Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal
Binnenhof4
Den Haag
- Directie Veiligheidsbeleid
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
- 6 oktober 2003
Behandeld
Peter Potman
Kenmerk
- DVB/NN-303/03
Telefoon
- +31 (070) 3485555
Blad
- 1/7
Fax
- +31 (070) 348 5684
Bijlage(n)
- 1
E-Mail
- peter.potman@minbuza.nl
Betreft
- Beantwoording vragen vanhet lid Wilders over een mogelijke Iraanse kernbom
---
Graag - bied ik u hierbij- , mede namens de Minister van Defensie, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door - het lid- Wilders over - een mogelijke Iraanse kernbom. Deze vragen werden ingezonden op - 4 september 2003 met kenmerk - 2020316720.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Mr. J.G. de Hoop Scheffer
Antwoord van de heer De Hoop Scheffer, Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de heer Kamp, Minister van Defensie, op vragen van het lid Wilders (VVD) over een mogelijke Iraanse kernbom.
Vraag 1
Deelt u de mening van internationale experts, zoals de voorzitter van het Institute for Science and International Security (ISIS) David Albright, dat Iran eind 2005 over een nucleair wapen kan beschikken? 2 Zo nee, waarom niet? Zo ja, acht u dit aanvaardbaar mede in het licht van uw antwoorden op mijn vragen van 8 juli 2003? 1
Antwoord
De regering beschikt niet over harde bewijzen voor (voorgenomen) productie door Iran van een kernwapen. Desondanks geeft een aantal zaken vooralsnog aanleiding tot nader, serieus onderzoek. Dat geldt met name voor de verrijkingsinstallatie te Natanz waar sporen van hoog verrijkt uranium zijn gevonden en de geplande zwaarwateronderzoeksreactor (met plutoniumopbrengst) te Arak. In dat kader is van belang dat Iran juist een omvangrijk en ambitieus civiel kernenergieplan heeft ontwikkeld via het
uraniumtraject. Dit valt af te leiden uit de kerncentrale in aanbouw te Bushehr. Beide ontwikkelingen; het uraniumverrijkingtraject alsook het plutoniumtraject (zwaarwaterreactor), dragen de mogelijkheid in zich dat Iran uiteindelijk komt tot de productie van een nucleair wapen. Afhankelijk van de uiteindelijke omvang van de uraniumverrijkingsinstallatie in Natanz en van de snelheid waarmee deze gerealiseerd zal worden kan niet worden uitgesloten dat Iran in 2005 in staat is genoeg hoogverrijkt
uranium te produceren voor een kernwapen. Het spreekt vanzelf dat een dergelijke ontwikkeling de regering grote zorgen baart, zoals onder meer in mijn antwoord op vragen van het lid Wilders van 8 juli 2003 reeds is aangegeven (Vergaderjaar 2002-2003, Aanhangsel, nr. 1673). Alle inspanningen van de Nederlandse regering, onder meer binnen de EU en in IAEA-kader, zijn erop gericht te voorkomen dat Iran een kernwapen zou verwerven.
Vraag 2
Wat is uw oordeel over de opstelling van Iran tegenover de inspecties van het International Atomic Energy Agency (IAEA) 3:
ADe gebeurtenissen rond de Kalaye Electric Co. Waarvan Iran in eerste instantie zei dat dit een horlogefabriek was? Weigerde Iran in februari 2003 het IAEA toegang? Werd in maart en juni werd een bezoek toegestaan, maar de toegang tot bepaalde vertrekken geweigerd? Werd in juli het IAEA toegang toegestaan, maar het nemen van monsters geweigerd? Gaf op 9 augustus Iran toe dat zijn verrijkingsactiviteiten in Kalaye geconcentreerd waren? Stellen inmiddels bronnen rond het IAEA dat Iran de omgeving
van Kalaye 'gereinigd' heeft?
Antwoord
In mijn antwoord op vragen van het lid Wilders van 8 augustus jl. (Vergaderjaar 2002-2003, nr1875) ben ik reeds ingegaan op de situatie met betrekking tot Kalaye Electric Co. In aanvulling hierop kan worden gemeld dat er inmiddels ter plaatse inderdaad verbouwingswerkzaamheden zijn uitgevoerd. Deze werkzaamheden hebben volgens het IAEA mogelijk tot gevolg dat de genomen monsters geen uitsluitsel over eerdere activiteiten op het terrein kunnen geven. Deze werkzaamheden en het feit dat Iran het
IAEA lange tijd niet in de gelegenheid heeft gesteld het betrokken bedrijf te bezoeken en monsters te nemen geven reden tot zorg en zijn niet bevorderlijk voor het wekken van vertrouwen.
BDe gebeurtenissen rond Natanz.
Is in Natanz inmiddels hoog verrijkt uranium gevonden? Stelde Iran op 9 augustus dat dit besmetting is van geïmporteerde onderdelen van centrifuges, waar Iran tot op dat moment volhield geheel zelfstandig aan zijn nucleaire programma te werken? Weigert Iran te zeggen waarvandaan de besmette onderdelen komen?
Antwoord
Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik wederom naar mijn antwoord op vragen van het lid Wilders van 8 augustus jl. (Vergaderjaar 2002-2003, nr1875). In het tussentijdse rapport dat Directeur-Generaal ElBaradei op 26 augustus uitbracht wordt gemeld dat Iran het IAEA de benodigde informatie over verkregen onderdelen zal verstrekken, inclusief informatie over de origine van deze onderdelen.
CHet gegeven dat Iran, in strijd met haar verplichtingen de import van 1000 kilo uranium hexafluoride, 400 kilo uranium tetrafluoride en 400 kilo uranium dioxide niet heeft gemeld. Geldt dit ook China, dat daartoe als exporteur ook was verplicht? Erkenden beiden de import respectievelijk export pas na herhaald aandringen van het IAEA?
Antwoord
Ik verwijs andermaal naar mijn antwoord op vragen van het lid Wilders van 8 augustus 2003 (Vergaderjaar 2002-2003, nr.1875). In aanvulling daarop zij vermeld dat indien de door Iran inmiddels gedeclareerde importen van nucleair materiaal uit China afkomstig zouden zijn geweest (hetgeen algemeen wordt aangenomen), China in 1991 formeel niet verplicht was deze export te melden, daar het land op dat moment nog geen partij was bij het Non-proliferatieverdrag en geen daaraan gerelateerde
waarborgenovereenkomst met het IAEA had, noch deelnam in enig exportcontroleregime.
Vraag 3
Acht u Iran, op basis van u ter beschikking staande gegevens, in overtreding van zijn verplichtingen volgens het non-proliferatieverdrag?
Antwoord
De internationale discussie richt zich momenteel op de vraag of Iran de verplichtingen onder zijn waarborgovereenkomst met het IAEA is nagekomen. Dat is een andere discussie dan de vraag of Iran zijn verplichtingen onder het non-proliferatieverdrag schendt. Volgens artikel 2 van dat verdrag verplichten verdragspartijen zonder kernwapens zich om geen kernwapens of nucleaire explosieven te ontvangen, te bezitten, te produceren, of te verwerven, noch om assistentie te verzoeken of te ontvangen bij
de productie van kernwapens of nucleaire explosieven. De regering is weliswaar bezorgd dat een kernwapen het uiteindelijke doel is van het Iraanse nucleaire programma, er zijn echter geen harde bewijzen dat Iran het non-proliferatieverdrag schendt of reeds heeft geschonden.
Vraag 4
Deelt u de mening van bovengenoemde David Albright dat onvoorwaardelijke ondertekening door Iran van een Additioneel Protocol bij het Non-Proliferatieverdrag onvoldoende is om een zich onwikkelende Iraanse nucleaire dreiging te beëindigen omdat een Iran dat zich te allen tijde op korte termijn nucleair kan bewapenen een grote dreiging vormt voor de regionale en internationale veiligheid en dit waarschijnlijk leidt tot een regionale wapenwedloop met ongewisse uitkomst? Wat is uw beleidsreactie
daarop?
Vraag 5
Wat zal, mede in het licht van bovenstaande, de opstelling van Nederland zijn in de bestuursraad van het IAEA bij de volgende bijeenkomst ter voorbereiding van de algemene vergadering van 15 tot 19 september 2003? Bent u in verband met deze belangrijke vergadering bereid deze vragen alsmede de vragen van 7 augustus jl. vóór 15 september 2003 te beantwoorden?
Antwoord
Wanneer Iran een Additioneel Protocol zou afsluiten dan zou dit in de ogen van Nederland, maar ook in de ogen van de andere leden van de EU en de VS, een eerste stap zijn in de richting van het creëren van het vertrouwen dat noodzakelijk is om tot een oplossing te komen van de huidige situatie. Ondertekening van een Additioneel Protocol is echter niet voldoende om alle zorgen omtrent het Iraanse nucleaire programma weg te nemen. Daarnaast meent de regering dat de internationale gemeenschap het
gesprek aan moet gaan met Iran over een vrijwillige beperking van het vreedzame - nucleaire programma.
In eerste instantie dienen thans alle openstaande vragen over Irans nucleaire programma te worden beantwoord. Binnen de Bestuursraad van het IAEA, die van 8-12 september bijeen was en ondermeer het rapport van ElBaradei over Iran besprak, heeft Nederland aangedrongen op de aanname van een zo krachtig mogelijke resolutie, waarin Iran wordt opgeroepen voor eind oktober volledige medewerking te verlenen aan het IAEA en de openstaande vragen te beantwoorden. Die resolutie is er ook gekomen. Voor de
beoordeling van de vraag of Iran zich aan zijn internationale verplichtingen heeft gehouden zal het eindrapport van het IAEA over Iran van groot belang zijn.
1Deze vragen zijn een aanvulling op eerdere vragen van het lid Wilders, ingezonden 7 augustus jl., vraagnr. 2020315770
2Bulletin of the atomic scientists, sept/oct. jl., volume 59, nr. 5, blz.52-58.
3Zie o.a.: Washington Post, 27 augustus jl. / LA Times, 26 en 27 augustus jl./ Reuters, 27 augustus jl./ Economist, 28 augustus jl.
---
Ministerie van Buitenlandse Zaken