Gemeente Utrecht
2003 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
78 Vragen van mevrouw drs. M.C. Mos
(ingekomen 8 oktober 2003)
Het Utrechts Nieuwsblad berichtte op 1 oktober dat Utrechtse Woningcorporaties in navolging van Amsterdam overwegen om van sommige nieuwe huurders een verklaring van goed gedrag te vragen van hun oude verhuurder. Dit als maatregel om een probleemhuurder in een vroeg stadium in de gaten te houden. Zonder die verklaring kan een woning worden geweigerd.
GroenLinks betwijfelt of woningcorporaties eenzijdig dit soort uitsluitingmechanismen kunnen invoeren. In de huisvestingsverordening zijn dit soort voorwaarden op dit moment niet aan de orde.
Desalniettemin vindt GroenLinks het een slechte zaak als de Utrechtse Woningcorporaties tot een dergelijk beleid zouden overgaan. Op deze manier wordt een extra drempel opgeworpen voor de toch al schaarse huurwoningen in de stad. Het gevaar bestaat dat huurders in een probleemsituatie hierdoor niet meer in aanmerking voor een woning kunnen komen. Onduidelijk is waar mensen vervolgens naar toe moeten. GroenLinks vreest voor stigmatisering en het uithollen van het tot nu toe goed werkende Tweede Kans beleid.
GroenLinks vindt het van groot belang dat het recht op een woning in tact blijft en dat mensen die uit een problematische situatie komen en een nieuwe start willen maken juist de helpende hand wordt toegestoken.
Bovenstaande leidt bij de fractie van GroenLinks tot de volgende vragen:
Is het college op de hoogte van het voornemen van Utrechtse Woningcorporaties om van sommige huurders een verklaring van goed gedrag te vragen van hun oude verhuurder?
Is het in het kader van de gemaakte prestatieafspraken mogelijk dat woningcorporaties een dergelijke voorwaarde hanteren om in aanmerking te komen voor een huurwoning?
Wat is de mening van het college over dit soort uitsluitingmechanismen?
Is het college met GroenLinks eens dat een dergelijke voorwaarde het recht op een sociale huurwoning inperkt en willekeur in de hand werkt?
Op welke wijze wil het college waarborgen dat mensen uit probleemsituaties die in een andere wijk of buurt een nieuwe start willen maken hiervoor de kans krijgen?
Op welke wijze wil het college waarborgen dat corporaties hun wettelijke taak nakomen om 5% van hun contingent sociale huurwoningen te bestemmen voor bijzondere doelgroepen, zoals voormalig dak- en thuislozen, mensen met verslavingsproblemen en mensen met een achtergrond in de psychiatrie?
Is het college bereid om het recht op een sociale huurwoning voor alle groeperingen met een laag inkomen te waarborgen en hierover in overleg te treden met de woningcorporaties?
Antwoord van Burgemeester en Wethouders
(Verzonden 4 november 2003)
Het college is ervan op de hoogte dat binnen de STUW-corporaties momenteel een discussie gaande is over deze maatregel. Het betreft geen voornemen de maatregel daadwerkelijk in te voeren, maar een interne verkennende discussie op medewerkers niveau. Standpunten van de corporaties hierover zijn niet op korte termijn te verwachten.
In de prestatieafspraken komt het hanteren van een dergelijke voorwaarde niet aan de orde. Hantering van de voorwaarde is derhalve niet in strijd met de huidige prestatieafspraken.
Het college zal daarover een standpunt bepalen zodra voorstellen van de STUW bekend zijn.
Het college gaat ervan uit dat indien de STUW-corporaties serieus zouden overwegen de maatregel in te voeren, zij hierover met de gemeente in overleg treden. Op dat moment zal het college haar standpunt bepalen. Uiteraard is het niet de bedoeling dat het recht op sociale huisvesting wordt ingeperkt tenzij daarvoor duidelijke beargumenteerde redenen zijn en deze transparant en toetsbaar zijn.
Het Tweede Kansbeleid is bedoeld om mensen in probleemsituaties een nieuwe start te kunnen laten maken. Daarnaast wordt de vinger aan de pols gehouden in de overlastnetwerken. Het college zet uitvoering van dit beleid in samenwerking met de corporaties dan ook voort.
Naar de mening van het college bestaat genoemde wettelijke taak niet. Wel ligt het in de planning een prestatieafspraak met de corporaties te maken over de huisvesting van deze doelgroepen. Sommige corporaties hanteren de 5% reeds voor genoemde doelgroep. Het college wil er naar aanleiding van deze vraag op wijzen dat de woningcorporaties zelfstandig opererende organisaties zijn en dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van hun (wettelijke) taken.
In het BBSH is al vastgelegd dat woningcorporaties zorgdragen voor het huisvesten van de doelgroep van beleid waaronder lage inkomens.
Artikel uit Utrechts Nieuwsblad van 01-10-2003
Verklaring van goed gedrag wordt belangrijk voor huurder
Van een onzer verslaggevers
UTRECHT/AMERSFOORT - Utrechtse Woningcorporaties overwegen om van sommige nieuwe huurders een verklaring van goed gedrag te vragen van hun oude verhuurder.
Zonder die verklaring kan een woning worden geweigerd.
De aanpak kan bovendien worden gebruikt om een probleemhuurder in een vroeg stadium in de gaten te houden. ,,We willen overlast zo vroeg mogelijk kunnen aanpakken'', aldus directeur van woningcorporatie BO-EX, J. Klinkenberg.
Amsterdamse woningcorporaties maakten gisteren bekend de goed-gedragverklaring vanaf volgend jaar in te voeren. Huurders die in de hoofdstad willen wonen, moeten dan aantonen dat ze bij hun vorige huurbaas geen huurschuld hebben of overlast hebben veroorzaakt.
Ook in Utrecht is het idee geopperd. ,,Het is onderwerp van gesprek'', zegt Klinkenberg, tevens voorzitter van de Stichting van Utrechtse Woningcorporaties.
De verklaring van goed gedrag gaat een stuk verder dan het tweede-kansbeleid dat Utrecht en Amersfoort hanteren voor veroorzakers van overlast. Daarbij krijgen probleemhuurders die hun huis zijn uitgezet nog een laatste kans in een andere woning. Voorwaarde is dat ze zich onderwerpen aan toezicht. Wie dat weigert moet in de particuliere sector een huis zoeken of in een andere gemeente gaan wonen.
De goed-gedragverklaringen moeten corporaties van tevoren al attenderen op een asociale huurder. Bij twijfel kan die worden gedwongen om bij zijn vorige verhuurder een verklaring op te halen over zijn geschiedenis van bijvoorbeeld lawaaioverlast, agressief gedrag tegen buren of huurschuld.
---- --