CDA

CDA
07-10-03
Donner: Weerleggen kritiek op rechter blijft taak van minister van Justitie
Om hanteerbaar te blijven, moet maatschappelijke onvrede over de rechtspraak politiek gekanaliseerd worden. Als de rechter onder vuur ligt, zal in de Nederlandse politieke verhoudingen de Minister van Justitie dan ook in de eerst plaats het vuur moeten trekken; het is aan hem om tegengas te geven. Dit zei minister van Justitie Piet Hein in zijn speech t.g.v. het 80-jarig bestaan van de NRR (Nederlandse Raad voor Rechtspraak)

Om hanteerbaar te blijven, moet maatschappelijke onvrede over de rechtspraak politiek gekanaliseerd worden. Als de rechter onder vuur ligt, zal in de Nederlandse politieke verhoudingen de Minister van Justitie dan ook in de eerst plaats het vuur moeten trekken; het is aan hem om tegengas te geven. Dit zei minister van Justitie Piet Hein in zijn speech t.g.v. het 80-jarig bestaan van de NRR (Nederlandse Raad voor Rechtspraak)

Steeds vaker en luider is er kritiek op de wijze waarop de rechter in een individueel geval beslist; dat hij te laag straft, dat hij personen vrijuit laat gaan die de publieke opinie al heeft gebrandmerkt, dat hij bewijs dat ieder overtuigend acht terzijde schuift, dat hij uitspraken die ieder kwetsend vindt niet strafbaar acht. Nog afgezien van het impliciete verwijt dat de rechter publieke verontwaardiging en vanzelfsprekendheid zou moet laten prevaleren boven de wet, raakt dit soort kritiek de essentie van onafhankelijke rechtspraak, aldus de minister.

Donner: Kritiek op individuele zaken is er altijd geweest; niet in de laatste plaats in juridische vaklitteratuur als het gaat om de redenering. Maar als we publieke kritiek op het oordeel zelf normaal gaan vinden, gewoon omdat men het niet eens is met de uitkomst of te gemakzuchtig is om uit te zoeken hoe het werkelijk zit, dan eindigen we met publieke veemgerechten. Die ontwikkeling stuiten is niet een kwestie van rechters of regering. In een voetbalwedstrijd wordt kritiek op de scheidsrechter bestraft met een gele of rode kaart. In het publieke leven hebben we die mogelijkheid niet gewild omwille van de vrijheid. Maar dat vereist dat de makers van publieke opinie zich zelf weten te beheersen en te matigen in hun commentaar. Want wezenlijker nog voor het behoud van vrijheid is, dat het rechterlijk oordeel in individuele zaken op een voetstuk blijft rusten dat niet wordt aangetast door voortdurende kritiek op het fundament van onafhankelijke rechtspraak, te weten dat we de uitkomst in het individuele geval aanvaarden, onverminderd de mogelijkheid om via de wet de rechtspraak te veranderen.

Ten aanzien van een aantal punten die in de kritiek aan de orde wordt gesteld, is dan ook al wetswijziging in voorbereiding. Iedere kritiek afzonderlijk is niet gevaarlijk, maar de druppel holt de steen uit, niet door geweld, maar door gestaag te vallen.

Donner vervolgde: Er is een tweede element in de kritiek dat aandacht behoeft; dat zijn verwijten over trage procedures, rechters die hun tijd verdoen, die het allemaal ook niet meer weten. Het is een oud geluid maar, gelet op de niet geringe verbetering op het terrein van doelmatige rechtspraak, een steeds minder steekhoudend verwijt. Die kritiek richt zich in wezen dan ook niet op de rechter, maar op de achterliggende rechtsorde en de overheersende rol die wet en recht in het maatschappelijk leven innemen. We hebben de toegang tot de rechter steeds verder opengezet, de regeldichtheid ongebreideld laten toenemen, en procedures vermenigvuldigd. De complexiteit van de samenleving brengt een scala aan potentiële conflictsituaties met zich mee die - in combinatie met de groei van de bevolking, de individualisering en de toegenomen mondigheid van burgers - leiden tot steeds meer daadwerkelijke conflictsituaties waarvoor burgers een oplossing zoeken. Dan is het niet vreemd dat men de rechter steeds vaker tegenkomt.

De voortdurend groei in werklast is voor het kabinet aanleiding om extra middelen voor de rechtspleging uit te trekken op een moment dat vrijwel alle andere publieke sectoren moeten krimpen. Maar dat is niet voldoende. Het gaat om meer dan een probleem van overregulering en overbelasting van de rechtspraak. We zijn weldra twintig jaren bezig met dereguleren, maar in die tijd zijn er vooral meer regels gekomen. Dat is niet vreemd. Samenleven en maatschappelijke ontplooiing behoeven regelgeving om de veelheid van individuele belangen en autonome beslissingen om te zetten gemeenschappelijk handelen dat voor ieder vruchtbaar is en niet ten koste gaat van derden; en om betrouwbaarheid te scheppen in een wereld waarin we elkaar steeds minder kennen. Dat neemt niet weg dat we bij ongewijzigd beleid vastlopen in een steeds dichter net van regels en procedures, dat ons belemmert om adequaat op veranderingen in te spelen. Ook de WRR wijst daarop in het rapport over de toekomst van de nationale rechtsstaat. Anders dan de WRR meen ik echter dat de oplossing niet primair gezocht moet worden in minder en meer open normen, en meer rechters. Dat miskent de maatschappelijke behoefte aan regelgeving en stelt de rechter juist nog meer bloot aan kritiek. Ik zie dan ook drie andere aangrijpingspunten, te weten:


- een ander wetgevingsbeleid;


- herbezinning op een adequate geschilbeslechting, en


- stroomlijning en verbetering van het rechtsbedrijf.