Universiteit van Amsterdam



Persbericht Universiteit van Amsterdam


woensdag 8 oktober 2003

Afschaffing werkloosheidvervolguitkering ondoordacht en onrechtvaardig

De kabinetsplannen om de WW-vervolguitkering (WW-v) met terugwerkende kracht vanaf 11 augustus jl. af te schaffen, kunnen niet door de beugel. Wetgeving met terugwerkende kracht ten nadele van de burger is bestuurlijk al snel onbehoorlijk en bij deze maatregel zijn er onvoldoende sterke argumenten om zo n overval op bedrijven, werkenden en net ontslagen werknemers te rechtvaardigen. Dit stelt jurist en Eerste-Kamerlid (PvdA) Mies Westerveld in een artikel in het tijdschrift Openbaar Bestuur dat op 9 oktober verschijnt.

Mies Westerveld is onderzoeker bij het Hugo Sinzheimer Instituut voor Arbeid en Recht van de Universiteit van Amsterdam. Ze vindt dat het kabinet in de argumentatie voor de afschaffing onvoldoende aandacht heeft voor de groep die hierdoor het meeste verliest: de bijna 60-jarigen voor wie de WW-v 3½ jaar bedraagt tegenover 2 jaar voor alle anderen. Van die eerste groep keert 80% niet terug op de arbeidsmarkt: mede om die reden is voor hen een extra bescherming in de vorm van de WW-v in het leven geroepen. Die bescherming wordt nu afgebroken, zonder dat daarover een principieel debat wordt gevoerd.

Westerveld vindt dat het onderwerp van arbeidsparticipatie en WW-rechten van ouderen een bredere benadering verdient, waarin niet alleen met sancties wordt gewerkt, maar ook met stimulansen. Zij noemt als voorbeeld de suggestie van prof. Pennings, hoogleraar Sociale zekerheid (Universiteit Utrecht), om werkgevers van oudere werknemers geheel of gedeeltelijk vrij te stellen van socialezekerheidspremies. Er zijn, aldus Westerveld, andere, minder apert onrechtvaardige maatregelen denkbaar om de arbeidsparticipatie van ouderen te bevorderen. Rechtvaardiger dan het rücksichtslos snoeien in voorzieningen die destijds zijn ingevoerd met niet alleen de beste bedoelingen, maar zeer zeker ook met zinnige argumenten.