Toespraak van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de heer H. Hoogervorst, ter
gelegenheid van het symposium Marktwerking en Kwaliteit Ziekenhuiszorg.
Woerden, 8 oktober 2003
Wijzigingen voorbehouden. Alleen de uitgesproken tekst geldt!
Dames en heren,
Nauwelijks had ik dit jaar mijn intrek genomen in het ministerie van VWS, of ik ontving een brief
van de SAZ, de Samenwerkende Algemene Ziekenhuizen. Van u dus. In die brief legt u in
heldere bewoordingen uit wat u dwars zit. U vindt dat de kleine ziekenhuizen slechtere investe-
ringsmogelijkheden hebben dan grotere ziekenhuizen en u toont zich ongerust over de haalbaar-
heid van de 7 maal 24 uursfunctie van de kleine ziekenhuizen. Bovendien spreekt u de wens uit
dat er eerlijker concurrentieverhoudingen moeten ontstaan tussen grote en kleine ziekenhuizen.
We zijn nu enkele maanden verder en u hebt allemaal kunnen horen en lezen dat dit kabinet alles
in het werk stelt om de zorg ook over een paar jaar betaalbaar, toegankelijk en doelmatig te
houden. Om dat te realiseren heb ik een pakket aan maatregelen voorgesteld. Dat betekent: aan
de ene kant bezuinigingen, maar aan de andere kant ook extra geld.
Eén van de onderwerpen waar het extra geld naar toe gaat, is bereikbare ziekenhuiszorg. Een
onderwerp waarvoor ook vanuit de Kamer regelmatig aandacht is gevraagd. Dat sterkte mij in
mijn besprekingen met onder andere de minister van Financiën om hier extra geld voor vrij te
maken. Ik heb de Tweede Kamer twee weken geleden geschreven dat ik 32 miljoen euro
beschikbaar stel om de bereikbaarheid van ziekenhuiszorg veilig te stellen. Geld dat, voor alle
duidelijkheid, niet ten koste gaat van de grote ziekenhuizen.
Zoals u weet is, kort nadat ik deze maatregel bekend heb gemaakt, het RVZ-rapport Marktcon-
centraties in de ziekenhuiszorg verschenen. De kranten schreven over dit advies dat de Raad
voor de Volksgezondheid en Zorg aangeeft dat extra financiële steun voor het openhouden van
kleine ziekenhuizen achterhaald is. De kleine ziekenhuizen worden zo kunstmatig in leven
gehouden.
In het advies zelf geeft de Raad aan dat de patiënt het uitgangspunt moet zijn voor de verdeling
van medisch specialistische zorg over Nederland. Zorg waarvan patiënten veelvuldig gebruik
maken, bijvoorbeeld de zorg voor chronische long- of reumapatiënten, kan heel goed plaatsvin-
den in een wijkpoli, dichtbij de patiënt. Voor zeer specialistische behandelingen als harttrans-
plantaties daarentegen, kan de kwaliteit alleen maar worden gewaarborgd als dat op een enkele
plek wordt aangeboden. Zo heeft elke vorm van zorg, elk specialisme, een eigen optimale
verdeling over het land.
De RVZ spreekt zich nu nog niet uit over de optimale spreiding van acute zorg, dat is specifiek
onderwerp van een van de komende adviezen van de Raad. Wat de Raad wel aangeeft, is dat de
overheid de spreiding van acute zorg nauwlettend moet bewaken en waar nodig actief moet
sturen.
Er blijkt dus minder licht te zitten tussen het RVZ rapport en mijn voorgenomen beleid, dan de
kranten deden vermoeden. Met de 32 miljoen extra wil ik namelijk juist de bereikbaarheid van de
spoedeisende zorg waarborgen op die plekken waar dat nodig is. En het is dus niet mijn
bedoeling kleine ziekenhuizen te stimuleren, enkel en alleen omdat het kleine ziekenhuizen zijn.
Ik wil met mijn beleid twee concrete doelen bereiken.
Allereerst wil ik de bereikbaarheid van de ziekenhuiszorg veiligstellen. De vuistregel hiervoor is
dat de bereikbaarheid van spoedeisende hulp binnen 45 minuten niet moet verslechteren.
---
Momenteel kan 98,8 procent van de Nederlandse bevolking binnen deze tijd een ziekenhuis
bereiken. Dat is heel veel. Alleen de bewoners van een paar plaatsen, met name op de Wadden-
eilanden, zijn langer onderweg.
Deze goede bereikbaarheid van de Nederlandse ziekenhuizen staat echter wel onder druk.
Sommige kleine ziekenhuizen hebben moeite met de financiering van de 7 maal 24 uurshulpver-
lening en kampen met een tekort aan medisch specialisten. Uit onderzoek blijkt dat met name
tien ziekenhuislocaties zo klein zijn dat ze de kosten niet met de eigen middelen kunnen betalen,
terwijl ze wel van belang zijn voor de bereikbaarheid. Ik zal het budget van deze ziekenhuizen zo
aanvullen dat de 7 maal 24 uurs zorg daar niet in het gedrang komt en voldoet aan de gestelde
minimum eisen.
Het tweede doel waarvoor ik het geld inzet, is het aanpassen van de investeringsrichtlijn voor
ziekenhuizen kleiner dan 450 bedden. Alle ziekenhuizen van deze omvang krijgen met ingang
van 1 januari 2004 hetzelfde bedrag per bed en specialist. Hiermee wordt tegemoet gekomen
aan het verzoek van de SAZ en de Kamer om de investeringsmogelijkheden van de kleine
ziekenhuizen te verbeteren. Ook u kunt nu voldoende investeren in goede medische apparatuur.
Nogmaals: deze extra middelen zijn alleen voor deze twee doelen bestemd Het geld mag niet
aangewend worden voor financiële problemen die het gevolg zijn van slecht samenwerken
tussen specialisten, of verkeerde managementkeuzen. Daarvoor bent u zélf verantwoordelijk.
Evenals voor het aanblijven of vertrek van medisch specialisten. Als minister kan ik geld
beschikbaar stellen om de positie van kleine ziekenhuizen te verbeteren. Maar ik kan en wil niet
alles regelen. Om het werk voor specialisten in kleine ziekenhuizen aantrekkelijk te maken moet
u uw eigen creativiteit gebruiken. Ik weet dat een aantal ziekenhuizen al speciale maatregelen
heeft getroffen om het werk voor de specialisten aantrekkelijker te maken. Zo kennen sommige
ziekenhuizen nu flexibele werktijden, zorgen andere ziekenhuizen ervoor dat hun specialisten
woonruimte krijgen en zijn er ziekenhuizen die een baan regelen voor de partners van de artsen.
Dames en heren, dankzij dit extra geld is de positie van de kleine ziekenhuizen ten opzichte van
de grote ziekenhuizen, sterk verbeterd. U beschikt nu over vergelijkbare middelen. Dat betekent
dat u patiënten ervan kunt overtuigen dat, als ze de keuze hebben, voor het kleine ziekenhuis in
de buurt moeten kiezen en niet naar het grotere ziekenhuis kilometers verderop moeten gaan.
Met andere woorden: het is aan u om ervoor te zorgen dat patiënten voor basiszorg naar jullie
komen. Voor de complexe zorg zullen patiënten vanzelfsprekend minder keus hebben.
U heeft daarvoor een aantal troeven in handen die u zeker moet uitspelen. De benadering van
patiënten kan in kleinere ziekenhuizen veel persoonlijker dan in grote ziekenhuizen, de bureaucra-
tie is vaak minder en daardoor de zorg efficiënter en patiënten krijgen niet elke dag een andere
arts aan hun bed. Ook op het terrein van innovatie en kwaliteit bevinden kleinere ziekenhuizen
zich soms in de voorhoede. Het ziekenhuis in Boxmeer was bijvoorbeeld één van de eerste
ziekenhuizen met een NIAZ-accreditatie. Niet voor niets blijkt uit allerlei onderzoeken van de
laatste jaren dat kleine ziekenhuizen goed presteren en komen ze voor in de toptien van het
Weekblad Elsevier.
U moet die goede uitgangspositie ook daadwerkelijk gaan benutten. Zoals u weet, start per 1 juli
2004 de gefaseerde invoering van DBC's. Voor een deel van de ziekenhuisproductie, met name
electieve zorgproducten, worden ziekenhuizen en zorgverzekeraars verplicht tot niet-collectieve,
vrije prijsonderhandelingen. Ziekenhuizen kunnen dan gaan concurreren op deze DBC's. De
markt wijst dan uit wie de beste zorgaanbieders zijn.
---
Kortom, met het extra geld dat gereserveerd is voor de bereikbaarheid van de ziekenhuiszorg,
bent u nu in staat om duidelijk te maken dat kleine ziekenhuizen kwalitatief net zo goed zijn als
grote ziekenhuizen en dat u de concurrentie met grote ziekenhuizen aan kunt.
Ik wens u daarbij veel succes.
---- --
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport