IP/03/1353
Brussel, 8 oktober 2003
Commissie zet volgende stap in buitensporigtekortprocedure tegen
Frankrijk
Overeenkomstig artikel 104, lid 8, heeft de Europese Commissie de Raad
heden aanbevolen te besluiten dat Frankrijk geen effectief gevolg
heeft gegeven aan de aanbeveling van de Raad overeenkomstig artikel
104, lid 7, van 3 juni 2003 binnen de in die aanbeveling vastgestelde
termijn. De Commissie komt daarmee de verplichtingen na die krachtens
artikel 104 van het Verdrag op haar rusten, en houdt zich tevens aan
de politieke verbintenissen die in de resolutie van de Europese Raad
inzake het stabiliteits- en groeipact zijn aangegaan om het pact
strikt en tijdig ten uitvoer te leggen.
Op grond van bewijsmateriaal waaruit bleek dat het overheidstekort in
Frankrijk in 2002 3,1% van het BBP bedroeg en op basis van een verslag
van de Commissie overeenkomstig artikel 104, lid 3, besloot de Raad op
3 juni dat er in Frankrijk een buitensporig tekort bestond.
Tegelijkertijd keurde de Raad een aanbeveling goed overeenkomstig
artikel 104, lid 7, van het Verdrag om te bereiken dat de
buitensporigtekortsituatie wordt verholpen. In deze aanbeveling beval
de Raad Frankrijk aan uiterlijk in 2004 een einde te maken aan de
buitensporigtekortsituatie. De Raad stelde 3 oktober 2003 als uiterste
datum voor de Franse regering vast om hiertoe passende maatregelen te
nemen. De Raad beval Frankrijk eveneens aan in 2003 een aanmerkelijk
grotere verbetering van het conjunctuurgezuiverde tekort te
bewerkstelligen dan op dat moment was gepland, en om de stijging van
de bruto overheidsschuld in verhouding tot het BBP in 2003 te
beperken.
Vijf dagen na het verstrijken van de door de Raad vastgestelde
uiterste termijn geeft de Commissie de volgende beoordeling:
* Na de goedkeuring van de aanbeveling overeenkomstig artikel 104,
lid 7, hebben de Franse autoriteiten een aantal maatregelen
genomen met betrekking tot het jaar 2003: i) in september besloten
de Franse autoriteiten voor 1,4 miljard EUR (0,1% van het BBP) aan
geplande kredieten in de overheidssector te annuleren. Met deze
annulering wordt evenwel alleen beoogd de voorgenomen
uitgavendoelstelling in de overheidssector te halen, en niet een
beter begrotingsresultaat te bewerkstelligen; ii) in juli besliste
de regering de terugbetaling van geneesmiddelen "van onvoldoende
medisch nut" af te schaffen; iii) in dezelfde maand werd besloten
tot een verhoging van de tabaksaccijnzen met ingang van oktober;
iv) op 1 september werden de socialezekerheidsbijdragen voor AGS
(association pour la gestion du régime d'assurance des créances
des salariés: een fonds belast met de uitbetaling van de lonen van
werknemers in dienst bij ondernemingen die in staat van
faillissement verkeren) licht verhoogd.
Laatstgenoemde drie maatregelen zullen slechts een beperkte
invloed hebben op het overheidstekort voor 2003, maar een
paar ervan zullen een groter effect sorteren op het
overheidstekort voor 2004. Ten slotte zijn de Franse
autoriteiten erin geslaagd een ingrijpende pensioenhervorming
door te voeren, die nog ter tafel lag op het moment dat de
Raad de aanbeveling overeenkomstig artikel 104, lid 7, heeft
goedgekeurd. Deze maatregelen leidden evenwel niet tot een
aanmerkelijke reductie van het conjunctuurgezuiverde
overheidstekort voor 2003 tot onder het in juni geplande
niveau, zoals door de Raad werd verlangd.
* De begrotingsplannen voor 2004 bevatten een impliciete verbetering
van het conjunctuurgezuiverde overheidssaldo welke in
overeenstemming is met het minimumpercentage van 0,5 procentpunt
van het BBP dat de Raad in juni 2003 heeft aanbevolen. De
Commissie stelt echter vast dat deze verbetering niet groot genoeg
is om te waarborgen dat de cumulatieve verbetering van het
conjunctuurgezuiverde overheidssaldo in 2003-2004 voldoende zal
zijn om het nominale tekort uiterlijk in 2004 tot onder 3% te
reduceren, zoals de Raad in juni had aanbevolen. In de
ontwerpbegroting wordt een daling van het tekort van de algemene
overheid verwacht van 4,0% van het BBP in 2003 tot 3,6% van het
BBP in 2004.
* Volgens de prognose van de Franse autoriteiten zal de
overheidsschuld toenemen van 59,0% van het BBP in 2002 tot 61,4%
van het BBP in 2003; in juni werd een stijging verwacht van 59,0%
in 2002 tot 60,5% in 2003. Deze opwaartse herziening van de
schuldprognose voor 2003 vloeit vrijwel uitsluitend voort uit de
bijstelling van de tekortramingen voor 2003. Dit toont aan dat de
Franse autoriteiten geen maatregelen hebben genomen om de stijging
van de overheidsschuld in 2003 te beperken, zoals de Raad in juni
had aanbevolen.
Verdrag tot oprichting van de Europeese Gemeenschap (Geconsolideerde
Versie Amsterdam)
Artikel 104
1. De lidstaten vermijden buitensporige overheidstekorten.
2. De Commissie ziet toe op de ontwikkeling van de begrotingsactie en
de omvang van de overheidsschuld in de lidstaten, teneinde
aanzienlijke tekortkomingen vast te stellen. Met name gaat de
Commissie op basis van de volgende twee criteria na of de hand wordt
gehouden aan de begrotingsdiscipline:
a) of de verhouding tussen het voorziene of feitelijke overheidstekort
en het bruto binnenlands product een bepaalde referentiewaarde
overschrijdt, tenzij,
- hetzij de verhouding in aanzienlijke mate en voortdurend is
afgenomen en een niveau heeft bereikt dat de referentiewaarde
benadert;
- hetzij de overschrijding van de referentiewaarde slechts van
uitzonderlijke en tijdelijke aard is en de verhouding dicht bij de
referentiewaarde blijft;
b) of de verhouding tussen de overheidsschuld en het bruto binnenlands
product een bepaalde referentiewaarde overschrijdt, tenzij de
verhouding in voldoende mate afneemt en de referentiewaarde in een
bevredigend tempo benadert.
De referentiewaarden worden nader omschreven in het aan dit Verdrag
gehechte protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten.
3. Indien een lidstaat niet voldoet aan deze of aan een van deze
criteria, stelt de Commissie een verslag op. In het verslag van de
Commissie wordt er tevens rekening mee gehouden of het overheidstekort
groter is dan de investeringsuitgaven van de overheid en worden alle
andere relevante factoren in aanmerking genomen, met inbegrip van de
economische en budgettaire situatie van de lidstaat op middellange
termijn.
Voorts kan de Commissie een verslag opstellen indien zij - ook al is
aan de criteria voldaan - van mening is dat er gevaar voor een
buitensporig tekort in een lidstaat aanwezig is.
4. Het in artikel 114 bedoelde Comité brengt advies uit over het
verslag van de Commissie.
5. Indien de Commissie van oordeel is dat er in een lidstaat een
buitensporig tekort bestaat of kan ontstaan, brengt zij advies uit aan
de Raad.
6. Op aanbeveling van de Commissie en rekening houdend met de
opmerkingen die de betrokken lidstaat eventueel wenst te maken,
besluit de Raad, na een algehele evaluatie te hebben gemaakt, met
gekwalificeerde meerderheid van stemmen of er al dan niet een
buitensporig tekort bestaat.
7. Wanneer overeenkomstig lid 6 is besloten dat er een buitensporig
tekort bestaat, richt de Raad aanbevelingen tot de betrokken lidstaat
om te bereiken dat deze situatie binnen een bepaalde periode wordt
verholpen. Behoudens het bepaalde in lid 8, worden deze aanbevelingen
niet openbaar gemaakt.
8. Wanneer de Raad vaststelt dat binnen de voorgeschreven periode geen
effectief gevolg aan zijn aanbevelingen is gegeven, kan hij zijn
aanbevelingen openbaar maken.
9. Wanneer een lidstaat blijft verzuimen uitvoering te geven aan de
aanbevelingen van de Raad, kan de Raad besluiten de betrokken lidstaat
aan te manen binnen een voorgeschreven termijn maatregelen te treffen
om het tekort te verminderen in de mate die de Raad nodig acht om de
situatie te verhelpen.
In dat geval kan de Raad de betrokken lidstaat verzoeken volgens een
nauwkeurig tijdschema verslag uit te brengen, teneinde na te gaan
welke aanpassingsmaatregelen die lidstaat heeft getroffen.
10. Het recht om een klacht in te dienen, als bedoeld in de artikelen
226 en 227, kan niet worden uitgeoefend in het kader van de toepassing
van de leden 1 tot en met 9 van dit artikel.
11. Zolang een lidstaat zich niet voegt naar een overeenkomstig lid 9
genomen besluit, kan de Raad één of meer van de volgende maatregelen
toepassen of in voorkomend geval aanscherpen:
- eisen dat de betrokken lidstaat door de Raad te bepalen aanvullende
informatie openbaar maakt voordat hij obligaties en andere
waardepapieren uitgeeft;
- de Europese Investeringsbank verzoeken haar beleid inzake
kredietverstrekking ten aanzien van de betrokken lidstaat opnieuw te
bezien;
- eisen dat de betrokken lidstaat bij de Gemeenschap een
niet-rentedragend bedrag van een passende omvang deponeert, totdat het
buitensporige tekort naar het oordeel van de Raad is gecorrigeerd;
- boeten van een passende omvang opleggen.
De voorzitter van de Raad stelt het Europees Parlement van de genomen
besluiten in kennis.
12. De Raad trekt de in de leden 6 tot en met 9 en 11 bedoelde
besluiten of sommige daarvan in, indien hij van oordeel is dat het
buitensporige tekort in de betrokken lidstaat is gecorrigeerd. Indien
de Raad voordien aanbevelingen openbaar heeft gemaakt, legt hij, zodra
het besluit uit hoofde van lid 8 is ingetrokken, een openbare
verklaring af waarin wordt gezegd dat er niet langer een buitensporig
tekort in de betrokken lidstaat bestaat.
13. De in de leden 7 tot en met 9, 11 en 12 bedoelde besluiten worden
door de Raad op aanbeveling van de Commissie genomen met een
meerderheid van twee derde van de volgens artikel 205, lid 2, gewogen
stemmen van zijn leden, met uitsluiting van de stemmen van de
vertegenwoordiger van de betrokken lidstaat.
14. Verdere bepalingen betreffende de tenuitvoerlegging van de in dit
artikel omschreven procedure zijn opgenomen in het aan dit Verdrag
gehechte protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten.
Op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees
Parlement en van de ECB, neemt de Raad met eenparigheid van stemmen
passende bepalingen aan die in de plaats van voornoemd protocol komen.
Onder voorbehoud van de andere bepalingen van dit lid, stelt de Raad
vóór 1 januari 1994 op voorstel van de Commissie en na raadpleging van
het Europees Parlement, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen
nadere voorschriften en definities voor de toepassing van de
bepalingen van dit protocol vast.
European Commission