Ministerie van Buitenlandse Zaken


- Aan de Voorzitter van de

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

DEN HAAG


- Directie Integratie Europa

Bezuidenhoutseweg 67

2594 AC Den Haag


Datum


- 8 oktober 2003

Auteur


- M.Th. Crucq


Kenmerk


- DIE-575/03

Telefoon


- 070 348 48 76


Blad


- 1/36

Fax


- 070 348 40 86


Bijlage(n)


- 16

E-mail


- die-in@minbuza.nl


Betreft


- Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen

C.c.


---

---

Zeer geachte Voorzitter,

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij zestien fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):


1. Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap en Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn


2. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité: eenvoudige en papierloze procedures voor de douanediensten en de marktdeelnemers;


3. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité over de rol van de douane in het geïntegreerde beheer van de buitengrenzen


4. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (CDW).


5. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement. Wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (FLEGT). Voorstel voor een EU-actieplan


6. Initiatief van de Italiaanse Republiek voor een richtlijn van de Raad betreffende bijstand bij doorgeleiding over land in het kader van verwijderingsmaatregelen van de lidstaten ten aanzien van onderdanen van derde landen


7. Initiatief van de Italiaanse Republiek voor een besluit van de Raad inzake het organiseren van gezamenlijke vluchten voor de collectieve verwijdering van illegale onderdanen van derde landen van het grondgebied van twee of meer lidstaten.


8. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Versterking van de wettelijke accountantscontrole in de EU


9. Voorstel voor een richtlijn inzake verontreiniging vanaf schepen en invoering van sancties, inclusief strafrechtelijke sancties, voor milieumisdrijven


10. Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen.


11. Voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Protocol van 1998 inzake persistente organische verontreinigende stoffen bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand


12. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende persistente organische verontreinigende stoffen en tot wijziging van de richtlijnen 79/117/EEG en 96/59/EG


13. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende oneerlijke "business-to-consumer"-handelspraktijken op de interne markt en tot wijziging van de richtlijnen 84/450/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG (richtlijn oneerlijke handelspraktijken)


14. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken


15. Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 90/435/EEG betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten.


16. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de sociale-zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden die zich binnen de Gemeenschap verplaatsten, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 ter harmonisatie van de rechten en vereenvoudiging van de procedures

De Staatssecretaris voor Europese Zaken

Atzo Nicolaï

Fiche 1: Verordening dumping

Titel:

Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap en Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn


Datum Raadsdocument: 1 juli 2003

Nr Raadsdocument: 11035/03

Nr. Commissiedocument: COM(2003)380 def

Eerstverantwoordelijk ministerie: EZ i.o.m. BZ, FIN

Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroep Handelsvraagstukken; Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Dumping - (en subsidiëring) wordt beschouwd als een unfaire handelspraktijk. De bestaande Raadsverordeningen nrs 384/96 en 2026/97 bevatten voor de EG regels die bepalen in welke gevallen en op welke wijze daartegen kan worden opgetreden. Beide verordeningen zijn een implementatie van de WTO-verdragen inzake antidumping en -subsidie.

Het onderhavige voorstel beoogt een wijziging van de besluitvorming binnen de EG over het al dan niet nemen van definitieve antidumpingmaatregelen. Momenteel worden besluiten tot het instellen van definitieve antidumpingmaatregelen, op voorstel van de Commissie, door de Raad genomen met een gewone meerderheid van stemmen. Acht van de vijftien lid-staten moeten vóór het voorstel stemmen; een stemonthouding werkt feitelijk als een tegenstem. Dit kan leiden tot een situatie waarin een voorstel van de Commissie niet door de Raad wordt goedgekeurd, omdat het vereiste quorum niet is bereikt, hoewel het aantal lidstaten dat vóór het voorstel stemt groter is dan het aantal lidstaten dat uitdrukkelijk tegen het voorstel stemt. Mede uit onvrede hierover stelt de Commissie nu voor de besluitvorming zodanig te wijzigen dat de Commissie i.p.v. de Raad de definitieve antidumpingmaatregelen en compenserende maatregelen vaststelt als in het Raadgevend Antidumping Comité daartegen geen bezwaar wordt gemaakt. Stemonthoudingen werken dan feitelijk niet meer als tegenstem. Indien in het Comité bezwaar wordt gemaakt, wordt het voorstel voor definitieve maatregelen bij de Raad ingediend die binnen een maand met gewone meerderheid een andersluidend besluit kan nemen. In deze situatie fungeert de Raad dus als beroepsinstantie. Deze procedure zou ook moeten worden gevolgd bij de herziening en de schorsing van bestaande maatregelen en bij het nemen van maatregelen om de absorptie en ontduiking van bestaande antidumpingmaatregelen en compenserende maatregelen tegen te gaan. Volgens de Commissie wordt met deze voorgestelde wijziging de transparantie en de doelmatigheid van dit handelsdefensieve instrument gediend.

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 133 EG-verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:

Raad: gekwalificeerde meerderheid; EP: geen rol (exclusieve bevoegdheid EG)

Instelling nieuw Comitologie-comité:

Met het onderhavige voorstel wordt de bevoegdheid om definitieve antidumping- en antisubsidiemaatregelen te nemen, overgedragen van de Raad naar de Commissie. De Commissie stelt, na raadpleging, een definitieve antidumping/subsidiemaatregel vast, mits daartegen in het Raadgevend Comité geen bezwaar wordt gemaakt. In alle andere gevallen legt de Commissie haar voorstel voor een definitieve maatregel voor aan de Raad die binnen een maand met een gewone meerderheid een andersluidend besluit kan nemen. Bij het ontbreken daarvan wordt de voorgestelde maatregel geacht door de Commissie te zijn goedgekeurd.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

N.v.t.; het betreft een exclusieve bevoegdheid van de EG.

Consequenties voor de EU-begroting:

Het is niet uitgesloten dat als gevolg van het onderhavige voorstel de door de lidstaten aan 'Brussel' af te dragen antidumping/subsidieheffingen in het kader van de eigen middelen zullen toenemen.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Het is niet uitgesloten dat als gevolg van het onderhavige voorstel het aantal door de EG in te stellen antidumping/subsidieheffingen zal toenemen.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

De verordening treedt in werking op de 7e dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland met zijn open economie stelt zich in het algemeen kritisch op ten aanzien van de toepassing van het antidumpinginstrument. Alleen in gevallen waar schadelijke of strategische dumping overtuigend is aangetoond, zijn volgens Nederland antidumpingmaatregelen gerechtvaardigd. Om het oneigenlijk gebruik van dit handelsdefensieve instrument tegen te gaan, hecht Nederland dan ook sterk aan het vergroten van de transparantie bij de toepassing ervan en zet zij zich ook in voor aanscherping van de WTO-disciplines ter zake in de lopende onderhandelingen over het anti-dumpingverdrag in de Doha-ronde.

Fiche 2: Mededeling vereenvoudiging procedures douane

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité: eenvoudige en papierloze procedures voor de douanediensten en de marktdeelnemers;


Datum Raadsdocument: 28 juli 2003

Nr Raadsdocument: 11837/03

Nr Commissiedocument: COM(2003)452 def.

5) Eerstverantwoordelijk ministerie: FIN i.o.m. EZ, VROM, LNV, VWS, DEF, V&W

Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroep Douane-unie; Raadswerkgroep Douanesamenwerking; Raad Concurrentie-vermogen

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De Commissie biedt in pakket de mededelingen over eenvoudige en papierloze procedures voor de douanediensten en de marktdeelnemers en de rol van de douane in het geïntegreerde beheer van de buitengrenzen plus een voorstel voor een verordeningswijziging voor vaststelling van het communautair douanewetboek (CDW) aan de Raad aan. Over ieder deel van het pakket is een apart BNC-fiche opgesteld.

Deze mededeling over eenvoudige en papierloze procedures voor de douanediensten en de marktdeelnemers sluit aan op de resolutie van de Raad inzake de vereenvoudiging van de douaneprocedures- , de eerdere mededeling van de Commissie betreffende een strategie voor de douane-unie- en de daarmee verband houdende resolutie van de Raad.- . Zij komt tegemoet aan het verzoek van de Raad om een actieprogramma voor de vereenvoudiging en de rationalisering van de douanevoorschriften en procedures en tot invoering van doeltreffende, op informatietechnologie, risicoanalyse en geavanceerde auditsystemen gebaseerde werkmethoden. Tevens beoogt zij de doelstellingen van e-Europa- te bevorderen en de initiatieven ter verbetering van de regelgeving- op douanegebied te implementeren. Tenslotte houdt zij rekening met de verschuiving van taken van de douanekantoren, van fiscale en handelspolitieke controles naar veiligheidscontroles, zowel aan de grenzen als in het binnenland. Terwijl de uitbreiding van de Gemeenschap een vermindering van de controles zal betekenen.

De Commissie verzoekt de Raad en het Europees Parlement de volgende strategische doelstellingen te onderschrijven:


- de douaneprocedures worden volledig herzien en ingrijpend vereenvoudigd ten einde de toepassing van moderne technieken, met inbegrip van het extensieve gebruik van IT- en risico-analyse, mogelijk te maken;


- de douanewerkzaamheden worden zodanig georganiseerd dat de handelaren de schaalvoordelen van de interne markt kunnen benutten, ongeacht de plaats waar een douaneprocedure begint en eindigt;


- de douane moet ervoor zorgen dat de interne markt naar behoren functioneert en dat geen handelsbelemmeringen, met inbegrip van digitale, worden ingevoerd of gehandhaafd;


- de douanecontroles worden op alle plaatsen aan de buitengrenzen van de EU met dezelfde intensiteit en betrouwbaarheid verricht, in het bijzonder wanneer de bescherming van onze maatschappij en de veiligheid daarvan in het geding zijn. Dergelijke controles vinden gewoonlijk plaats aan de hand van pre-arrival en pre-departure informatie, terwijl de andere controles normaliter op basis van periodieke aangiften en controles in de bedrijfsruimten van de betrokken handelaar worden verricht. Dit vereist een gemeenschappelijk risicomanagement;


- de douane-IT-systemen van de lidstaten bieden handelaren overal dezelfde mogelijkheden en zijn volledig compatibel, en afgestemd op de taak van de Europese douane-unie in het hart van de interne markt.-

In deze mededeling worden de Raad en het Europees Parlement om politieke steun voor dit project verzocht en worden de grote lijnen en de belangrijkste fasen toegelicht van de gezamenlijke actie die de Commissie, de lidstaten (huidige en toekomstige) en de marktdeelnemers zullen moeten ondernemen om de nieuwe vereenvoudigde papierloze procedures te verwezenlijken.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t.(mededeling)

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t. (mededeling)

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t. (mededeling)

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: positief (exclusieve bevoegdheid van de EG)

Proportionaliteit: positief, voorzover de voorstellen voor acties betrekking hebben op het in het kader van de traditionele rol van de douane bij goederencontroles ontwikkelen van gemeenschappelijke kwalitatieve normen voor douanecontroles en de interoperabiliteit van IT-systemen om gegevensuitwisseling tussen douanediensten te vergemakkelijken; twijfelachtig, bij de uitwerking van het in de mededeling genoemde beginsel, dat de samenwerking tussen enerzijds de douanediensten en andere diensten of agentschappen en de marktdeelnemers anderzijds, plaatsvindt via slechts één enkel aanspreekpunt, voorzover de voorstellen voor acties samenwerking tussen nationale diensten beogen. Samenwerking tussen nationale diensten kan, gezien de verschillen in bevoegdheden van deze diensten binnen de lidstaten en de diverse lokale omstandigheden, het beste nationaal worden geregeld.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

De effecten van de mededeling laten zich nog niet kwantificeren. Op het punt van de financiële onderbouwing zal Nederland om opheldering vragen. Totdat de gevolgen voor de Rijksbegroting duidelijk zijn zal op dit punt bij een voorbehoud worden gemaakt bij de mededeling (zie ook 13 a). De mededeling over vereenvoudiging en automatisering van douaneformaliteiten levert in samenhang met de mededeling over het geïntegreerde beheer van de buitengrenzen mogelijkerwijs de volgende effecten op:


- verlaging van de opbrengst van perceptiekosten (25% van de geïnde douanerechten die aan de Gemeenschap moeten worden afgedragen), doordat de vrijmaking van de goederen (en de betaling van de verschuldigde rechten bij invoer) wordt verschoven naar het land van vestiging van de importeur;


- een relatieve verschuiving van de aangiftedruk naar de importeur en daaraan gerelateerde vermindering van de rol van de expediteur:


- eventueel intensivering van de controledruk op grote punten van uitgang uit de EU bij aansturing controles vanuit andere lidstaten.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland heeft als belangrijk knooppunt van het grensoverschrijdende goederenverkeer belang bij een zo efficiënt mogelijke afwikkeling van douaneformaliteiten met waarborging van een adequaat niveau van rechtshandhaving en toezicht. Vereenvoudiging van douaneprocedures en automatisering van douaneformaliteiten leveren een bijdrage aan een efficiënter en effectiever douanetoezicht zonder dat dit leidt tot een lastenverzwaring voor het bedrijfsleven (hoewel er in veel gevallen een initiële investering noodzakelijk is om de geautomatiseerde systemen aan te passen, deze investering verdient zich echter terug). De automatisering van douaneformaliteiten heeft als neveneffect een verdere standaardisering en uniformering van de eisen die EU-breed aan het bedrijfsleven worden gesteld in het kader van het grensoverschrijdende goederenverkeer. Dit levert een bijdrage aan administratieve lastenvermindering voor het bedrijfsleven. Nederland staat derhalve positief tegenover de door de Commissie in deze mededeling beschreven strategische doelstellingen (zie onder 'achtergrond').


- Fiche 3: Mededeling rol douane buitengrenzen

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité over de rol van de douane in het geïntegreerde beheer van de buitengrenzen


Datum Raadsdocument: 28 juli 2003

Nr Raadsdocument: 11837/03

Nr. Commissiedocument: COM(2003)452 def.

Eerstverantwoordelijk ministerie: FIN i.o.m. EZ, JUST, VROM, LNV, VWS, BZ, DEF,

V&W, SZW

Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroep Douane-unie; Raadswerkgroep Douanesamenwerking; Raad Concurrentie-vermogen

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De Commissie biedt in pakket de mededelingen over eenvoudige en papierloze procedures voor de douanediensten en de marktdeelnemers en de rol van de douane in het geïntegreerde beheer van de buitengrenzen plus een voorstel voor een verordeningswijziging voor vaststelling van het communautair douanewetboek (CDW) aan de Raad aan. Over ieder deel van het pakket is een apart BNC-fiche opgesteld.

Deze mededeling over de rol van de douane in het geïntegreerde beheer van de buitengrenzen is een vervolg op de mededeling van de Commissie van mei 2002 "Naar een geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie"- .

Zij bouwt tevens voort op de mededeling van de Commissie van februari 2001 betreffende een strategie voor de douane-unie- en de daarop betrekking hebbende resolutie van de Raad van juni 2001.- De Commissie wil de strategie voor de douane-unie zó ombuigen en verruimen dat meer rekening wordt gehouden met de toenemende veiligheidszorgen. De douanediensten zijn in de eerste plaats verantwoordelijk voor goederencontrole. In de nieuwe context die wordt gekenmerkt door de opkomst van nieuwe bedreigingen, moeten de douanediensten volgens de Commissie een belangrijke rol worden toebedacht in de strijd tegen de bedreigingen die besloten kunnen liggen in de goederen die de grenzen van de Gemeenschap overschrijden. Of het nu gaat om illegale handel in goederen, gevaren voor de gezondheid en het milieu dan wel terrorisme, de Gemeenschap moet zich toerusten om de veiligheid en de zekerheid van haar burgers te waarborgen, aldus de Commissie.

In deze mededeling wordt voorgesteld het beheer van de douanecontroles te rationaliseren. Er wordt gekozen voor een gemeenschappelijke aanpak van de aan goederen verbonden risico's, die in nauwe samenwerking met alle betrokken diensten in een gemeenschappelijke structuur en een gemeenschappelijk kader is vastgelegd. Er wordt voorgesteld prioriteiten bij douanecontroles te bundelen, een communautair risicobeheersysteem in te stellen en de noodzakelijke systemen en uitrusting in kaart te brengen, met als doel de douanediensten en de andere diensten die belast zijn met het beheer van de goederenstromen aan de buitengrens, de middelen te verschaffen om gezamenlijk alle mogelijke gevaren voor de veiligheid en de zekerheid in de Gemeenschap te bestrijden.

Er wordt geconcludeerd dat de grensbewaking, die in de eerste plaats is belast met de personen­controles, en de douane, die is belast met de goederencontroles, een gemeenschappelijk doel nastreven: de burgers een hoog niveau van bescherming bieden in een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Gezien het complementaire karakter van en de sterke samenhang tussen hun taken moet de synergie tussen deze diensten worden vergroot door te bouwen op de sterke punten van elk van hen en te voorzien in de mechanismen voor een sterkere en doeltreffende samenwerking.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. (mededeling)

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t. (mededeling)

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t. (mededeling)

Subsidiariteit en proportionaliteit:

N.v.t., betreft een mededeling. Echter bij uitwerking van de voorstellen geldt het volgende.

Subsidiariteit: positief (exclusieve bevoegdheid van de Unie); voorzover het de uitbreiding van douanetaken tot gebieden van veiligheid, milieu, gezondheid betreft: twijfelachtig. In dit geval is op z'n hoogst sprake van een gedeelde bevoegdheid van de Gemeenschap.

Proportionaliteit: twijfelachtig, bij de uitwerking van de in de mededeling genoemde gemeenschappelijk benadering van de risico's aan de buitengrens in een gemeenschappelijk, gerationaliseerd, geïnformatiseerd en alomvattend kader, voorzover de voorstellen voor acties samenwerking tussen nationale diensten beogen en de introductie van een gemeenschappelijke instantie van buitengrensdeskundigen welke als hoofd van het gemeenschappelijk beleid voor het beheer van de buitengrenzen zou functioneren. Samenwerking tussen nationale diensten kan, gezien de verschillen in bevoegdheden van deze diensten binnen de lidstaten en de diverse lokale omstandigheden, het beste nationaal worden geregeld. De introductie van een gemeenschappelijke instantie van buitengrensdeskundigen laat de bevoegdheden van de nationale diensten voor wat betreft beleidsmaatregelen inzake personeel en voorzieningen onverlet, en kan derhalve hoogstens een coördinerende rol vervullen, geen sturende.

Consequenties voor de EU-begroting:

Geen directe gevolgen uit de mededeling. Op termijn zal gevolg geven aan de voorstellen vervat in de mededeling wel leiden tot een andere organisatie van de grenscontrole, die tot extra kosten voor de EU-begroting zal leiden. Het is echter moeilijk aan te geven, hoe deze extra kosten zich verhouden tot de besparingen die voor de handelaren in de voorstellen zijn vervat.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

De effecten van voorstellen die voortvloeien uit deze Mededeling laten zich nog niet kwantificeren. Op het punt van de financiële onderbouwing zal Nederland om opheldering vragen. Totdat de gevolgen voor de Rijksbegroting duidelijk zijn zal op dit punt een voorbehoud worden gemaakt (zie ook onder Nederlandse belangen). De Mededeling over integratie van het beheer van buitengrenscontroles levert in samenhang met de Mededeling over eenvoudige en papierloze procedures voor de douanediensten en de marktdeelnemers mogelijkerwijs de volgende effecten op:


- verlaging van de opbrengst van perceptiekosten (25% van de geïnde douanerechten die aan de Gemeenschap moeten worden afgedragen), doordat de vrijmaking van de goederen (en de betaling van de verschuldigde rechten bij invoer) wordt verschoven naar het land van vestiging van de importeur;


- een relatieve verschuiving van de aangiftedruk naar de importeur en daaraan gerelateerde vermindering van de rol van de expediteur:


- eventueel intensivering van de controledruk op grote punten van uitgang uit de EU bij aansturing controles vanuit andere lidstaten

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Het belang van Nederland is gediend met aan de buitengrens zo efficiënt en effectief mogelijk georganiseerde controles, zonder dat het bonafide bedrijfsleven onnodig wordt gehinderd. Tevens past deze mededeling in de mondiale ontwikkelingen welke het noodzakelijk maken veiligheidsaspecten beter in de douaneprocedures te integreren en oplossingen te vinden die het beveiligingsaspect en de vereenvoudiging van het handelsverkeer met elkaar verenigen. Deze mededeling is voorwaardenscheppend voor de oplossingen die de Gemeenschap en de lidstaten met elkaar zullen moeten uitwerken. Met de hoofdlijn, het kiezen voor een gemeenschappelijke aanpak van de aan goederen verbonden risico's in nauwe samenwerking met alle betrokken diensten bij het grensoverschrijdende goederenverkeer, kan Nederland instemmen. Ten aanzien van de uitwerking van deze hoofdlijn dienen enkele kanttekeningen worden geplaatst. Er wordt in de mededeling op gebieden die tot de gedeelde bevoegdheden van de Gemeenschap behoren (veiligheid, milieu, volksgezondheid) in alle gevallen gekozen voor een communautaire aanpak. Het meest pregnante voorbeeld hiervan is het voorstel voor een gemeenschappelijke instantie van buitengrensdeskundigen, bestaande uit de leidinggevenden van alle met veiligheid van de buitengrenzen belaste diensten, welke een sturende en concipiërende rol moet gaan vervullen. Hoewel er onmiskenbare voordelen verbonden zijn aan het centraliseren van het risicobeheer met betrekking tot controles aan de buitengrenzen, dreigt het gevaar dat hierdoor onvoldoende rekening kan worden gehouden met specifieke lokale omstandigheden en nationale prioriteiten op eerdergenoemde gebieden. De vraag is of een meer nationale aanpak waarbij de bij de buitengrenscontroles betrokken diensten nauwer gaan samenwerken (o.a. via de zogenaamde één-loket gedachte) niet veel effectiever is, omdat via een nationale aanpak beter rekening kan worden gehouden met de specifieke bevoegdheden van de nationale diensten, de nationale prioriteiten op gebied van veiligheid, milieu en volksgezondheid, en de lokale omstandigheden. In de mededeling stelt de Commissie tevens voor het bestaande wetgevingskader op het gebied van veiligheid en de rol van de douane daarin uit te breiden. Het is nog onduidelijk wat de reikwijdte van dit voorstel inhoudt. Ook hier is sprake van een gedeelde bevoegdheid, waarbij Nederland het standpunt huldigt dat de bevoegdheid van de lidstaten om de bevoegdheden van de nationale diensten af te bakenen in beginsel gehandhaafd moet blijven op grond van reeds genoemde beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit.

Nederland onderkent dat er nieuwe behoeften op het terrein van douane zijn ontstaan. Daarbij is Nederland van mening dat voor eventuele extra uitgaven in het kader van het Europees beleid op het gebied van douane slechts communautaire middelen gevonden kunnen worden door besparingen elders binnen het beleid van de Europese Unie. Uitgangspunt daarbij is dat de financiële perspectieven gerespecteerd dienen te worden. Daar waar het de geïntegreerde benadering van het buitengrensbeheer (douane, personenverkeer, etc) betreft meent Nederland, dat de lidstaten zelf primair verantwoordelijk zijn voor het beheer en bewaking van de grenzen met onderkenning van het Europees belang. Voordat de financieringsvraag aan de orde komt, dienen eerst de vorm en inhoud van de gemeenschappelijke geïntegreerde buitengrensbewaking bekeken te worden.

Fiche 4: Verordening communautair douanewetboek (CDW)

Titel:

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (CDW).


Datum Raadsdocument: 28 juli 2003

Nr Raadsdocument: 11837/03

Nr. Commissiedocument: COM(2003)452 def.

Eerstverantwoordelijk ministerie: FIN i.o.m. EZ, VROM, LNV, VWS, BZ, DEF, V&W

Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroep Douane-unie; Raadswerkgroep Douanesamenwerking Raad Concurrentie-vermogen

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De Commissie biedt in pakket de Mededelingen over eenvoudige en papierloze procedures voor de douanediensten en de marktdeelnemers en de rol van de douane in het geïntegreerde beheer van de buitengrenzen plus een voorstel voor een verordeningswijziging voor vaststelling van het communautair douanewetboek (CDW) aan de Raad aan. Over ieder deel van het pakket is een apart BNC-fiche opgesteld.

Het voorstel omvat wijzigingen van een aantal artikelen van het communautair douanewetboek teneinde:


· te verduidelijken onder welke omstandigheden informatie die door ondernemers aan de douane werd verstrekt, mag worden meegedeeld aan andere autoriteiten in dezelfde lidstaat, in andere lidstaten, aan de Commissie, of aan autoriteiten in derde landen;


· een EU-kader voor risicobeheer te creëren ter ondersteuning van een gemeenschappelijke benadering, zodat de prioriteitenstelling effectief en de middelenallocatie efficiënt gebeuren, teneinde een juist evenwicht te handhaven tussen douanecontroles enerzijds en facilitering van de legale handel anderzijds. Een dergelijk kader moet ook in gemeenschappelijke criteria en geharmoniseerde verplichtingen voor toegelaten ondernemers voorzien en garanderen dat dergelijke criteria en verplichtingen op geharmoniseerde wijze worden toegepast;


· op risicoanalyse gebaseerde informatie over import- en exportgoederen onderling te kunnen delen tussen de bevoegde diensten van de lidstaten en de Commissie en ook met derde landen indien een internationale overeenkomst daarin voorziet;


· de aanlevering van pre-arrival of pre-departure informatie verplicht te stellen voor alle goederen die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen of verlaten, behalve voor goederen die over zee of door de lucht worden vervoerd zonder dat er in dit douanegebied een tussenstop wordt gemaakt. Dergelijke informatie moet beschikbaar zijn voordat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen of verlaten.

Rechtsbasis van het voorstel: artikelen 26, 95, 133 en 135 EG-verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Co-decisie.

Instelling nieuw Comitologie-comité: geen

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: positief; het betreft een exclusieve bevoegdheid van de EG.

Proportionaliteit: positief; het betreft slechts een beperkte wijziging van het communautair douanewetboek.

Consequenties voor de EU-begroting:

ca. M¤ 2 per jaar tot en met 2006 (projectkosten IT).

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:


- aanpassing automatisering bij douane (o.a. Sagitta Binnenbrengen);


- vermindering administratieve lasten bij bedrijfsleven door de overgang van papieren naar elektronische aangifte, voor wat betreft pre-arrival, berekend op M¤ 3 ;


- de financiële effecten voor de administratieve lasten van het bedrijfsleven van pre-departure zijn nog niet bekend. De bedrijven zullen in de toekomst eerder, in elektronische vorm, een douaneaangifte moeten doen (in beginsel 24 uur voor de goederen bij het douanekantoor van uitvoer worden aangebracht, dit is in veel gevallen niet het douanekantoor van uitgang waar de goederen het douanegebied fysiek verlaten). Indien het bedrijf op dat tijdstip nog over niet alle voor een douaneaangifte benodigde gegevens beschikt moet op eerdergenoemd tijdstip eerst een summiere aangifte (eveneens elektronisch) worden ingediend, gevolgd door een (elektronische) douaneaangifte. Momenteel is slechts een douaneaangifte vereist. In geval van vereenvoudigde regelingen, met name de procedure waarbij de aangifte door middel van inschrijving in de administratie van het bedrijf wordt gedaan (de domiciliëringsprocedure), dient minimaal een actieve vooraanmelding op eerdergenoemd tijdstip te geschieden (onder de huidige wetgeving kan worden volstaan met een passieve melding). Deze elementen zullen voor het bedrijfsleven een verzwaring betekenen. In hoeverre besparingen als gevolg van een eventueel snellere afhandeling van de goederen deze nadelige effecten kunnen mitigeren is nog niet bekend.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

In het Douanebesluit (4 maart 1996, Stb 166) en de Douaneregeling (10 mei 1996, nr WD 96/402, Stcrt 1996, 94) moeten enkele bepalingen tekstueel worden aangepast om rekening te houden met het voorstel tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2913/92. Het betreft hier met name verwijzingen naar artikelen in de huidige Verordening (EEG) nr. 2913/92 welke als gevolg van het wijzigingsvoorstel worden aangepast dan wel vervallen. In het bijzonder verwijzingen naar artikel 43 van de huidige Verordening (EEG) nr. 2913/92, dit artikel komt te vervallen). In het Douanebesluit zijn dit met name de artikelen 1, 4, 5, 11. In de Douaneregeling de artikelen 11, 12, 13.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

Inwerkingtreding: op de zevende dag volgend op de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. De systemen voor elektronische aangifte en de geautomatiseerde ondersteunende systemen voor de tenuitvoerlegging van het risicobeheer moeten bedrijfsklaar zijn en de uitvoeringsbepalingen voor deze verordening moeten zijn vastgesteld twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening. Wat Nederland betreft is de termijn van twee jaar haalbaar. Of deze termijn EU-breed gehaald kan worden is echter twijfelachtig.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

In hoofdlijnen akkoord.


- Enkele kanttekeningen bij de afbakening van het begrip "douanecontrole" in artikel 4 punt 14 van het CDW (artikel 1 lid 1 van het voorstel). Het aanwijzen van diensten belast met de uitvoering en het regelen van de bevoegdheden van deze diensten blijft een nationale aangelegenheid. Het is onduidelijk of de Commissie in artikel 4 punt 14 een uitbreiding van de bevoegdheden van de douane beoogt dan wel een nadere precisering ervan die de bevoegdheden van andere nationale diensten onverlet laat. Inzet van Nederland is erop gericht ten aanzien van dit punt duidelijkheid te verkrijgen.


- In artikel 1 punt 3 van het voorstel wordt de mogelijkheid geboden om tot het zgn. single window concept te komen( controle in het land van uitvoer en geen nieuwe controle in het land van invoer). Er zal dan uitwisseling van gegevens met de douanediensten van een derde land moeten plaatsvinden. Het is echter onduidelijk hoever de gegevensverstrekking als bedoeld in punt 4 (art. 15 CDW) gaat. Er kunnen tussen landen uiteenlopende systemen van gegevensbescherming bestaan. Binnen de Gemeenschap is op dit punt van belang het bepaalde in Richtlijn nr. 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 november 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, alsmede de bepalingen in Verordening (EG) nr. 515/97 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften en ten slotte de DIS-Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied. Deze lijken voor wat betreft de gegevensuitwisseling binnen de Gemeenschap op zich voldoende waarborgen te bieden.

Fiche 5: Mededeling actieplan bosbouw (FLEGT)

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement. Wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (FLEGT). Voorstel voor een EU-actieplan


Datum Raadsdocument: 02 juni 2003

Nr Raadsdocument: 9944/03

Nr. Commissiedocument: COM(2003)251 def

Eerstverantwoordelijk ministerie: LNV i.o.m. BZ, VROM, EZ, JUST

Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroep Bosbouw en Raadswerkgroep Ontwikkeling. Het is nog onduidelijk voor welke Raad het actieplan geagendeerd zal worden.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Achtergrond

Onder de naam "Forest Law Enforcement, Governance and Trade" (FLEGT) zijn sinds 2001 een aantal regionale processen gestart die zich bezig houden met het probleem van de handel in illegaal hout en hout producten. Het probleem werd eerst onderkend op de G8-top in Okinawa in 2000 hetgeen leidde tot een ministeriële conferentie op Bali in september 2001. In februari 2002 heeft de Europese Commissie besloten over te gaan tot het ontwikkelen van een EU-actieplan op het gebied van FLEGT. Dit actieplan ligt nu als mededeling voor.

Scoop van het actieplan:

Het FLEGT-actieplan kiest als invalshoek het tegengaan van economische misdrijven met betrekking tot de handel in hout en het voorkomen van de daaruit voortkomende marktverstoringen. Het gaat hierbij om de bestrijding van de illegale houtkap en houthandel, belastingenontduiking en corruptie in de bosbouw sector. Daarmee beoogt het actieplan twee belangrijke problemen aan te pakken:


1) het feit dat producentenlanden inkomsten uit belastingen mislopen door de handel in illegaal hout, en


2) het risico dat illegaal en daardoor goedkoper hout aantoonbaar het duurzaam geproduceerde hout uit de markt drukt. Het gaat hierbij niet alleen om de producenten van tropisch hout, maar bijvoorbeeld ook om producten uit landen als Rusland. Het plan richt zich in de eerste plaats op de handel in ruw hout.

Relatie met duurzaam bosbeheer:

Duurzaam geproduceerd hout (voorzien van het certificaat duurzaam bosbeheer) is per definitie legaal gekapt. Hoewel het tegengaan van de handel in illegaal hout een belangrijke bijdrage kan leveren aan een duurzaam beheer van bossen en het behoud van biodiversiteit, legt het actieplan geen directe relatie tussen het FLEGT-proces en duurzaam bosbeheer. Het gaat in het huidige actieplan dus niet om de wijze waarop hout gewonnen wordt maar alleen om de vraag of dit legaal gedaan is. Voor Nederland is de koppeling tussen legaliteit en duurzaamheid wel een punt van inzet. Immers, als de legaliteitsstandaard van producentenlanden afdwingbare richtsnoeren voor het productieproces omvat, kan FLEGT ook een instrument voor aantoonbaar duurzaam bosbeheer zijn.

Aanpak:

De voorgestelde aanpak richt zich in de eerste plaats op het opzetten van een Voluntary Licensing Scheme en de daaraan gekoppelde verificatiesystemen waarmee zowel producentenlanden als de EU zich ervan kunnen verzekeren dat het verhandelde hout rechtmatig is verkregen. Daartoe wordt te verschepen hout voorzien van een exportvergunning op basis waarvan het op de Europese markt toegelaten wordt. Hout uit FLEGT-producentenlanden zonder exportvergunning wordt geweerd. Voor het monitoren van hout dat onder het Voluntary Licensing Systeem geëxporteerd wordt zou het Chain of Custody systeem van de FSC een voorbeeld kunnen zijn. EU wetgeving die het importeren van illegaal verkregen hout verbiedt moet nog ontwikkeld worden. Voorstel is om de ontwikkeling van het Voluntary Licensing Scheme neer te leggen in een verordening waarmee FLEGT bindend zou worden voor alle EU-lidstaten. Deze aanpak wordt ondersteund door een aantal andere maatregelen waaronder het ondersteunen van houtproducerende landen bij beleidshervormingen in de bossector, het ontwikkelen van een groen EU-aanbestedingenhandboek, het stimuleren van participatie door de particuliere sector en financiële instellingen, het tegengaan van het witwassen van de winsten uit de illegale houthandel, de uitbreiding van het aantal boomsoorten dat onder CITES valt en het weren van hout uit oorlogsgebied.

Strategie:

Een specifiek economische invalshoek lijkt gekozen omdat


1) veel producentenlanden zich meer zorgen maken over het verlies aan inkomsten door de handel in illegaal hout dan om de wijze waarop hun bossen beheerd worden, en


2) het aan de landen zelf is om vast te stellen wat (il)legaal is, daarmee voorkomend dat FLEGT (nu al) als een inmenging in binnenlandse aangelegenheden gezien wordt.

WTO kaders:

De gekozen benadering lijkt op het eerste gezicht WTO-neutraal omdat het om een bilaterale/plurilaterale overeenkomst tussen de FLEGT-producentenlanden en de EU gaat. Daarnaast is het bestrijden van smokkelwaar toegestaan binnen de WTO-regels. Vraag is echter of de EU onder de huidige WTO regels vergelijkbaar hout uit niet-FLEGT producentenlanden kan weigeren. De mededeling blijft hier vaag over en zegt verder onderzoek toe.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. (mededeling)

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t. (mededeling)

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t. (mededeling)

Subsidiariteit en proportionaliteit:

De mededeling bevat het voorstel om een handelsinstrument te gebruiken teneinde daarmee internationale economische delicten en milieu-overtredingen aan te pakken. Daarbij is het van belang dat de EU als handelsblok optreedt. Deze redenering volgend stelt de Commissie in haar mededeling een verordening voor op basis van art 133. Dit zou betekenen dat één en ander een volledige bevoegdheid van de Commissie wordt waarvan de uitkomst door de lidstaten overgenomen moet worden. Op dit moment is door Nederland nog geen positie bepaald ten aanzien van de voorgestelde rechtsgrondslag.

Gezien 1) de complexiteit van het voorgesteld actieplan, 2) de onduidelijkheid over de mogelijke rechtsbasis van dit actieplan en 3) het feit dat de exacte aard van het vergunningenstelsel nog niet duidelijk is, is het moeilijk op dit moment de subsidiariteits- en proportionaliteitstoets uit te voeren.

Consequenties voor de EU-begroting:

De door de Commissie gemaakte kosten voor de ontwikkeling van het voorgestelde actieplan zullen tot 2006 gedekt worden uit de Budgetlijn Tropische Bossen (B7-6200).

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

De mededeling zelf heeft geen directe financiële implicaties. Echter, indien operationeel kan het voorgestelde vergunningensysteem financiële en personele consequenties hebben voor uitvoerende diensten zoals de douane. Eén en ander heeft mogelijk ook administratieve consequenties voor de Nederlandse houthandel en zal mogelijk leiden tot iets hogere prijzen voor de consument. Navraag bij de Vereniging van Nederlandse Houthandelaren leert dat de kosten van reeds bestaande controlesystemen zoals het FSC Chain of Custody systeem in de orde van ca. ¤ 1 per m3 liggen. De handhavingskosten komen ten laste van de begroting van de betrokken departementen en uitvoerende diensten.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): N.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: N.v.t.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland acht het bestrijden van de handel in illegaal hout een belangrijke bijdrage aan het verduurzamen van het internationale bosbeheer. Zo is Nederland één van de grootste donoren op het gebied van bescherming van tropische bossen en wordt er nationaal een beoordelingsrichtsnoer voor duurzaam geproduceerd hout opgesteld. Nederland staat dus in principe positief tegenover dit voorstel. Nederland heeft echter wel nog enige vragen over de financiële implicaties van e.e.a. en zal de Commissie om opheldering op dit punt vragen. De definitieve Nederlandse standpuntbepaling zal mede op basis van die informatie worden bepaald.

Fiche 6: Richtlijn bijstand bij doorgeleiding onderdanen derde landen over land

Titel:

Initiatief van de Italiaanse Republiek voor een richtlijn van de Raad betreffende bijstand bij doorgeleiding over land in het kader van verwijderingsmaatregelen van de lidstaten ten aanzien van onderdanen van derde landen


Datum Raadsdocument: 3 juli 2003

Nr Raadsdocument: 10909/03

Nr. Commissiedocument: n.v.t. (Lidstaatinitiatief)

Eerstverantwoordelijk ministerie: JUST i.o.m. BZ, DEF, FIN

Behandelingstraject in Brussel:

Werkgroep Migratie-verwijdering, Strategisch Comité voor immigratie, grenzen en asiel, JBZ-Raad.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het voorstel behelst de totstandkoming van maatregelen ter ondersteuning van begeleide verwijderingen over land door de bevoegde autoriteiten van de transitstaat in de Europese Unie. Uitgangspunt hierbij is dat, voordat wordt overgegaan tot verwijderingen over land, wordt nagegaan of gebruik gemaakt kan worden van rechtstreekse verwijderingen via de lucht of zee. Het voorstel beoogt daartoe een gemeenschappelijke procedure vast te stellen. Zo wordt geregeld in welke gevallen om doorgeleiding kan worden verzocht en op welke gronden een verzoek kan worden geweigerd. Het voorstel bevat voorts bepalingen met betrekking tot de ondersteuning van de doorgeleiding door de aangezochte staat, een bepaling over de bevoegdheden van de begeleiders, regelingen voor het geval de betreffende (transit)verwijdering in het geheel geen doorgang kan vinden, alsmede procedurelevoorschriften en een regeling voor de verrekening van kosten.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 63, sub 3, onder b, EG-verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:

Raad: eenparigheid cfm art 67 lid 1 EG-verdrag; EP: advies

Instelling nieuw Comitologie-comité:

art 5 lid 1 Richtlijn voorstel t.b.v. van vaststelling formulieren

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Positief. Beoogd wordt de procedure voor verwijdering over land via transitstaten binnen de Europese Unie te uniformeren. Het ondersteunen van doorgeleidingen over land draagt bij aan de verwezenlijking van het gemeenschappelijke doel om illegaal verblijvende personen te repatriëren. Reeds uit de aard van de materie, de tenuitvoerlegging van verwijderingsmaatregelen via andere doorreisstaten, volgt dat de met het voorstel beoogde doel slechts gemeenschappelijk verwezenlijkt kan worden.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Het is aannemelijk dat, gesteld dat het voorstel wordt aangenomen, na implementatie daarvan het aantal verzoeken voor ondersteuning bij doorgeleiding over land (en dus de kosten) niet sterk zullen toenemen. Dit gezien de ligging van Nederland. Wel is het waarschijnlijk dat Nederland meer verzoeken tot ondersteuning bij doorgeleiding bij andere lidstaten zal indienen. Gezien het feit dat de aangezochte staat de verleende ondersteuning bij transit in rekening kan brengen bij de verzoekende staat brengt dat kosten met zich mee voor de verzoekende staat. Die kosten kan Nederland deels ook zelf beïnvloeden door ­ zo mogelijk ­ een zekere terughoudendheid te betrachten bij het indienen van een verzoek tot ondersteuning bij transit. Bovendien kan transit over land, mits met een relatief nabije bestemming, een goedkoop alternatief zijn voor een transitverwijdering door de lucht. Wel zal transit over land een groter beslag leggen op de capaciteit van de KMAR, immers zij zal een dergelijke verwijdering moeten begeleiden. In de regel zal dit langer duren dan een transitverwijdering door de lucht. Het kostenvoordeel van transit over land tegenover het extra beslag op de capaciteit van de KMAR dat transit over land met zich kan brengen, vormt het kader waarbinnen van geval tot geval zal moeten worden afgewogen of transit over land een aantrekkelijk alternatief is.

Vooralsnog kan ervan worden uitgegaan dat de uitvoering van werkzaamheden die voortvloeien uit dit voorstel budgettair neutraal kunnen plaatsvinden. Hierbij geldt dat de Kmar een mogelijke uitbreiding alleen kan doorvoeren binnen de eigen begroting door middel van het door het gezag (laten) stellen van posterioriteiten binnen de taken van de Kmar die onder de verantwoordelijkheid van het beleidsverantwoordelijke departement (Justitie) liggen.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

Nog niet voorgesteld

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland heeft belang bij de ontwikkeling van een Europees terugkeerbeleid. Zowel als sluitstuk van de bestrijding van illegale immigratie als ook preventief in verband met de signaalwerking die daarvan uitgaat. In het kader van een effectieve bestrijding van de illegale immigratie is het voor Nederland van belang dat er, ook ten aanzien van de terugkeer van personen die zich illegaal op het grondgebied van de Europese Gemeenschap bevinden, wordt samengewerkt tussen de uitvoerende diensten en dat wet- en regelgeving wordt ontwikkeld. Met de ontwikkeling van deze richtlijn wordt een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van een Europees terugkeerbeleid. Met de richtlijn wordt Nederland meer mogelijkheid geboden tot verwijdering van illegaal verblijvende vreemdelingen. Het aantal gevallen dat Nederland diensten zal moeten verlenen ten behoeve van andere landen blijft daarentegen naar verwachting beperkt.

Wel moet zeker worden gesteld dat dit instrument niet tevens tot een gecombineerde transit (land én lucht) leidt. Dat wil zeggen dat primair aanvoer over land plaatsvindt naar de dichtstbijzijnde luchthaven (bijv. Schiphol) vanwaar het land verlaten wordt richting derde land. Dat zou gezien de positie van Nederland en die van Schiphol daarin als transitluchthaven bij uitstek het Nederlandse belang kunnen schaden.

Fiche 7: Besluit collectieve verwijdering illegale onderdanen

Titel:

Initiatief van de Italiaanse Republiek voor een besluit van de Raad inzake het organiseren van gezamenlijke vluchten voor de collectieve verwijdering van illegale onderdanen van derde landen van het grondgebied van twee of meer lidstaten.


Datum Raadsdocument: 3 juli 2003

Nr Raadsdocument: 10910/03

Nr. Commissiedocument: n.v.t. (Lidstaatinitiatief)

Eerstverantwoordelijk ministerie: JUST i.o.m. BZ, DEF, FIN

Behandelingstraject in Brussel:

Werkgroep Migratie-verwijdering, Strategisch Comité voor immigratie, grenzen en asiel, JBZ-Raad.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het voorstel ziet op de mogelijkheid tot het organiseren van groepsgewijze verwijderingen door twee of meer lidstaten van de Unie. Er worden maatregelen voorgesteld betreffende de aanwijzing, taken en bevoegdheden van de nationale autoriteiten die belast worden met de organisatie van de groepsgewijze vluchten, de aanwijzing van het begeleidend personeel en de aan luchtvaartmaatschappijen te stellen eisen

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 63, sub 3, onder b, EG-verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:

Raad: eenparigheid cfm art 67 lid 1 EG-verdrag; EP: advies

Instelling nieuw Comitologie-comité: geen

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Positief. Met het voorstel wordt beoogd om twee of meer lidstaten groepsgewijze verwijderingen te laten organiseren. Het voorstel draagt bij aan de verwezenlijking van het gemeenschappelijke doel om illegaal verblijvende personen te repatriëren. Reeds uit de aard van de materie, de tenuitvoerlegging van verwijderingsmaatregelen via groepsgewijze vluchten, volgt dat de doelstelling slechts gemeenschappelijk verwezenlijkt kan worden.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Geen. De groepsgewijze verwijderingen met behulp van overheidsvluchten zullen worden meegenomen.in de reeds voorgenomen nationale inspanningen op het terrein van terugkeer.

Vooralsnog kan ervan worden uitgegaan dat de uitvoering van werkzaamheden die voortvloeien uit dit voorstel budgettair neutraal kunnen plaatsvinden. Hierbij geldt dat de Kmar een mogelijke uitbreiding alleen kan doorvoeren binnen de eigen begroting door middel van het door het gezag (laten) stellen van posterioriteiten binnen de taken van de Kmar die onder de verantwoordelijkheid van het beleidsverantwoordelijke departement (Justitie) liggen.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

Nog niet voorgesteld

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland heeft belang bij de ontwikkeling van een Europees terugkeerbeleid. Zowel als sluitstuk van de bestrijding van illegale immigratie als ook preventief in verband met de signaalwerking die daarvan uitgaat. In het kader van een effectieve bestrijding van de illegale immigratie is het voor Nederland van belang dat er, ook ten aanzien van de terugkeer van personen die zich illegaal op het grondgebied van de Europese Gemeenschap bevinden, wordt samengewerkt tussen de uitvoerende diensten van de lidstaten en dat daartoe wet- en regelgeving wordt ontwikkeld. Met de ontwikkeling van dit raadsbesluit wordt een bijdrage geleverd aan de verwezenlijking van het gemeenschappelijke doel om illegaal verblijvende personen te repatriëren. Nederland heeft reeds in zijn reactie op het Groenboek van de Commissie over een communautair terugkeerbeleid aangegeven voorstander te zijn van een verbetering van de operationele samenwerking tussen de lidstaten onder meer door het organiseren van groepsgewijze verwijderingen van illegaal op het grondgebied van de Europese Gemeenschap verblijvende personen.

Fiche 8: Mededeling accountantscontrole

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Versterking van de wettelijke accountantscontrole in de EU


Datum Raadsdocument: . 21 mei 2003

Nr Raadsdocument: . 10739/03

Nr Commissiedocument: COM(2003/286 def

Eerstverantwoordelijk ministerie: FIN i.o.m. JUST, EZ

Behandelingstraject in Brussel: Accountantscomité; Contactcomité

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Door de verschillende financiële affaires is onrust ontstaan op de internationale financiële markten. In verschillende landen is naar aanleiding hiervan besloten om (versneld) over te gaan tot het stellen van verscherpte wettelijke eisen bij het uitvoeren van een controle-opdracht door accountants. Een bekend voorbeeld hiervan is de snelle invoering van de Sarbanes-Oxley Act in de Verenigde Staten. Vanwege de beoogde extraterritoriale werking van deze wet is een uitgebreide dialoog ontstaan tussen de VS enerzijds en onder andere de EU anderzijds. De EU (en andere) zijn voorstander van wederzijdse erkenning van toezichtsystemen in tegenstelling tot grensoverschrijdend toezicht door de Amerikaanse toezichthouder. Sluitstuk in deze discussie lijkt een voldoende mate van onafhankelijkheid van de toezichthouder in de verschillende landen.

Daarenboven was op Europees niveau reeds voor alle ontstane commotie een traject van aanpassing van regelgeving in werking gezet. In dat kader heeft de commissie in de afgelopen jaren verschillende aanbevelingen op het gebied van accountants opgesteld. Thans blijken de aanbevelingen onvoldoende harmonisatie te bewerkstelligen. Met het oog op een uniforme kapitaalmarkt is dit wel na te streven. Daarom is een meer bindende vorm van regelgeving op het terrein van de uitvoering van wettelijke controles wenselijk.

Het voorstel van de Commissie behelst dan ook om de 8e Richtlijn Vennootschapsrecht, die dateert uit 1984, te moderniseren. De huidige 8e Richtlijn heeft slechts betrekking op de opleidingseisen van een accountant. Daarnaast is door de jaren heen ter aanvulling een aantal aanbevelingen opgesteld.

Het voorstel van de Commissie heeft tot doel om de 8e Richtlijn het karakter van een raamwet te geven, waarin de belangrijkste principes van alle relevante aspecten, die betrekking hebben op het uitvoeren van een controleopdracht door een accountant, zullen worden opgenomen. Gegeven de huidige status van de voorstellen dient nadrukkelijk onderkend te worden dat het geheel nog openstaat voor discussie en er derhalve nog wijzigingen van allerlei soort en aard doorgevoerd kunnen worden. Het huidige voorstel behelst bijvoorbeeld dat de belangrijkste principes uit de 50 pagina's tellende aanbeveling over onafhankelijkheid in de richtlijn opgenomen zullen worden; de verdere uitwerking, zoals omschreven in de aanbeveling, blijft onverminderd van toepassing. Door het opnemen van de principes in de richtlijn krijgt de aanbeveling indirect echter een hoger bindend karakter. Naast het opnemen van de belangrijkste principes uit de aanbevelingen zal nog een aantal nieuwe aspecten, die nog niet in aanbevelingen zijn uitgewerkt, aan de richtlijn worden toegevoegd. Dit betreft voornamelijk de eis van een onafhankelijke toezichthouder bij de uitvoering van alle wettelijke controles. Aan deze eis van een onafhankelijke toezichthouder zullen nog verdere principes met betrekking tot de vormgeving worden gekoppeld. Deze hebben betrekking op de reikwijdte, transparantie en bekostiging van het toezicht en de samenstelling, taken en bevoegdheden van de toezichthouder.

Een andere korte termijn-prioriteit schuilt in het verplicht stellen van de International Standards on Auditing (IAS) als norm bij het uitvoeren van een controle. Prioriteiten op de middellange termijn zijn onder andere om te bezien hoe een link gelegd kan worden met corporate governance en welke aanscherpingen nodig zijn bij bestaande systemen van disciplinering in het accountantsberoep.

Om dit alles op een goede manier uit te kunnen werken doet de Commissie het voorstel om een extra comité in te stellen, het Audit Regulatory Committee ­bestaande uit alleen de lidstaten­ om de hoofdlijnen uit te werken. Het bestaande Committee on Auditing zou een nieuwe naam moeten krijgen, Audit Advisory Committee ­met inbreng van de beroepsgroep­ om te onderstrepen dat dit comité een adviserende rol heeft.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. (mededeling)

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t. (mededeling)

Instelling nieuw Comitologie-comité:

V.w.b. de mededeling: geen. Het richtlijnvoorstel omvat het instellen van een extra Audit Regulatory Committee. Het bestaande Committee on Auditing, met inbreng van de beroepsgroep, zou een andere naam moeten krijgen, Audit Advisory Committee, om te onderstrepen dat dit comité een adviserende rol heeft.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Positief. Gegeven het internationale karakter van de kapitaalmarkten en de markt voor accountantsdiensten is regelgeving op Europees niveau met betrekking tot accountants zeer goed verdedigbaar. Van belang is hier verder dat voor erkenning van het EU-brede toezichtsysteem door de VS ­ gegeven de bij 8a beschreven dialoog ­ vooral een onafhankelijke toezichthouder in de verschillende landen essentieel is. Daarnaast blijken de bestaande aanbevelingen onvoldoende harmonisatie te bewerkstelligen. Het voorstel behelst het creëren van een 'raamwet', waarin naast de nieuwe eis van een onafhankelijke toezichthouder op nationaal niveau de principes van eerder overeengekomen aanbevelingen worden opgenomen. Hieraan wordt een aantal elementen toegevoegd waardoor het geheel aan gestelde normen gecomplementeerd wordt. Zonder een dergelijke 'opwaardering' van de regelgeving is niet uitgesloten dat de VS over zal gaan tot het opleggen van eisen aan accountants(organisaties) in de EU. Dit omdat een 'soft law approach' onvoldoende comfort zou bieden.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Het voorstel zal naar verwachting niet leiden tot extra administratieve lasten. Momenteel is op nationaal (Nederlands) niveau een wetsvoorstel met betrekking tot onafhankelijk toezicht op accountants in ontwikkeling dat op hoofdlijnen overeenkomt met de ideeën van de Commissie, zoals gepresenteerd in dit voorstel. Eventuele extra administratieve lasten zullen dan ook al uit het genoemde wetsvoorstel voortvloeien. Naar verwachting zal deze administratieve lastenverzwaring relatief beperkt zijn.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

Het in de mededeling vervatte richtlijnvoorstel zal naar verwachting niet leiden tot nadere implementatie in nationale regelgeving. Momenteel wordt op nationaal niveau een wetsvoorstel uitgewerkt met een vergelijkbare strekking als de gemoderniseerde 8e Richtlijn waarschijnlijk zal krijgen door het Commissievoorstel.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

Nog geen concrete voorstellen. Beoogd is om een eerste concept van een gemoderniseerde 8e Richtlijn ter bespreking voor te leggen tijdens de eerstvolgende vergadering van het Committee on Auditing in november 2003.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland is gebaat bij een breed hersteld vertrouwen in de financiële markten. Om het vertrouwen in de financiële markten op nationaal niveau te herstellen, is een wetsvoorstel met betrekking tot toezicht op en de borging van de onafhankelijkheid, deskundigheid en herkenbaarheid van accountants(organisaties) in ontwikkeling. Een bredere, vergelijkbare Europese benadering draagt bij aan het brede herstel van het vertrouwen in de financiële markten. De beoogde modernisering van de 8e Richtlijn moet dan ook als positief worden ervaren, zeker omdat de voorlopige voorstellen van de Commissie met betrekking tot de modernisering van de 8e Richtlijn grotendeels overeenkomen met de hoofdlijnen van het in ontwikkeling zijnde wetsvoorstel met betrekking tot toezicht op accountants.

Fiche 9: Richtlijn sancties milieumisdrijven (verontreiniging door schepen)

Titel

Voorstel voor een richtlijn inzake verontreiniging vanaf schepen en invoering van sancties, inclusief strafrechtelijke sancties, voor milieumisdrijven -


Datum Raadsdocument: 11 maart 2003

Nr Raadsdocument: 7312/03

Nr Commissiedocument: COM(2003)92 def.

Eerstverantwoordelijk ministerie: V&W in nauw overleg met JUST, VROM,

i.o.m. LNV, BZ, DEF

Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroep Vervoer; Transportraad

(Behandeling van het voorstel werd onder Grieks voorzitterschap gestaakt, Italiaans voorzitterschap is in juli jl. met een aangepast voorstel gekomen waarin derde pijler-elementen zijn verwijderd. In het licht van onzekerheid over voortzetting van behandeling en vorm van nieuw voorstel is formulering van het BNC-fiche aangehouden).

De Commissie heeft inmiddels een voorstel voor een kaderbesluit bij bovengenoemd voorstel gepresenteerd (COM 2003)227 def. Hiervoor zal apart BNC-fiche worden opgesteld.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het oorspronkelijke voorstel van de Commissie neemt in de eerste plaats de geldende internationale lozingsvoorschriften ter voorkoming van verontreiniging van het mariene milieu door schepen op in gemeenschapsrecht en voorziet in nadere regels voor de handhaving, ook bij overtredingen begaan op volle zee. In de tweede plaats bepaalt dit voorstel dat overtredingen van lozingsregels strafbare delicten zijn en het geeft richtsnoeren voor de op te leggen straffen. Hoewel de lidstaten deze strenge normen op mondiaal niveau zijn overeengekomen, is de naleving van de eisen volgens de Commissie voor verbetering vatbaar. Dit richtlijnvoorstel moet daarom meer dan voorheen in een afschrikkende en preventieve werking voorzien voor een keten van daarvoor verantwoordelijke personen die invloed kunnen uitoefenen voor het al dan niet opzettelijk lozen van schadelijke stoffen vanaf schepen.

In het aangepaste voorstel van het Italiaanse voorzitterschap dat in juli jl. verscheen zijn alle rechtstreekse verwijzingen naar het strafrecht zoals te vinden in het oorspronkelijke voorstel verwijderd en wordt voorgesteld deze verwijzingen in een apart kaderbesluit onder te brengen. Ook zonder de verwijzingen naar het strafrecht kan dit voorstel gezien worden als een extra instrument om naleving van eisen en regels ­ ook door de lidstaten ­ te verbeteren.

Rechtsbasis van het voorstel: art. 80 (2) EG

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:

Raad: gekwalificeerde meerderheid; EP: co-decisie (art. 251 EG-verdrag)

Instelling nieuw Comitologie-comité:

Het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS, opgericht bij Vo. 2099/2002) zal aanpassing van richtlijn aan de wijzigingen van MARPOL Verdrag 73/78 verzorgen, type procedure: regelgevend.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: positief gezien het transnationale karakter van de verontreiniging vanaf schepen

Proportionaliteit: positief voor wat betreft het gewijzigde voorstel waaruit verwijzingen naar strafrecht zijn verwijderd: een instrument in het kader van de EU ter uitvoering van de verplichtingen onder Marpol en andere internationale zeeverdragen vergroot en versterkt de effectieve uitvoering en handhaving van deze internationale verplichtingen.

(NB. twijfelachtig voor wat betreft het oorspronkelijke voorstel waarin strafrechtelijke sancties worden voorgesteld.).

Consequenties voor de EU-begroting: Geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Op basis van het MARPOL verdrag voert NL in voldoende mate de vereiste controletaken uit. Het voorstel brengt extra financiële, personele en administratieve verplichtingen voor de Inspectie van V&W met zich mee. De extra financiële verplichtingen zullen binnen de begroting van V&W worden opgevangen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

Op grond van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen (Wvvs) in samenhang met de Wet op de economische delicten zijn de door de richtlijn bedoelde lozingen al strafbaar voor zover begaan in de territoriale zee. Een wetsvoorstel tot uitbreiding van de rechtsmacht in de Wvvs tot overtredingen begaan in de exclusieve economische zone en de volle zee (beide voorzover dat op grond van het VN-Zeerechtverdrag is toegestaan) is deze zomer bij de Tweede Kamer ingediend. Het voorstel om ook lozingen die het gevolg zijn van beschadigingen van het schip of de scheepsuitrusting (ook voor buitenlandse schepen) strafbaar te stellen, vereist in ieder geval aanpassing van twee algemene maatregelen van bestuur en een wijziging van de Wvvs.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

Voorgestelde termijn van 6 maanden voor de uitvoering van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen is te kort, Nederland is voorstander van een termijn van tenminste 18 maanden

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland heeft als kust-, haven- en vlaggenstaat nadrukkelijk een belang bij effectieve en uniforme uitvoering en handhaving van maatregelen op het gebied van de bevordering van de maritieme veiligheid en op het gebied van de bescherming van het mariene milieu.

Fiche 10: Besluit verdrag persistente organische verontreinigende stoffen (POPs)

Titel: Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen.


Datum Raadsdocument: 25 juni 2003

Nr Raadsdocument: 10866/03

Nr Commissiedocument: COM(2003)331 def

Eerstverantwoordelijk ministerie: VROM i.o.m. V&W, LNV, VWS, BZ/OS, IPO

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep milieu; Milieuraad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het verdrag van Stockholm werd aangenomen en voor ondertekening opengesteld tijdens een conferentie van gevolmachtigden in Stockholm in mei 2001. De Gemeenschap en al haar lidstaten hebben het verdrag op 22 mei 2001 ondertekend. Met dit voorstel voor een Besluit van de Raad wil de Commissie ratificatie van het verdrag door de Europese Gemeenschap bewerkstelligen (tot nu toe hebben 35 landen, waarvan 6 EU-lidstaten waaronder Nederland, het verdrag geratificeerd). Bij 50 ratificaties zal het verdrag in werking treden.

Het verdrag beoogt de gezondheid van de mens en het milieu te beschermen tegen persistente organische verontreinigende stoffen. Op basis van het voorzorgsbeginsel biedt het verdrag een kader voor de beëindiging van productie, gebruik, invoer en uitvoer van aanvankelijk twaalf prioritaire persistente organische verontreinigende stoffen, de veilige hantering en verwijdering daarvan alsook de beëindiging of vermindering van onopzettelijke lozingen van bepaalde persistente organische verontreinigende stoffen. Voorts bevat het verdrag regels voor de toevoeging van bijkomende persistente organische verontreinigende stoffen aan de lijst van stoffen waarop het verdrag van toepassing is.

In het voorstel van de Commissie wordt in Artikel 2 voorgesteld dat voorstellen tot wijziging van de Bijlagen A, B en C van het verdrag slechts ingediend kunnen worden door de Commissie, namens de Gemeenschap en de lidstaten, nadat er op voorstel van de Commissie met een gekwalificeerde meerderheid een besluit van de Raad is vastgesteld.

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 95, lid 1, en artikel 175, lid 1, juncto artikel 300 EG-verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad: gekwalificeerde meerderheid, EP: co-decisie

Instelling nieuw Comitologie-comité: geen

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Twijfelachtig: dat ratificatie van het Verdrag door de EG plaatsvindt is positief. Negatief t.a.v. het voorstel om alleen gezamenlijke voorstellen door de Europese Commissie in te laten dienen. In het Verdrag is vastgelegd dat elke partij voorstellen kan doen voor wijzigingen van het verdrag.

Het indienen van voorstellen heeft nog geen consequenties. Uiteindelijke besluitvorming over dergelijke voorstellen vindt plaats bij algehele consensus. Er is dus voldoende mogelijkheid voor Europese Commissie en lidstaten om invloed op de besluitvorming uit te oefenen.Daarom is het voorstel om alleen gezamenlijke voorstellen door de Europese Commissie in te laten dienen (zie Artikel 2) niet juist omdat hiermee het recht van indiening van voorstellen voor wijziging van het verdrag door individuele lidstaten, in hun capaciteit als verdragspartij, ongedaan wordt gemaakt.

Consequenties voor de EU-begroting: M¤ 0,1 per jaar aan administratieve kosten.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

M¤ 0,1 ten laste van de begroting van beleidsverantwoordelijk departement.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland is belangrijk trekker geweest van het Verdrag van Stockholm en heeft dit ook onmiddellijk na de totstandbrenging ervan ondertekend en geratificeerd. Nederland kan instemmen met ratificatie van de Europese Gemeenschap van het verdrag. Nederland is echter van mening dat Lidstaten afzonderlijk amenderingsvoorstellen op het Verdrag moeten kunnen indienen.

Fiche 11: Besluit verdrag persistente organische verontreinigende stoffen (over lange afstand)

Titel:

Voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Protocol van 1998 inzake persistente organische verontreinigende stoffen bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand.


Datum Raadsdocument: 3 juli 2003

Nr Raadsdocument: 11136/03

Nr. Commissiedocument: COM(2003) 332 def

Eerstverantwoordelijk ministerie: VROM i.o.m. V&W, LNV, VWS, IPO

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep milieu, Milieuraad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

In het kader van de UNECE Conventie voor grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (CLRTAP) is in 1998 het Protocol voor persistente organische verontreinigende stoffen (in engels afgekort POP) getekend door 35 landen en de Europese Gemeenschap. Recentelijk heeft Frankrijk het POP-protocol geratificeerd waardoor nu 16 landen het protocol hebben geratificeerd en het in oktober 2003 in werking zal treden; in totaal hebben nu 8 EU-lidstaten waaronder Nederland het protocol geratificeerd. Met dit voorstel voor een Besluit van de Raad wil de Commissie ratificatie van het POP-protocol door de Europese Gemeenschap bewerkstelligen.

In het UNECE POP-protocol is vastgelegd dat elke partij (land dat het protocol heeft geratificeerd) voorstellen kan doen voor opneming van nieuwe stoffen in het protocol. In het voorstel van de Europese Commissie is echter nu vastgelegd dat v.w.b. de EU-lidstaten alleen de Commissie voorstellen tot wijziging van bijlagen I, II en III van het protocol mag indienen nadat er op voorstel van de Commissie met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit van de Raad is vastgesteld. Ook wordt voorgesteld dat de Commissie wordt gemachtigd om wijzigingen van de bijlagen I, II en III van het Protocol namens de Gemeenschap goed te keuren, mits de bijlagen van Verordening (betr. persistente organische verontreinigende stoffen en tot wijziging van Rln 79/117/EEG en 96/59/EG) dienovereenkomstig zijn gewijzigd.

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 95, lid 1, en artikel 175, lid 1, juncto artikel 300 EG-verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad: gekwalificeerde meerderheid, EP: co-decisie

Instelling nieuw Comitologie-comité: geen

Subsidiariteit en proportionaliteit:

twijfelachtig: positief t.a.v. ratificatie door de Europese Gemeenschap van het UNECE POP-protocol; negatief echter t.a.v. de in het Besluit vastgelegde bepaling dat alleen gezamenlijke voorstellen voor wijziging van het protocol in te dienen door de Commissie mogelijk zijn.

In het UNECE-protocol is vastgelegd dat elke partij voorstellen kan doen voor wijzigingen van het protocol. Het indienen van voorstellen heeft nog geen consequenties. Besluitvorming vindt plaats bij algehele consensus. Er is dus voldoende mogelijkheid voor Europese Commissie en lidstaten om invloed op de besluitvorming uit te oefenen.

Daarom is het voorstel om alleen gezamenlijke voorstellen door de Europese Commissie in te laten dienen niet juist omdat hiermee het recht van indiening van voorstellen voor wijziging van het protocol door individuele lidstaten ongedaan wordt gemaakt.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

geen; besluit legt geen extra verplichtingen op t.o.v. het protocol

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Aangezien Nederland het POP-protocol al heeft geratificeerd wordt reeds voldaan aan de vereisten van het protocol.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Van belang is dat ook individuele lidstaten wijzigingsvoorstellen kunnen indienen op het protocol, conform hetgeen in het protocol is vastgelegd.

Fiche 12: Verordening persistente organische verontreinigende stoffen (POPs)

Titel:

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende persistente organische verontreinigende stoffen en tot wijziging van de richtlijnen 79/117/EEG en 96/59/EG


Datum Raadsdocument: 25 juni 2003

Nr Raadsdocument: 10864/03

Nr. Commissiedocument: COM(2003)333 def

Eerstverantwoordelijk ministerie: VROM i.o.m. V&W, LNV, VWS, BZ/OS, IPO

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep milieu; Milieuraad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De Europese Gemeenschap en haar lidstaten hebben in juni 1998 het Protocol inzake POP's bij het regionale Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (CLRTAP) van de UNECE getekend en in mei 2001 het Verdrag van Stockholm inzake POP's. Er moet nu adequate uitvoeringswetgeving op communautair niveau worden ingevoerd om deze internationale overeenkomsten te kunnen sluiten. De voorstellen hiervoor moeten met spoed worden ingediend omdat:


- het Verdrag van Stockholm op de negentigste dag na de datum van nederlegging van de vijftigste akte van bekrachtiging in werking zal treden. Tot augustus 2003 hebben al 35 landen het verdrag bekrachtigd;


- het UNECE-protocol inzake POP's op 23 oktober 2003 in werking zal treden. Op dit moment hebben 8 EU-lidstaten, waaronder Nederland, het protocol geratificeerd;


- de toezegging is gedaan om het mondiale verdrag zo snel mogelijk te bekrachtigen in het zesde milieuactieprogramma en de toezegging onlangs nog in de politieke verklaring tijdens de Wereldtop over duurzame ontwikkeling in Johannesburg is herhaald;

De voorgestelde verordening is bedoeld om uitvoering te geven aan de belangrijkste nog niet voldoende in de communautaire wetgeving bestreken bepalingen van het verdrag en het protocol.

Het verdrag en protocol beogen de gezondheid van de mens en het milieu te beschermen tegen persistente organische verontreinigende stoffen. Op basis van het voorzorgsbeginsel biedt het verdrag een kader voor de beëindiging van productie, gebruik, invoer en uitvoer van aanvankelijk twaalf (zestien in protocol) prioritaire persistente organische verontreinigende stoffen, de veilige hantering en verwijdering daarvan alsook de beëindiging of vermindering van onopzettelijke lozingen van bepaalde persistente organische verontreinigende stoffen. Voorts bevatten het verdrag en het protocol regels voor de toevoeging van bijkomende persistente organische verontreinigende stoffen aan de lijst van stoffen waarop het verdrag van toepassing is.

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 95, lid 1, en artikel 175, lid 1, juncto artikel 300 EG-verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad: gekwalificeerde meerderheid, EP: co-decisie

Instelling nieuw Comitologie-comité: geen

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Overwegend positief. Het merendeel van de verdragsverplichtingen is al vastgelegd in communautaire regelgeving. Nog niet vastgelegd was een productieverbod. De voorgestelde verordening bevat ook sommige bepalingen inzake voorraden en afval, die tot op zekere hoogte verder gaan dan de bepalingen in het verdrag. Aangezien de benodigde wetgeving voor de in Annex C van het verdrag vermelde bijproducten van kracht is, wordt voorgesteld alleen de bepalingen inzake de monitoringsverplichtingen en de ontwikkeling en uitvoering van de nationale actieplannen in de verordening op te nemen.

Naast de bepalingen inzake regulerende maatregelen zal de verordening enkele algemene verplichtingen op basis van de bepalingen van het verdrag en het protocol bevatten.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: ¤ 0,14 miljoen voor rapportageverplichtingen door de overheid ten laste van de begroting van beleidsverantwoordelijk departement alsmede technische bijstand aan ontwikkelingslanden.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

Opstellen van een Besluit persistente organische stoffen (ex artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen om de handhaving te verzekeren.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

Inwerkingtreding vermoedelijk begin 2004.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland is belangrijk trekker geweest van het Verdrag van Stockholm en het CLRTAP protocol en heeft beiden ondertekend en geratificeerd. Nederland kan op hoofdlijnen instemmen met de verordening.

Fiche 13: Richtlijn oneerlijke handelspraktijken

Titel:

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende oneerlijke "business-to-consumer"-handelspraktijken op de interne markt en tot wijziging van de richtlijnen 84/450/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG (richtlijn oneerlijke handelspraktijken)


Datum Raadsdocument: 26 juni 2003

Nr Raadsdocument: 10904/03

Nr. Commissiedocument: COM(2003)356 def.

Eerstverantwoordelijk ministerie: JUST in nauw overleg met EZ, i.o.m. FIN, LNV

Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroep Consumentenbescherming en ­voorlichting; Concurrentievermogenraad

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 95 EG-verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:

Raad: gekwalificeerde meerderheid

EP: co-decisie (Commissie: juridische zaken en interne markt, Rapporteur: Fiorella GHILARDOTTI)

Instelling nieuw Comitologie-comité: Nee

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: twijfelachtig. De gemeenschap is op zichzelf bevoegd om voorstellen te doen op het gebied van consumentenbescherming. Indien de grensoverschrijdende verschaffing van goederen en diensten aan consumenten door handelsbelemmeringen wordt veroorzaakt zou een communautaire regeling op zijn plaats zijn. Dat sprake is van oneerlijke handelspraktijken die kunnen worden aangepakt door middel van deze kaderrichtlijn is echter tot op heden nog niet gebleken. Nederland is van mening dat niet zozeer de verschillen tussen de nationale wetten inzake oneerlijke handelspraktijken het grensoverschrijdend winkelen door consumenten ontmoedigen, maar dat aspecten als afstand, taal en culturele verschillen hieraan ten grondslag liggen. Deze problemen kunnen beter op het niveau van de individuele lidstaat worden aangepakt.

Proportionaliteit: Het voorstel lijkt op onderdelen onnodig gedetailleerd, met name Bijlage 1 bij het voorstel (Handelspraktijken die onder alle omstandigheden als oneerlijk worden beschouwd).

Consequenties voor de EU-begroting: Geen.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Mogelijk leiden de artikelen 11 en 12, in combinatie met de materieelrechtelijke bepalingen, tot een grotere belasting van de rechterlijke macht. Mocht dit zo zijn dan komen de daaruit voortvloeiende extra kosten ten laste van de begroting van het eerstverantwoordelijke departement. Artikel 7 lid 3 leidt tot extra administratieve lasten (nieuwe informatieverplichtingen) voor (een deel van) het bedrijfsleven.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

Het Burgerlijk Wetboek zal moeten worden aangepast (m.n. aanvulling met bepalingen over misleidende en agressieve handelspraktijken). Voor zover de artikelen 11 tot en met 13 inzake handhaving en sancties omzetting behoeven lijken zij niet problematisch.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

18 maanden na inwerkingtreding van de richtlijn. Dit is gezien het te volgen wetgevingstraject voor Nederland te kort. De implementatietermijn dient minimaal twee jaar na inwerkingtreding van de richtlijn te zijn.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Dat sprake is van oneerlijke handelspraktijken die alleen kunnen worden aangepakt door middel van een kaderrichtlijn zoals thans door de Commissie voorgesteld, is tot op heden nog niet gebleken. Het zijn juist verschillen in taal, cultuur en afstand en die grensoverschrijdend winkelen ontmoedigen. Het voorstel van de Commissie biedt dus geen oplossing voor het geschetste probleem. Tevens kan het gebruik van vage termen als "professionele toewijding" leiden tot rechtsonzekerheid en draagt dit gebruik niet bij aan de door de Commissie gewenste harmonisatie.

Fiche 14: Verordening financiële bijstand trans-Europese netwerken

Titel:

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken


Datum Raadsdocument: 7 mei 2003

Nr Raadsdocument: 9099/03

Nr Commissiedocument: COM(2003)220def

Eerstverantwoordelijk ministerie: EZ i.o.m. FIN, BZK, IPO

Behandelingstraject in Brussel: Vervoer- Transport- en Energieraad; EcoFinraad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De algemene doelstelling van deze maatregel is het verlenen van financiële bijstand door de Gemeenschap aan projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van trans-Europese netwerken. De Commissie stelt voor het maximumpercentage van de steun die aan een project mag worden verleend te verhogen van de huidige 10% naar 30% van de totale investeringen in het project bij gelijkblijvend budget. Afhankelijk van de besluitvorming zou in 2004 de gewijzigde co-financiering al kunnen worden toegepast.

Achtergrond:

eTEN staat centraal in het eEurope actieplan 2005,- dat op zijn beurt weer een onderdeel is van de Lissabonstrategie. De strategie is erop gericht de EU vóór 2010 tot de meest concurrerende en dynamische economie ter wereld te maken. Door een heroriëntering zal eTEN een impuls moeten geven aan de praktische realisatie van het eEurope programma ten aanzien van diensten met een publiek belang. Dit is de ontwikkeling van diensten, toepassingen en inhoud onder meer op gebied van e-overheid, e-leren, e-gezondheid, en e-business, netwerkveiligheidsproblematiek en breedband. Het accent van het eTEN-programma ligt op de laatste fase van introductie van een dienst in de markt en vormt een aanvulling op het 6e kaderprogramma.

In de huidige systematiek van het eTEN-programma is de bijdrage gemaximeerd op 10% van de totale projectkosten. Die projectkosten kunnen verdeeld worden in projectstudies (lees: feasibility studies) en "initial market deployment" (denk aan het opzetten van bijvoorbeeld een e-overheid dienst). De bijdrage van de Commissie in de fase van projectstudies mag maximaal 50% zijn van de totale kosten van die validatie onder voorwaarde dat de totale bijdrage van de Commissie aan de validatie èn opzetfase niet hoger is dan 10% van de totale kosten.Deze opzet heeft ertoe geleid dat er nauwelijks financiële ruimte is om nieuwe digitale diensten uit te rollen (maar 5% van het eTEN budget gaat naar uitrol) en dat eTEN vooral bijdraagt aan consultant-studies.

Deze situatie wil de Commissie veranderen. De Commissie wil meer meer 'doeners' in laats van 'denkers' aantrekken.

Bovendien zijn er volgens de Commissie grote financiële obstakels bij projecten voor de introductie van trans-Europese diensten van algemeen belang. Dit hangt vooral samen met de noodzaak van aanpassing aan verschillende talen, culturen, rechtsstelsels en bestuurssystemen; de beperkte budgetten van de lokale, regionale en nationale overheidsdiensten; de moeilijkheid om toegang te krijgen tot particulier kapitaal voor investeringen in telecommunicatiediensten, met name op kleinere markten; de complexiteit van innovatieve toepassingen en diensten; en de extra overhead bij het beheer van een trans-Europees consortium. Ook hebben ervaringen bij het IST-programma - en bij soortgelijke nationale programma's aangetoond dat telecomdiensten met succes kunnen worden geïntroduceerd als de financiële steun 30 à 40% bedraagt.

De Commissie stelt daarom een systematiek van financiering voor waarbij maximaal een bijdrage mogelijk is van 30% die alleen en uitsluitend bruikbaar is voor projecten die tot uitrol leiden. Doel is dat niet de huidige 5% maar 50% van het eTEN budget besteed wordt aan uitrol. Kortom, volgens de Commissie en Nederlandse breedbandexperts verhoogt dit de kans op uitrol en op deze manier de impact van het eTEN programma. Op deze manier zou het latente exploitatiepotentieel meer naar voren kunnen komen.

Overigens doet de Commissie nu al moeite om het programma aantrekkelijker te maken door meer aandacht voor het programma o.a. in internationale conferenties, een eenvoudig te begrijpen werkprogramma en aanvragersrichtsnoeren, het actief betrekken van lidstaten en het openbaar maken van de evaluatierichtsnoeren.

In de Telecomraad van eind 2002 is reeds toegezegd dat de al toegewezen middelen van de gemeenschap worden aangewend om de doelstellingen van het actieplan te verwezenlijken.

Rechtsbasis van het voorstel: art 156 EG-verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad: gekwalificeerde meerderheid; EP: co-decisie

Instelling nieuw Comitologie-comité: geen

Subsidiariteit en proportionaliteit:

eTEN is een Europees Programma. Over de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand op het gebied van TENs wordt dan ook in EU-kader besloten. De subsidiariteitstoets is daarmee positief. Wat de proportionaliteit betreft is er op zichzelf geen bezwaar, omdat de Commissie qua vorm (verordening) niet verder gaat dan wat nodig is om de Verdragsdoelstellingen m.b.t. TENs te bereiken.

Consequenties voor de EU-begroting:

Geen; het totaal van het TEN-budget blijft nl. ongewijzigd tot het aflopen van het eTEN programma in 2006. (nl. ca. M¤ 40 per jaar).

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

De verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Argumenten tegen ophoging:

Een verhoging van het financieringspercentage van 10 naar 30% zou tot gevolg kunnen hebben dat er minder eTEN projecten kunnen worden uitgevoerd binnen het bestaande budget. Ophoging zou een opwaartse druk op het budget van eTEN (huidig en vervolgprogramma) teweeg kunnen brengen. De crux van het probleem zit vooral in de kans op precedentwerking voor andere TEN-programma's (Transport en Energie). Aangezien het in die programma's om veel grotere bedragen gaat zou een opwaartse druk op die budgetten grotere financiële gevolgen kunnen hebben. Dit zou op gespannen voet staan met de Nederlandse inzet in het kader van Agenda 2007 (Financiële Perspectieven 2007-2013).

Argumenten vóór ophoging:

Ophoging tot maximaal 30% tot het aflopen van eTEN in 2006 leidt mogelijk tot een grotere deelname vanuit Nederland. De Nederlandse bijdrage is tot dusverre nooit meer geweest dan 1 à 2 bedrijven per jaar, terwijl Nederland beschikt over veel breedbandinitiatieven die een bijdrage kunnen leveren aan de kenniseconomie. Zo wordt op dit moment in Kenniswijk Eindhoven geëxperimenteerd met de dynamiek die breedband (10mb/sec) teweeg brengt in de maatschappij. Andere EU landen kunnen van deze ervaring leren. Echter, in de praktijk hebben Nederlandse partijen koudwatervrees om samenwerking te zoeken middels dit programma o.a. door het vele papierwerk, het lage co-financieringspercentage en de andere reeds genoemde vertragende factoren. eTEN zou een bijdrage kunnen leveren aan de kenniseconomie. De ontwikkeling van de kenniseconomie wordt, net als door de centrale overheid, ook door de provincies van groot belang geacht. De provincies proberen met verschillende initiatieven die ontwikkeling te stimuleren.

De vraag is of ophoging van het huidige co-financieringspercentage in het eTEN programma kans op precedentwerking op andere TEN-programma's (Transport en Energie) in de hand werkt. Er zijn namelijk fundamentele verschillen hiertussen te constateren:


- het budget voor eTEN budget is M¤ 40, voor TEN Transport Mrd¤ 1,2 en voor TEN Energie M¤ 780;


- bij andere TENs worden op ministerieel niveau afspraken gemaakt, terwijl bij eTEN bestaande business-cases worden ver-europeaniseerd;


- eTEN gaat over innovatieve diensten met een publiek belang, die zich in de laatste fase voor marktintroductie bevinden. Andere TENs gebruiken daarentegen bekende technieken en applicaties.

Met de voorgestelde systematiek zullen minder projecten voor financiering in aanmerking kunnen komen. Deze projecten hebben wel de potentie in zich dat ze concretisering van eEurope 2005 tot doel hebben, tastbaar zijn en zichtbare gevolgen op de markt zullen laten zien.

Bovenstaande geconstateerde verschillen tussen eTEN en de overige TENs laten mogelijke precedentwerking echter onverlet. Het is namelijk denkbaar dat de Commissie voorstellen voor de TENs in samenhang met elkaar zal voorleggen. Daarnaast lijkt eTEN qua naamgeving sterk op de overige TENs. Het is daarom van belang dat Nederland ten aanzien van verhoging van het financieringspercentage zowel bij eTEN als bij de overige TENs hetzelfde standpunt inneemt.

Nederlands standpunt:

Het gevaar van precedentwerking en de daarmee gepaard gaande gevolgen voor de Nederlandse positie in het kader van Agenda 2007 (Financiële Perspectieven 2007-2013) prevaleert in dit stadium ten opzichte van de voordelen van verhoging van cofinanciering voor de (kennis-)economie. Nederland zal daarom in dit stadium niet kunnen instemmen met verhoging van het financieringspercentage van eTEN van 10 naar 30%.

De Nederlandse positie ten aanzien van het co-financieringspercentage is thans dat dit op 10% moet blijven. Een verandering van deze positie vergt nadere besluitvoring in de Ministerraad.

Fiche 15: Richtlijn fiscale regeling moedermaatschappijen en dochterondernemingen

Titel:

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 90/435/EEG betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten.


Datum Raadsdocument: 1 augustus 2003

Nr Raadsdocument: 11935/03

Nr Commissiedocument: COM(2003)462 def.

Eerstverantwoordelijk ministerie: FIN i.o.m. EZ

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Fiscale Vraagstukken; Ecofin Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Doelstelling van het richtlijnvoorstel tot wijziging van de reeds bestaande richtlijn is beperking van de belemmeringen die er nog bestaan in de belastingregelingen voor moeder­ en dochterondernemingen gevestigd in verschillende lidstaten. Deze wijziging zal de goede werking van de interne markt ten goede komen. Belangrijkste wijzigingsvoorstellen zijn het uitbreiden van de werkingssfeer van de richtlijn, zodat zij op meer ondernemingen van toepassing is en de verbetering van de methoden ter voorkoming van dubbele belasting. Deze verbetering is nodig omdat, door de uitbreiding van de werkingssfeer van de richtlijn met een aantal nieuwe vennootschappen, het kan voorkomen dat de lidstaat waar een vennootschap is gevestigd, deze voor zijn eigen belastingdoeleinden als belastingplichtige vennootschap aanmerkt, terwijl een andere lidstaat waarvan een inwoner een belang heeft in diezelfde vennootschap, de vennootschap voor zijn eigen belastingdoeleinden als transparant aanmerkt (er wordt geen vennootschap waargenomen).

Daarnaast wordt de werkingssfeer van de richtlijn uitgebreid tot de Societas Europaea (Europese Vennootschap). Op grond van verordening nr 2157/2001 van de Raad is het met ingang van 8 oktober 2004 mogelijk een Societas Europaea op te richten of een bestaande NV of BV om te zetten in een Societas Europaea.

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 94 EG-verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad: unanimiteit; EP: advies

Instelling nieuw Comitologie-comité: geen

Subsidiariteit en proportionaliteit:

subsidiariteittoets:positief; het voorkomen van dubbele belasting is een doelstelling die niet op het niveau van een lidstaat alleen kan worden bereikt.

proportionaliteitstoets: positief; de voorgestelde richtlijn gaat qua vorm en ruimte die het nog aan de lidstaten laat, niet verder dan nodig om de verdragsdoelstellingen te verwezenlijken.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

De wijziging van de richtlijn zal gevolgen hebben voor de belastingopbrengst. Doordat de werkingssfeer van de richtlijn wordt uitgebreid hebben meer ondernemingen toegang tot de voordelen daarvan. Nederland kent deze voordelen overigens al toe aan enkele lidstaten op grond van bilaterale overeenkomsten.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

Implementatie van de richtlijn zal leiden tot het aanpassen van de Wet op Vennootschapsbelasting 1969 en het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 en mogelijk tot het aanpassen van de Wet op de Inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de Dividendbelasting 1965.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

31 december 2004. De haalbaarheid van deze termijn is afhankelijk van de datum van definitieve aanname van de richtlijn.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland staat in beginsel positief tegenover de wijziging van de richtlijn. Nederland heeft er belang bij de werkingssfeer van de richtlijn uit te breiden met nieuwe vennootschappen (waaronder ook Nederlandse vennootschappen). Dat wil zeggen bestaande rechtsvormen die nog niet onder de werkingssfeer van de richtlijn vallen.

Fiche 16: Verordening Sociale zekerheidsregelingen - harmonisatie

Titel

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de sociale-zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden die zich binnen de Gemeenschap verplaatsten, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 ter harmonisatie van de rechten en vereenvoudiging van de procedures


Datum Raadsdocument: 2 juli 2003

Nr Raadsdocument: - 11057/03

Nr Commissiedocument: COM(2003)378 def

Eerstverantwoordelijk ministerie: VWS i.o.m. SZW, OCW, JUST

4) Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroep Sociale Vraagstukken; Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het voorstel voorziet in een wijziging van de huidige Europese sociale zekerheidsverordening waarmee een gelijkschakeling wordt beoogd van de aanspraken van verschillende categorieën van verzekerden. In de huidige verordening hebben werknemers bij tijdelijk verblijf in een andere lidstaat recht op onmiddellijk noodzakelijke zorg. Gepensioneerden en studenten hebben bij tijdelijk verblijf recht op zorg die nodig is. Voor deze laatste twee categorieën geldt dus geen urgentievereiste. De besluitvorming van de Administratieve Commissie voor sociale zekerheid van migrerende arbeiders voor de introductie van de Europese ziekteverzekeringskaart voorziet in de mogelijkheid om ook aan werknemers toe te staan bij tijdelijk verblijf zorg in te roepen zonder dat aan het urgentievereiste is voldaan. Gelet op de huidige verordening ontbreekt hiertoe echter een rechtsbasis. Het onderhavige voorstel voorziet daarin.

Daarnaast voorziet het voorstel in de afschaffing van een aantal administratieve verplichtingen, onder meer de verplichting om stelselmatig van tevoren aan het orgaan van de verblijfplaats een verklaring voor te leggen die recht geeft op verstrekkingen. Ten slotte wordt de definitie van het woord "document" in de verordening zodanig gewijzigd dat daaronder wordt verstaan "iedere inhoud, ongeacht de drager ervan (op papier, in elektronische vorm, als geluids-, beeld- of audiovisuele opname)". Met deze wijziging wordt vooruitgelopen op de mogelijkheid om in de toekomst meer functies aan de Europese ziekteverzekeringskaart te verbinden.

Rechtsbasis van het voorstel: Art 42 en 308 EG-verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad: gekwalificeerde meerderheid; EP: co-decisie

Instelling nieuw Comitologie-comité: geen

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: Positief, coördinatie op het gebied van sociale zekerheid, waaronder de gelijkschakeling van aanspraken bij tijdelijk verblijf van verschillende categorieën kan beter op het niveau van de Gemeenschap worden verwezenlijkt door maatregelen te treffen in de Europese sociale zekerheidsverordening en de daarop gebaseerde toepassingsverordening.

Proportionaliteit: Positief; De verordening gaat niet verder dan nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken.

Consequenties voor de EU-begroting: Geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): N.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

Inwerkingtreding op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de EU. Het voorstel zal naar verwachting aan de eerstvolgende Raad ter goedkeuring worden voorgelegd en niet op problemen stuiten omdat de Raad van 3 december 2002 ook akkoord is gegaan met deze gelijkschakeling in het vereenvoudigingsvoorstel van de Europese sociale zekerheidsverordening.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland onderschrijft de noodzaak van gelijkschakeling van rechten voor de verschillende categorieën van verzekerden in de huidige sociale zekerheidsverordening. Zonder deze gelijkschakeling zou de Europese ziekteverzekeringskaart op onderdelen geen geldige rechtsbasis hebben. Nederland stemt dan ook in met het voorstel van de Commissie.


- het verkopen op een buitenlandse markt tegen een lagere prijs dan men berekent op de thuismarkt


- Publicatieblad C 332 van 1996, blz. 1.


- doc COM(2001)51 def. van 08/02/2001, zie fiche in Kamerstukken II, 22112, 193 dd. 26-04-01


- PB C 171 van 2001, blz. 1.


- COM(2002) 263.


- doc COM(2001)726 def (Mededeling van de Commissie inzake de vereenvoudiging en de verbetering van de regelgeving, Brussel 05.12.2001), zie fiche in Kamerstukken II, 22112, 223 dd. 04-03-02


- Overeenkomstig een reeds in 1996 door de Raad geformuleerd verzoek (PB 1996 nr. C 332, blz. 1), waaraan tot nog toe ten dele gevolg is gegeven door de hervorming van de economische douaneregelingen.


- Overeenkomstig het verzoek van de Raad in de resolutie betreffende een strategie voor de douane-unie (Publicatieblad 2001 nr. C 171, blz. 1).


- doc COM (2002) 233 def. van 7.5.2002.


- doc COM (2001) 51 def. van 8.2.2001, zie fiche in Kamerstukken II, 22112, 193 dd. 26-04-01


- Publicatieblad C 171 van 15.6.2001, blz. 1.


- (n.b. verwijzing naar strafrechtelijke sancties is in het in juli jl. verschenen aangepast voorstel van het Italiaans voorzitterschap verwijderd)


- Doc. COM(2002)263: Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en Comité van de Regio's "eEurope 2005: een informatiemaatschappij voor iedereen" zie fiche in Kamerstukken II, 22112,240 dd. 18-07-02


- Thematische prioriteit 'Technologieën van de informatiemaatschappij' van het Zesde Kaderprogramma


---