De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
KAB. 2003/1063
datum
06-10-2003
onderwerp
Antwoord kamervragen heffing op vlees
TRC 2003/6539
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen van het lid
Samson (PvdA) over mijn uitspraken in de media ten aanzien van het
invoeren van een heffing op vlees.
---
Bent u bereid uw uitspraak in Trouw 1) te concretiseren en op korte
termijn de Tweede Kamer te informeren over de mogelijkheid tot het
invoeren van een heffing op vleesproducten? Zo ja, op welke termijn?
Zo neen, waarom niet?
---
Kan de heffing ingevoerd worden via de in het Hoofdlijnenakkoord
overeengekomen vergroening van het belastingsstelsel? Zo ja, hoe wilt
u dit vormgeven? Zo neen, waarom niet?
---
Past een dergelijke heffing binnen internationaal gemaakte
handelsafspraken?
---
Bent u bereid om op Europees niveau afspraken te maken over het
invoeren van een dergelijke heffing?
1) Trouw, 11 september jl., 'Veerman: heffing op onverantwoord vlees'.
datum
06-10-2003
kenmerk
KAB. 2003/1063
bijlage
Antwoorden vraag 1 tot en met 4
In Trouw heb ik mijn ongenoegen uitgesproken over consumenten die
veilige, en op diervriendelijke wijze geproduceerde producten willen,
maar weigeren daarvoor ook de juiste prijs te betalen. Dit is voor mij
een belangrijk thema in het maatschappelijk debat over de intensieve
veehouderij.
Ik heb ook gezegd dat als liberalisering van de wereldhandel betekent
dat de consument toch weer in de verleiding komt voor het goedkoopste
product te kiezen, we wellicht moeten denken aan een heffing.
Dit om het prijsverschil met diervriendelijke producten te verkleinen.
Ik heb daar ook bij gezegd dat dit lastig wordt en dat ik dit niet
zomaar zelf kan bepalen. Bij een heffing denk ik met name aan
gedifferentieerde invoerrechten bij invoer van producten in de EU.
Dergelijk beleid moet op Europees niveau worden afgesproken en
bovendien moet worden voldaan aan de WTO-handelsregels. Tijdens de
WTO-onderhandelingen in Cancún is gebleken dat het erg moeilijk is
onderwerpen van zorg te bespreken, die buiten de onmiddellijke sfeer
van de handelsafspraken liggen, zoals dierenwelzijn en
voedselveiligheid. Op zich biedt de WTO wel ruimte om dergelijke
onderwerpen te betrekken in wet- en regelgeving. Voor gespecialiseerde
organisaties, zoals de wereldvoedselorganisatie (FAO) en de Office
International des Epizooties (OIE) is er overigens ook een rol
weggelegd om overeenstemming te bereiken over (het belang van) de
wijze van productie.
Tenslotte, de technische uitwerking van een dergelijke heffing zal
niet eenvoudig zijn, omdat veilige en op diervriendelijke wijze
geproduceerde producten op enigerlei wijze kenbaar moeten zijn. Dit
vergt bijvoorbeeld door de EU erkende certificering van deze producten
in die derde landen waaruit de producten worden betrokken. Een andere
mogelijkheid zou zijn om bilaterale overeenkomsten te sluiten met
derde landen die veilige en op diervriendelijke wijze geproduceerde
producten voortbrengen. Ik ben bereid deze thematiek op Europees
niveau aan de orde te stellen. Als het mogelijk is een
gedifferentieerd invoerrecht in te stellen, dan moeten we wel denken
aan de lange termijn.
De hier bedoelde heffing van invoerrecht heeft een heel ander karakter
en dient ook een heel ander doel dan een consumentenheffing waarop in
de motie-Atsma wordt gedoeld (TK 28600 XIV, nr. 44) en waarover ik de
Kamer inmiddels separaat heb bericht.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
---
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit