheid, wordt door de VVD onderkend en als zorgelijk beoordeeld. Ik verwijs naar de bijdrage van fractievoorzitter Van Aartsen aan het debat over de regeringsverklaring en de Algemene Politieke Beschouwingen.

Maar, voordat de discussie zich toespitst op allerlei modaliteiten van een nieuw kiesstelsel, dient volgens de VVD eerst een samenhangende analyse te worden gegeven van wat er precies mis is met de parlementaire democratie. Recente verkiezingen hebben ongekende fluctuaties in de aanhang van partijen te zien gegeven. De kiezer lijkt makkelijker van voorkeur te wisselen dan in het verleden. De binding van burgers aan politieke partijen lijkt steeds geringer te worden, wat ook blijkt uit daling van het ledental van de meeste politieke partijen in het afgelopen decennium. Maar van welk ziektebeeld zijn dit nu eigenlijk de symptomen? Wat is de analyse van de regering? Pas als we de analyse of zo U wilt de diagnose kennen en kunnen onderschrijven, kunnen we beoordelen welk medicijn of welke combinatie van medicijnen het meest kansrijk zijn om tot het beter functioneren van onze parlementaire democratie te komen. We praten over wijzigingen die bij de verkiezingen in 2007 hun beslag moeten krijgen. De bewijslast ligt bij de minister van bestuurlijke vernieuwing om aannemelijk te maken dat anno 2007 toediening van een enigszins aangepast medicijn van 1966 nog steeds de beste oplossing is.

De kiezer kan bij het uitbrengen van zijn stem natuurlijk verschillende overwegingen hebben.

Wie wordt mijn regionale vertegenwoordiger ("Mijn man of vrouw in Den Haag")? Hoe wil ik de krachtsverhouding tussen partijen in de Tweede Kamer gewijzigd zien? Welke partijen vormen na de verkiezingen een regering? Welke persoon wil ik als minister-president?
De ene overweging kan voor een kiezer veel belangrijker zijn dan een andere. Duidelijk is wel dat het onmogelijk is met één stem op alle vier de vragen tegelijk sturing te geven. Misschien is dat ook wel een verklaring voor veel ontevredenheid achteraf, als de verkiezingen voorbij zijn, een coalitiekabinet is gevormd en de minister-president bekend is.

Met de introductie van een vorm van districtenstelsel wordt het regionale element bij de verkiezingen versterkt. Maar is dat nu van de vier opgeworpen vragen die bij de kiezer een rol kunnen spelen het belangrijkste?

Is nu het hoofddoel van de wijziging van het kiesstelsel sterke regionale binding of alleen maar eens sterkere band tussen kiezer en individuele volksvertegenwoordiger? Zou de kiezer liever precies weten wie uit de regio hem vertegenwoordigt in Den Haag of toch meer geïnteresseerd zijn in het type kabinetsbeleid? Of wie minister-president wordt? Overigens wordt over de versterking van de positie van de minister-president slechts een verslag van de regiegroep wordt aangekondigd. Kan het kabinet een beoogde datum noemen?

Als we de kern van de wenselijk te achten wijziging van het kiesstelsel, voortvloeiend uit het Hoofdlijnenakkoord, vertalen naar de politieke praktijk, dan is het kennelijk de bedoeling dat de kandidaten rechtstreeks veel stemmen op zich weten te verzamelen. Als het behalen van tenminste 25% van de kiesdeler een voorwaarde zou zijn om toe te kunnen treden tot de Tweede Kamer, dan zou deze na 22 januari 2003 slechts uit 27 in plaats van 150 leden hebben bestaan. Er valt dan dus nog een wereld te winnen.

Aan de Kamerverkiezingen van 22 januari jl. namen honderden kandidaten deel, verdeeld over 19 lijsten. Nu het beoogde doel van de wijziging van het kiesstelsel is om kandidaten een duidelijker band met de kiezers te geven, welke instrumenten moeten dan worden ingezet om de kiezer een bewuste keuze te kunnen laten maken uit zoveel kandidaten? En welke middelen staan de regering voor ogen? Het kabinet spreekt in het beleidsprogramma 2003-2007 slechts over voorlichting over de consequenties van het nieuwe kiesstelsel, de uitvoering van het stemproces en de gevolgen voor stemmachines. De VVD vraagt echter een veel bredere en meer principiële beschouwing van het kabinet.

Wat moet er (in de aandacht van de media voor) het werk in de Tweede Kamer en daarbuiten veranderen om het gros van de 150 kamerleden bekend te krijgen bij een breed publiek? Wat moet er anders in de verkiezingscampagnes? Immers, de laatste keren viel eerder een concentratie van media-aandacht op de lijsttrekkers te bespeuren in plaats van aandacht voor een brede groep Kamerkandidaten? Zelfs zittende bewindspersonen kregen in januari jl. relatief weinig aandacht. En voor lijsttrekker Thom de Graaf voelde D66 zich genoodzaakt om een peperdure STER-spot te kopen, omdat die, wegens de selectie door de media bij de meest smaakmakende debatten niet werd uitgenodigd. Moeten individuele kandidaat-Kamerleden veel grotere budgetten inzetten om advertentieruimte en mediaspotjes in te kopen en zich persoonlijk te laten adviseren door professionele marketing- en reclamedeskundigen?

Tot welke hoogte mag sponsoring van personen gaan? En hoe wordt voorkomen dat rijke kandidaten veel meer kans maken dan minder welgestelde?

Moet er naar het oordeel van de regering naast een regeling voor subsidiëring van politieke partijen niet ook een regeling komen voor subsidiëring van kandidaten voor verkiezingen? Bij deze begrotingsbehandeling is natuurlijk dan ook aan de orde of de regering het voornemen heeft financiële middelen in te zetten in de vorm van toekenning van een budget aan kandidaten, zoals de gemeente Leiden deed bij het burgemeestersreferendum?. Zo ja, welke bedragen wil de regering dan gaan ramen? Is de aangekondigde verhoging van de subsidie aan politieke partijen de neus van een kameel?

Is de regering is staat bij fondsvorming door en sponsoring van individuele kandidaten het integriteitsbeleid overeind te houden zonder veel nieuwe bureaucratie, regelgeving en controle in het leven te roepen? Deze vragen zijn overigens ook van belang voor de discussie over de gekozen burgemeester. De VVD wil in ieder geval voorkomen dat met alle goede bedoelingen in de praktijk een nieuw (passief) censuskiesrecht wordt geïntroduceerd.

Ligt aan de suggestie om een deel van de zetels van een partij te laten bezetten door districtskandidaten, de gedachte ten grondslag zou liggen dat er in de afzonderlijke lokale en regionale media veel meer ruimte is om een scala aan kandidaten aan het woord te laten? Ook in de districten zal media-aandacht zich concentreren op een beperkt aantal kandidaten!

Zal het veel gewicht toekennen aan het aantal stemmen dat een kandidaat zelf (dus i.p.v. de lijst) haalt, er niet toe leiden dat de politieke discussie niet zal gaan over programmapunten van de onderscheiden partijen voor de komende vier jaar, maar tussen personen van dezelfde lijst onderling? Nummer 29 van partij A is immers meer "in gevecht" met nummer 26, 27 en 28 van zijn eigen (districtslijst) dan met nummer 18 of 20 van partij B of C. Zal de kiezer echt een warm gevoel krijgen bij alle opgeklopte nuances van de zich in de regio aandienende districtskandidaten?

Vorig jaar heb ik bij de begrotingsbehandeling het verschijnsel lijstverbinding ter discussie gesteld. De VVD kreeg daarvoor noch bij de minister noch bij een kamermeerderheid de handen op elkaar. Maar moeten we hier toch niet opnieuw over discussiëren als we een kiesstelsel introduceren dat beoogt het mandaat van de individuele volksvertegenwoordiger te versterken? Immers, bij het toedelen van een restzetel als gevolg van een lijstverbinding komt een persoon in de Kamer die geen sterk mandaat van een eigen achterban heeft. Wat is hierover de visie van de minister van bestuurlijke vernieuwing?

Met de discussie over een sterker mandaat van de kiezer voor de individueel gekozen volksvertegenwoordiger staat ogenschijnlijk op gespannen voet de oproep van de burgemeesters Vreeman uit Zaandam en Opstelten van Rotterdam om volksvertegenwoordigers die zich niet meer kunnen vinden in de lijn van de groepering waarvoor ze zijn gekozen ook hun zetel in de volksvertegenwoordiging te doen opgeven. Ook de Kamervoorzitter heeft zich hierover recent uitgelaten. Hoe staat de regering hier tegenover in het licht van de beoogde aanpassing van het kiesstelsel?

Samenvattend leven er bij de VVD-fractie dus nog de nodige vragen over de wijze waarop het kiesstelsel moet worden gewijzigd. Terwijl wij de urgentie onderkennen om de democratie te versterken, willen wij wel waarschuwen niet het kind met het badwater weg te gooien.

---- --
Uitgesproken tekst geldt

Onderwerp: Begroting Binnenlandse Zaken 2004
Datum: 8 oktober 2003
Woordvoerder: Willibrord van Beek (VVD)

Gekozen Burgemeester
Het onderwerp dat op dit moment veel aandacht krijgt is het voorstel om de burgemeester op korte termijn te gaan kiezen. Er is niet de tijd om dit onderwerp uitputtend te behandelen en dat past ook niet in de uitgezette procedure. Toch zal ik een aantal opmerkingen maken. De VVD heeft samen met CDA en LPF gekozen voor het systeem van de gekozen burgemeester, in het hoofdlijnenakkoord met D66 heeft deze partij zich daarbij aangesloten. Wij willen dit project dus tot een goed einde brengen.
1. De wijze waarop in het voorstel wordt omgegaan met de zittende burgemeesters is stuitend. Iedereen bij wet ontslaan en een WW-uitkering met een bovenwettelijke aanvulling in het vooruitzicht stellen is onwenselijk.
2. Voor de nieuwe burgemeesters wordt gedacht aan een APPA-regeling omdat het nieuwe ambt veel politieker wordt. Mijn voorstel is om deze regeling reeds te laten ingaan voor de zittende burgemeesters per 1 januari 2006.
3. Het voorstel van het Kabinet wringt omdat er gekozen wordt de grondwet niet te wijzigen. De VVD heeft steeds gezegd dat de grondwet wel gewijzigd moet worden. De nieuwe burgemeester kan geen voorzitter blijven van de gemeenteraad. De gemeenteraad staat omschreven als het hoogste orgaan van de gemeente, maar er wordt niets gezegd over de (gekozen) burgemeester. Er kan wel gestart worden maar om staatsrechtelijke en politieke redenen moet er uitzicht zijn op een aanpassing van de grondwet. In deze periode reeds de eerste lezing.
4. Er moet nog eens goed worden gekeken naar de machtsverhoudingen tussen de burgemeester, het college van B&W en de gemeenteraad. Een burgemeester moet zijn beloften, neergelegd in zijn verkiezingsprogramma, ook daadwerkelijk waar kunnen maken, anders verliezen de burgers zeer snel hun vertrouwen in het nieuwe systeem en dus in de nieuwe burgemeester. Alleen maar formateur van het college is te mager.

WGR-plus
Als vervanging van de Kaderwet is het kabinet voornemens om de WGR uit te breiden ten behoeve van een meer verplichtende samenwerking rond de steden. De regering gaat ervan uit dat de zeven kaderwetgebieden worden omgezet in een WGR-plus regio. Ook andere steden met hun randgemeenten kunnen echter opteren om zo'n regio te worden. Om te voorkomen dat de regiovorming met dit wetsontwerp weer uit de hand loopt wil ik strenge criteria voor nieuwe regio's. Ten opzichte van het VVD-verkiezingsprogramma gaat het kabinet minder ver dan de VVD als het gaat om de regio's Amsterdam en Rotterdam. De regering gaat echter verder dan de VVD door de WGR-plus regio open te stellen voor andere dan de kaderwetregio's. Voor de VVD is het van belang dat er geen rechtstreekse geldstromen komen van het Rijk naar de WGR-plus regio. Er moet duidelijk sprake zijn en blijven van een bestuurlijke organisatie van drie lagen met een enkele hulpstructuur. WGR-plus blijft dus wat ons betreft verlengd lokaal bestuur. Duidelijk moet ook zijn dat gemeentelijke samenwerking op basis van de WGR of de WGR-plus geen alternatief is voor herindeling. Gemeenten moeten samenwerking realiseren op basis van sterkte en zeker niet van zwakte. Voor 1 januari 2005 moet de wetgeving zijn gerealiseerd en zal de Kaderwet definitief worden ingetrokken.

Gedeeltelijke afschaffing OZB
Het voornemen van de regering om in 2005 een gedeelte van de OZB af te schaffen heeft natuurlijk onze steun. Het zou echter goed zijn als de regering in de loop van het komende jaar een discussie zou willen starten over die aspecten die moeten worden aangepast. De VVD zou in dat kader ook gaarne een discussie starten over de wet WOZ. De wet WOZ moet eenvoudiger, eenduidiger, en simpeler.

Grotestedenbeleid
Vooral de deregulering van dit beleid zal worden belicht. Op dit moment zijn er te veel geldstromen met te veel voorschriften en te veel los van elkaar staande controles. Het verminderen van de bureaucratie binnen het Grotestedenbeleid heeft prioriteit. Het bundelen van specifieke uitkeringen tot een brede doeluitkering en het eventueel overhevelen van uitkeringen naar het gemeente- of provinciefonds heeft de voorkeur van de VVD. De VVD gaat voor een integraal Grotestedenbeleid en dat vraagt een forse ontbureaucratise- ring.

Bestuurlijke boetes
Bij de grotere gemeenten wordt al lang gewacht op de mogelijkheden om bestuurlijke boetes te gaan opleggen en te innen. De VVD is geïnteresseerd in de opvattingen van het kabinet. Wat zijn de voornemens.

Vut plannen kabinet
Het Kabinet is voornemens plannen te realiseren waarin het minder aantrekkelijk wordt om vervroegd met werken te stoppen. Het is niet duidelijk hoe de minister van BZK, als grote werkgever, over dit onderwerp denkt. Wat zijn de consequenties voor de FPU regelingen. De vraag is of de minister daar al duidelijkheid over kan geven.

---- --