CENTRAAL PLANBUREAU
Onderwerp: persbericht
Nummer: 34
Datum: 6 oktober 2003
Inlichtingen bij Machiel Mulder (tel. 070-3383383), Herman Stolwijk
(tel. 070-3383330), of bij Jacqueline Timmerhuis (tel: 070-3383477)
CPB: conclusies AR over energiebesparing glastuinbouw niet goed onderbouwd
De conclusie van de Algemene Rekenkamer (AR) dat de meeste
investeringen in energiebesparing in de glastuinbouw geen aantoonbaar
effect hebben op het energiegebruik, komt voort uit onvolkomenheden in
het door de Rekenkamer verrichte onderzoek. De gebruikte gegevens
geven het proces van energiebesparen en intensiveren onvoldoende weer.
Bovendien zijn de energiebesparingen door het gebruik van
WKK-installaties en restwarmte onjuist berekend. Daarnaast trekt de AR
ten onrechte de conclusie dat effecten die niet kunnen worden
aangetoond, ook wel niet zullen bestaan.
Dit stelt het Centraal Planbureau (CPB) in het document 'Effecten van
energiebesparende investeringen in de glastuinbouw; een analyse van de
evaluatie door de Algemene Rekenkamer'. Dit rapport is geschreven op
verzoek van de Minister van Economische Zaken. De Minister heeft het
CPB gevraagd te bezien of de conclusies van de AR goed onderbouwd
zijn. Daarnaast heeft de Minister gevraagd of het onderzoek van de
Rekenkamer een goed voorbeeld is voor het verrichten van
beleidsevaluaties.
In het dit voorjaar verschenen rapport 'Effectiviteit
energiebesparingsbeleid in de glastuinbouw' concludeert de AR dat
alleen investeringen in restwarmte een aantoonbaar besparend effect
hebben. Bij investeringen in WKK-installaties, warmtebuffers, vaste
schermen, beweegbare schermen, gevelisolatie, klimaatcomputers en
condensors, vindt de Rekenkamer geen besparende effecten. Op grond van
deze bevinding beveelt de AR de overheid aan om het beleid meer te
richten op het gedrag van tuinders, omdat deze kennelijk onvoldoende
in staat zijn om de voordelen van deze technieken goed te benutten.
Het onderzoeksresultaat van de AR is op z'n minst verrassend, omdat
het een beeld oproept van een sector waarin duizenden tuinders grote
bedragen investeren zonder dat zij daarvan baten zouden hebben. Dit
beeld is moeilijk te verenigen met het feit dat de glastuinbouw
opereert op een internationale markt met grote concurrentie: alleen
tuinders die efficiënt werken, weten daar te overleven. Bovendien is
het onderzoeksresultaat in strijd met allerlei andere studies waaruit
blijkt dat investeringen in energiebesparingen wel degelijk leiden tot
een lager energiegebruik.
Analyse van het onderzoek van de Rekenkamer brengt naar voren dat de
resultaten voortkomen uit onvolkomenheden in de gebruikte data en de
gehanteerde modelspecificatie.
De gebruikte gegevens geven een te grof beeld van de ontwikkelingen op
de bedrijven. Zo is onvoldoende rekening gehouden met de grote
variatie in soorten producten: men heeft bijvoorbeeld voor alle
bedrijven met tomaten een zelfde tomatenprijs gebruikt, terwijl
sommige bedrijven vleestomaten telen, andere losse tomaten en weer
andere cherry tomaten; producten met elk een eigen prijs. Bovendien is
het intensiveringsproces op de bedrijven te eenvoudig benaderd. Zo is
bijvoorbeeld bij buisverwarming alleen gekeken naar de oppervlakte
daarvan op de bedrijven, maar niet naar de temperatuur. Uit andere
studies is gebleken dat de temperatuur in die buizen een groot effect
heeft op het gasverbruik.
Onjuistheden zijn aangetroffen bij de bepaling van het
brandstofverbruik bij de opwekking van elektriciteit en warmte. Bij de
berekening van het primaire energiegebruik (dat wil zeggen de
brandstof die nodig is) van het elektriciteitsverbruik heeft men geen
rekening gehouden met de opwekkingsverliezen in de centrales; bij het
opwekken van elektriciteit gaat ongeveer de helft van de gebruikte
energie verloren in de vorm van warmte. Daardoor kon geen
besparingseffect van WKK worden gevonden. Het besparende effect van
restwarmte is verder onderschat doordat het energiegebruik van
restwarmte gelijk gesteld is aan de energie-inhoud van die warmte,
terwijl het hier gaat om de energie die nodig is om restwarmte (die
anders niet zou worden gebruikt) op de glastuinbouwbedrijven te
krijgen.
Een ander punt is dat de AR kennelijk een conclusie trekt die op grond
van het uitgevoerde onderzoek niet getrokken kan worden. De AR raadt
de overheid namelijk aan om het beleid meer te richten op het 'gedrag
van de tuinders' omdat die kennelijk onvoldoende gebruik weten te
maken van energiebesparende technieken. Het door de AR uitgevoerde
onderzoek bevat onvoldoende grond om deze aanbeveling te doen. Bij
veel energiebesparende technieken is in het Rekenkameronderzoek niet
gebleken dat ze effect hebben, maar er is ook niet gebleken dat ze
geen effect hebben. Kennelijk baseert de AR deze conclusie - ten
onrechte - op de gedachte dat een onnauwkeurige schatting van een
effect betekent dat het effect niet bestaat. Als er een betekenisvol
effect bestaat, hoeft dat in een econometrisch onderzoek niet te
leiden tot een nauwkeurige schatting van het effect.
Uit deze kritische kanttekeningen volgt dat naar de mening van het CPB
het AR-onderzoek geen goed voorbeeld is van effectiviteitsonderzoek.
Toch betekent dit niet dat de gevolgde aanpak, een econometrische
analyse van micro-gegevens, in het algemeen ongeschikt is om de
effectiviteit van beleid vast te stellen. Dit is zeker niet het geval.
Echter, het is daarbij van groot belang uitkomsten van het
micro-econometrisch onderzoek te confronteren met resultaten uit
andere studies. Een combinatie van invalshoeken is, bij de bestudering
van complexe situaties, de beste garantie om tot betrouwbare
uitspraken over de werkelijkheid te komen.
CPB Document 35, Effecten van energiebesparende investeringen in de
glastuinbouw; een analyse van de evaluatie door de Algemene
Rekenkamer, ISBN 90-5833-134-2, is te bestellen bij:
Bibliotheek Centraal Planbureau
Postbus 80510
2508 GM Den Haag
Telefoon: 070-3383425
Telefax: 070-3383350
E-mail: bibliotheek@cpb.nl
Prijs: 9,- euro
De publicatie is (gratis) beschikbaar als PDF-file.
Centraal Planbureau