Socialistische Partij

Bij de Wet Werk en Bijstand, maidenspeech van SP-senator Anja Meulenbelt, 7 oktober 2003

Anja Meulenbelt Voorzitter, Lang geleden, nog voor de Bijstandswet die in 1965 werd ingevoerd, was ik zelf een alleenopvoedende moeder. Dat was de tijd van `eigen schuld, dikke bult'. Ik stond in de wereld zonder diploma, zonder werk en met een kind. Ik kwam praktisch nergens voor in aanmerking, geen WW, geen alimentatie, geen ongehuwde moederzorg want ik was getrouwd geweest. Ik kon een studiebeursje krijgen toen ik met een opleiding begon, maar daar kon je geen kind van onderhouden. Ik deed dus wat wel meer mensen deden: ik kluste er illegaal bij, altijd bang betrapt te worden en mijn beurs ook nog kwijt te raken. Mijn meubilair kwam van de straat, kleren waren tweedehands of zelfgemaakt, haren werden zelf geknipt. Wat hielp is dat een rafelig uiterlijk in die hippietijd erg in de mode was, en dat je met een matras op de vloer tegelijk je linkse opvattingen kon demonstreren. Aan het feit dat ik hier sta kunt u opmaken dat het nog min of meer goed met me is gekomen. Maar u kunt zich misschien voorstellen dat deze periode van mijn leven weer bij me op is gekomen nu we dit wetsvoorstel moeten behandelen, dat onder andere gevolgen heeft voor een nieuwe generatie alleenopvoedende ouders.

Voorzitter, dit is mijn maidenspeech, vandaar dat ik me enige autobiografische opmerkingen veroorloof, ik beloof hierbij dat ik dat niet elke keer zal doen. Maar wie eens aan de andere kant van de maatschappij heeft gezeten, aan de kant die hun hand op moeten houden, vergeet dat niet licht.

De omwenteling in 1965, toen de Algemene Bijstandswet werd ingevoerd kwam voor mij net te laat, maar ik herinner me nog hoe belangrijk die was: voortaan was steun geen gunst meer, maar was bijstand een recht. Bij de behandeling in de Tweede Kamer durfde mevrouw Klompé het nog te hebben over solidariteit, een inmiddels verguisd woord met een geitenwollensokkengeur dat geloof ik alleen nog in mijn partij en enkele andere tegendraadse groeperingen in volle oprechtheid wordt gebruikt. Ze zei:

"Als de overheid met gebruikmaking van de belastingmiddelen waarover zij beschikt, middelen die zij dus ook van de leden der staatsgemeenschap heeft, rechtsgenoten die zich zelf niet van het nodige kunnen voorzien de helpende hand toesteekt dan is daarin toch mede een stuk solidariteit te zien."

En ze zei later: "Ik wilde een wet maken waarop iedere burger een beroep kon doen, met opgeheven hoofd, en waardoor hij niet in een atmosfeer zou worden geplaatst die in strijd zou zijn met zijn vrijheid en met de waardigheid van zijn menselijke persoon."

In de jaren tachtig kwam de bijstandswetgeving al onder druk te staan. Onder de paarse kabinetten keerde het getij verder: de uitkeringsfabrieken moesten worden omgebouwd tot reïntegratie bedrijven. Klonk mooi, was door sommigen wellicht ook goed bedoeld - maar zoals zo vaak pakte de werkelijkheid een stuk beroerder uit. Om te voorkomen dat te veel mensen van een uitkering afhankelijk zouden worden werden strengere eisen gesteld aan de uitkeringsgerechtigden - eisen waaraan velen helaas in de praktijk moeilijk of niet konden voldoen. Daar stond wel tegenover dat er meer geld uitgetrokken werd voor reïntegratie, dat er meer banen geschapen werden voor de kansarmen door loonkostensubsidies om werkgevers aan te moedigen langdurig werklozen en arbeidsgehandicapten aan te nemen, en er kwamen gesubsidieerde banen. Het was een wankel compromis, dat ons niet werkelijk beviel. Maar het kon nog erger, weten we sinds het aantreden van het tweede kabinet-Balkenende.

Het nieuwe kabinet maakt immers korte metten met dit op zich al wankelmoedige compromis. Een deel van de ID-banen wordt geschrapt, de rest staat op de tocht. In de budgetten voor reïntegratie wordt gesneden. De loonkostensubsidies zijn gesneuveld. Tegelijk met het wegnemen van mogelijke oplossingen wordt de uitkeringsgerechtigden een strenger regime opgelegd: alleen degenen die totaal arbeidsongeschikt zijn mogen nog in de WAO, de rest moet de arbeidsmarkt op. Ook de al bestaande WAO'ers moeten opnieuw worden gekeurd. De WW wordt beperkt. Er zal dus een doorstroming komen vanuit de WAO en de WW naar de Bijstand, althans van degenen zonder een verdienende partner en zonder spaargeld of een huis. Dat de nieuwe maatregelen gepaard gaan met forse bezuinigingen is geen geheim: 680 miljoen minder voor terugkeer naar werk, 250 miljoen minder voor bijstand, en 70 miljoen minder voor bijzonder bijstand. (Cijfers afkomstig van de Sociale Alliantie) Volgens ons is het doel van het beleid dan ook om zo min mogelijk kwijt te zijn aan de mensen die niet werken. Dit zal het resultaat zijn: niet meer mensen actief, maar meer mensen goedkoper inactief (met dank aan Pieter Hilhorst).

Hans Treffers, president van de Centrale Raad van Beroep, vindt dat de afbraak van de sociale zekerheid nu wel erg snel gaat. `De opvang van de uitvallers uit het arbeidsproces dreigt te verschuiven. Uitkeringen op een solidariteitsniveau, gekoppeld aan het oude inkomen, worden steeds meer uitkeringen op armoedeniveau. Er wordt steeds meer opgeveegd door de Bijstandswet, de wet die primair de armoede regelt'. (Volkskrant 23 sept 03)

Laat ik twee punten noemen waar mijn partij geen moeite mee heeft. Wij hebben geen moeite met enige mate van decentralisatie, en eigen verantwoordelijkheid voor de gemeenten, vooropgesteld dat die verantwoordelijkheid gepaard gaat met voldoende middelen, en de decentralisatie niet leidt tot al te onrechtvaardige verschillen tussen wat een uitkeringsgerechtigde in de ene of de andere gemeente mag verwachten.

Wij hebben als socialistische partij ook geen moeite met de gedachte dat werk voor inkomen zou moeten gaan, en dat mensen vooral gewezen moeten worden op hun eigen verantwoordelijkheid. Integendeel: wij gaan er van uit dat het zowel goed is voor de samenleving als voor de individuele burger om een zinnige en passende taak te vervullen. Wij zouden willen dat ook mensen met een lichamelijke beperking, of ouderen die niet meer 100% fit zijn passend werk kunnen vinden. We gaan er van uit dat mensen die niet totaal zijn versleten in principe gelukkiger zijn wanneer ze via hun werk deel kunnen nemen aan het maatschappelijk leven, en dat het leven wat dat betreft niet ophoudt bij 65 jaar. We maken er wel de kanttekening bij dat er ook zinnige, passende en nuttige taken zijn die geen of weinig geld opleveren. We denken aan het verenigingswerk, vrijwilligerswerk, aan de mantelzorg en aan de opvoeding van kinderen. Is er aan gedacht wat er zou gaan gebeuren wanneer iedereen die nu van een uitkering afhankelijk is, maar wel nuttige arbeid verricht in een betaalde baan terecht zou komen? Wie heeft dan nog tijd voor mantelzorg? Het is gelukkig een hypothetische vraag, want er zijn niet genoeg banen.

De wet ademt een sfeer uit alsof er massa's mensen genieten van een uitkering omdat ze te lui of te bedonderd zijn om naar werk te zoeken, of zich te sjiek of te goed vinden voor werk dat wordt aangeboden. In deze wantrouwige en hardvochtige filosofie moet het vooral een economische prikkel zijn die mensen uit hun passiviteit doet ontwaken. Niet de economische prikkel van een betere beloning als uitkeringsgerechtigden zelf werk vinden, maar een bestraffende variant: Wie geen werk vindt gaat er straks op achteruit. Het kabinet hamert graag op `eigen verantwoordelijkheid voor de burger'. Impliciet wordt gesteld dat het aan de uitkeringsgerechtigden zelf ligt als zij niet aan het werk zijn. Niet onmacht maar onwil zou het grootste probleem zijn in de sociale zekerheid. Alleen als de uitkeringsgerechtigden het voelen in hun portemonnee zouden ze bereid zijn om hun best te doen. Dat lijkt ons een misvatting: een groot deel van de uitkeringsgerechtigden voelt het al heel lang in hun portemonnee. Minister de Geus heeft gezegd trots te zijn op het niveau van de bijstand omdat het mensen uit de armoede houdt (Buitenhof 18 mei 03) Wij delen zijn trots niet. We zijn er op zich niet tegen dat mensen in een uitkering rekenschap afleggen van hun pogingen om werk te vinden. Maar het is zeker geen algemeen verschijnsel dat een algemene sollicitatiedwang rechtvaardigt. Een recent rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau, De uitkering van de baan, heeft vastgesteld dat het verschil tussen uitkering en baan amper een rol speelt bij de uitstroom naar werk. Voor verreweg de meeste mensen blijkt er weinig mis met het arbeidsethos. Op onze vraag aan de staatssecretaris hoe groot hij de categorie mensen schat die met enige dwang weer aan het werk te krijgen zou zijn hebben we geen antwoord gekregen. Die krijgen we wel van de Sociale Alliantie, en van het Sociaal en Cultureel Planbureau, die er van uit gaan dat slechts eenderde van de huidige uitkeringsgerechtigden reintegreerbaar is. De gemeenten die al erg hun best hebben gedaan, en hun uitkeringbestand al hebben ` afgeroomd' weten dat. Zo stelt de gemeente Ede dat van hun zittende bestand aan uitkeringsgerechtigden 85% heel weinig of geen kans maakt om nog aan het werk te komen.

De gemeenten Het nieuwe beleid is gemaakt door de regering, maar het zijn de gemeenten die de volledige verantwoordelijkheid zullen dragen van de uitvoering, en op zullen draaien voor de kosten. Aan de ene kant wordt dus de gehele verantwoordelijkheid doorgeschoven, aan de andere kant worden de gemeenten aan handen en voeten gebonden bij het vinden van oplossingen.De gemeenten zijn gebonden aan de intake die uitgevoerd blijft worden door het CWI. Maar de staatssecretaris is niet van plan een garantie te geven dat de omvang van het CWI wordt aangepast aan het aantal aanvragers van een bijstandsuitkering. De gemeenten zijn verplicht om dienstverlening te kopen bij de reïntegratie bedrijven. Het uitbesteden van de reintegratie naar private bedrijven heeft nadelen. Zo stelt de wethouder van Sociale Zaken in Den Haag, Pierre Heijnen, dat private bedrijven zich zullen richten op winst en rendement, en dat betekent dat ze zich zullen concentreren op diegenen die het makkelijkst aan het werk te krijgen zijn. Terwijl een gemeente ook uit kan gaan van een publiek gevoelde verantwoordelijkheid voor de mensen die je niet naar de marktsector door kunt sturen (Staatscourant 10 sept. 2003).

Aan de ene kant moet de bureaucratie worden tegengegaan. Dat gebeurt door het wegnemen van de rapportageplicht, de verantwoordingsplicht. Aan de andere kant brengt het verbod op categoriale bijzonder bijstand een enorme toename met zich mee van administratieve rompslomp. Waarom, als de gemeenten voor 100% de verantwoordelijkheid moeten dragen, mogen zij niet zelf beslissen over categoriale extra bijstand?

De staatssecretaris suggereert dat er overleg is geweest en sprake is van enige overeenstemming met de gemeenten. Maar in de brief van de VNG staat ondubbelzinnig dat er grote gemeentelijke bezwaren zijn tegen de afschaffing van categoriaal armoedebeleid, de beperkte invloed van de gemeenten op de toegang tot de bijstand en de organisatie van de uitstroom, en de VNG ziet `een schier onmogelijke opgave met name vanwege het financiële kader'. De voorgestelde rijksvergoeding van 15 miljoen euro is duidelijk veel te laag. In het recente rapport in opdracht Divosa wordt het tekort geschat op 75 miljoen euro, die de gemeenten zelf op moeten brengen. Ik citeer nog eens de VNG: `de optelsom van bezuinigingen, de onvoldragen financieringssystematiek en een volstrekt onvoldoende bedrag voor implementatiekosten maken uitvoering per 1 januari a.s. onwerkbaar'

Ouderen We kunnen ons voorstellen dat het zin heeft in de toekomst mensen aan te moedigen om langer door te werken, en van mensen boven de 57,5 te verwachten dat ze nog bereid zijn om te blijven werken. Wel moet daarbij rekening worden gehouden met beroepen met een hoge lichamelijke slijtage. In dergelijke beroepen zou al vroeg begonnen moeten worden met bij- en omscholing, om het aanvaardbaar te maken dat deze mensen in principe arbeidsplicht opgelegd krijgen. Wij vinden het onrechtvaardig, en ondoelmatig, om op dit moment van alle 57,5plussers te verwachten dat ze opnieuw gaan solliciteren. De slaagkans dat er een flink percentage van hen weer aan het werk komt is minimaal, niet in de laatste plaats omdat er geen sprake is van maatregelen om werkgevers te bewegen oudere mensen opnieuw in dienst te nemen. De groep waarom het gaat is overvallen, de mededeling dat ze zelf hadden moeten sparen voor een vervroegd uittreden komt voor hen te laat. Nog afgezien daarvan: als we tegelijkertijd willen dat jongeren een betere kans krijgen om niet in de werkloosheid en de uitkeringen terecht te komen is het nog onzinniger om de ouderen alsnog de arbeidsmarkt op te jagen. Het gebod op sollicitatieplicht komt des te cynischer over nu de ministeries zelf over gaan tot ontslag van oudere werknemers. Net als bij de bijstandsouders vinden wij dat er sprake moet zijn van een stimuleringsbeleid, een aanbod van bijscholing, stimulansen voor de werkgevers om aangepast werk aan te bieden naast een gedeeltelijk behoud van uitkering, en de erkenning dat veel ouderen maatschappelijk nuttig werk verrichten zonder daar voor betaald te worden.

Chronisch zieken en gehandicapten De staatssecretaris geeft aan dat de categoriale verstrekkingen aan chronisch zieken en gehandicapten slechts 4% van het totaal aan categoriale bijzonder bijstand bedroeg. Aangezien niemand hoeft te twijfelen aan de noodzaak voor extra verstrekkingen, en het een extra belasting is voor deze doelgroep om voor elke nood een aparte, individuele aanvraag te doen, waarom geen uitzondering voor deze groep?

Alleenstaande ouders Een tijd lang is het opvoeden van kinderen gezien als een individuele hobby. Wie kinderen wilde moest daar verder zelf maar voor opdraaien. En zeker blijven kinderen in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de ouders. Toch zien we nu, met de angst voor de vergrijzing, de gedachte terugkeren dat kinderen op de wereld zetten ook een bijdrage is aan de komende generaties en de zorg voor de oudere. Dat betekent dat we er ons als samenleving medeverantwoordelijk voor moeten voelen dat ouders in staat zijn om zorg en werk met elkaar te combineren, en een levensstandaard kunnen handhaven waar de kinderen in kunnen gedijen. Die combinatie van zorg en werk is nog steeds problematisch, en wordt zelfs in een opzicht zwaarder: nu steeds meer vrouwen eerst een opleiding afmaken en werken, en dus ouder kinderen krijgen, komt de zorg voor de kinderen vaker samen te vallen met de zorg voor ouder wordende familieleden. We zijn er gelukkig mee dat de sollicitatieplicht voor bijstandsmoeders (en vaders) door het aannemen van de amendementen Noorman-den Uyl/ Bakker, en Bruls aan voorwaarden is gekoppeld, zoals de aanwezigheid van kinderopvang, en dat er rekening gehouden wordt met de individuele invulling van de zorgplicht.

De beoordeling of een bijstandsmoeder sollicitatieplichtig is komt nu te liggen bij de gemeenten. Die worden nu geconfronteerd met twee haaks op elkaar staande normen: aan de ene kant de vrijheid van de ouders om zelf invulling te geven aan de zorgplicht, aan de andere kant het primaat van de economische zelfstandigheid ook voor alleenstaande moeders. Met een formulering waarbij geit en kool gespaard worden wordt ruim baan gegeven aan de willekeur van de betreffende ambtenaar welk principe in elk geval zwaarder moet wegen. Door verschillende fracties is er al op gewezen dat de sollicitatieplicht dan wel ontheffing af komt te hangen van de politieke kleur van de gemeente. Wat denkt de staatssecretaris daar aan te doen?

In de memorie van antwoord geeft de staatssecretaris aan te weten dat een zeer groot deel van de alleenstaande ouders zeer gemotiveerd is om (op termijn) betaalde arbeid te gaan verrichten. In dat kader blijft het onbegrijpelijk waarom er toch sprake zou moeten zijn van een sollicitatieplicht, in plaats van een stimulerend aanbod zoals bijscholingsmogelijkheden, gebaseerd op vrijwilligheid.

Emancipatiebeleid In het buitenland heeft Nederland nog steeds een goede naam als `geëmancipeerd' land. Soms schaam ik me er voor om toe te moeten geven dat dat tegenvalt. In 2000 was 38% van de vrouwen tussen 15 en 65 economisch zelfstandig, dan wil zeggen met een inkomen boven de ondergrens van 70% van het nettominimumloon. Dat is een lager percentage dan de vrouwen die werken, 70%, deels door deeltijdarbeid, deels door banen met lage lonen, deels door loopbaanonderbreking door de zorg voor kinderen. Het gemiddelde inkomen van vrouwen is 47% van het gemiddelde inkomen van mannen. Kijken we naar financiële onafhankelijkheid, dat wil zeggen dat uitkeringen gebaseerd op voorafgaande arbeid mee worden gerekend, dan komen we op 42% van de vrouwen tussen de 25 en 65 die financieel onafhankelijk zijn. Mannen zijn nog steeds twee keer zo vaak financieel onafhankelijk, maar er is een lichte maar gestadige groei te zien voor vrouwen. (Gegevens uit de Emancipatiemonitor 2002, uitgave SCP) De nieuwe maatregelen gaan daar geen verbetering in brengen.

In de beleidsmaatregelen waar deze wet onder valt wordt met geen woord gerept over emancipatie. Toch zal het duidelijk zijn: in de WAO zit een hoog percentage vrouwen. Die zullen nu via herkeuring opnieuw arbeidsplichtig worden, of bij de strengere toelating niet worden opgenomen. De deelname aan de WW wordt aangescherpt. Veel van de vrouwen, voor wie op het ogenblik geen werk te vinden is, zouden dan voor bijstand in aanmerking komen, ware het niet dat vrouwen vaker een verdienende partner hebben dan mannen. Die vrouwen komen dan ondanks hun arbeidsverleden, en hun betaalde premies nergens voor in aanmerking. Zij krijgen niets, en worden opnieuw afhankelijk van de partner. Van een anderhalfverdieners of twee verdienersmodel zullen dus veel gezinnen teruggeschoven worden in het traditionele eenverdienersmodel. Dat zal in de huidige tijd waarin veel gezinnen het met een salaris nauwelijks redden voor veel nieuwe problemen gaan zorgen. En het emancipatiebeleid wordt weer een slag teruggedraaid.

We vragen ons af waarom het emancipatiebeleid niet is meegenomen in de nieuwe beleidsmaatregelen en de formulering van de WWB.

Grote steden In het ontbijtnieuws van 22 september liet minister de Geus weten dat zijn gezin er na januari zo'n 10 a 20 euro per maand op dacht achteruit te gaan. Wij verwachten niet dat hij daar wakker van zal liggen.

Wij maken ons wel zorgen over de effecten van deze wet, naast de andere bezuinigingsmaatregelen die getroffen worden, voor de categorie mensen die het met de huidige bijstand nog net redt om het hoofd boven water te houden, zonder diep in de schulden te komen. Ik heb op Prinsjesdag met mijn fractiegenoten de hele middag aan de telefoon gezeten, om de reacties van mensen op de troonrede te horen. Ik heb veel verhalen gehoord van mensen die, in onze ogen, terecht bang zijn voor verder afglijden naar de armoede. Daar waren weinig beroepsklagers onder, en ook weinig mensen die al door het vangnet waren gevallen. Het waren vooral mensen, veel vrouwen, die zich afvroegen waar ze het geld vandaan moesten halen voor de tandarts, nu die uit het ziekenfonds gaat, zeker als ze ook geen huursubsidie meer zouden krijgen. Er bestaat grote onzekerheid of de zaken waar nu op gekort gaat worden terug te halen zijn in een individuele vraag om bijzonder bijstand. En de lijst van mogelijke kleine rampen die samen een grote ramp veroorzaken is nog lang niet compleet: verhoogde contributies voor de sportclubs en jeugdverenigingen voor de kinderen, de kringloop winkel in de buurt die moet sluiten omdat ze draaien op gesubsidieerde banen. Op dit moment heeft in Amsterdam een op de tien mensen een forse huurachterstand. Daar kan nog wat aan gedaan worden met de schuldhulpverlening. Maar ook daarop wordt bezuinigd. Het is dus te voorspellen dat er een toename gaan komen van daklozen. Maar ook de daklozenzorg krijgt minder geld. En dat juist nu we ons ernstige zorgen maken over de achterstandwijken in de grote steden en het daarmee samenhangend integratieprobleem. Ik heb van het kabinet geen enkel geluid gehoord dat er oog is voor de zich opstapelende problemen, en ook geen antwoord op de vraag of de verwachte bezuinigingen op korte termijn niet veel grotere problemen, met hoge kosten gaan veroorzaken op de lange termijn, met name voor de gemeenten waar alles nu op wordt afgewenteld.

Het kabinet erkent dat de huidige economische conjuncturele situatie een extra groei van het bijstandsvolume en een geringere vraag naar arbeid met zich meebrengt. De slogan blijft dat zoveel mogelijk vermeden dient te worden dat mensen langdurig van de bijstand afhankelijk blijven. Daar zijn we het van harte mee eens, we zien alleen niet dat de huidige wet, onder de huidige omstandigheden daar veel aan bij zal dragen. Wat we wel zien is een significant percentage burgers, mensen die het nu al moeilijk hebben die het nog moeilijker gaan krijgen. We zien ook dat de gemeenten tegenover de burgers komen te staan die niet begrijpen waarom de bezuinigingen en de nieuwe maatregelen met name hen0 moeten treffen. Niet alleen om de te lage implementatiebijdrage, maar ook om de onmogelijke opdracht om de in principe uitkeringsgerechtigde burgers nog fatsoenlijk te bedienen met een te laag budget zijn de gemeenten in de komende tijd niet te benijden wanneer deze wet wordt aangenomen. Het kabinet gaat er van uit dat de WWB een wet is die langer van kracht zal zijn dan de periode van de huidige economische neergang. We zijn het er uiteraard mee eens dat de wet die vandaag behandeld gaat worden langer mee moet, en ook uitvoerbaar moet zijn in tijden van hoogconjunctuur. Maar dat is het probleem niet. Met de wet zou te werken zijn als er voldoende middelen tegenover stonden voor een solide reïntegratie beleid dat te voeren is wanneer er voldoende werk is. Maar er wordt gekort op het reïntegratie beleid, en er is te weinig werk. Om dan te denken dat we met de wet het aantal bijstandsgerechtigden kunnen verminderen lijkt ons wishful thinking. De economische filosofie achter dit wetsvoorstel lijkt het meest op het principe van een econoom (waar me helaas de naam van is ontschoten): als we spek hadden zouden we eieren met spek kunnen bakken - als we eieren hadden. De wet Water en Brood, zoals die inmiddels binnen de SP heet, vinden wij onder de huidige slechte economische omstandigheden dus ondoelmatig, onrechtvaardig en onuitvoerbaar. Daarom stelt mijn fractie voor deze krakkemikkige wet niet aan te nemen, en pleiten we voor uitstel van de voorliggende wet totdat er een ontwerp aan ons wordt voorgelegd waarin de principes van doelmatigheid, rechtvaardigheid en uitvoerbaarheid beter zijn uitgewerkt.