Ministerie van Justitie

Persbericht

Kamervragen van het Kamerlid Jager (CDA) inzake escortservice vanuit gevangenis
6 oktober 2003

In antwoord op uw brief van 2 oktober 2003, deel ik u mee dat de vragen van het lid Jager (CDA) over het runnen van een escortservice door een gedetineerde worden beantwoord zoals aangegeven in de bijlage.

De Minister van Justitie,

Vragen van het lid Jager (CDA) aan de minister van Justitie over een mogelijke escortservice voor bajesklant (ingezonden 3 oktober 2003)

Vraag 1.

Bent u bekend met het bericht over een veroordeelde gedetineerde die vanuit zijn gevangeniscel op grote schaal escortdames aan medegedetineerden verhuurt?

Antwoord 1.

Ja.

Vraag 2.

Wat is uw oordeel over dit bericht indien dit op feiten blijkt te berusten?

Antwoord 2.

Uit intern onderzoek is gebleken dat het bericht in de Telegraaf van 27 september 2003 op onjuiste gegevens is gebaseerd. De wijze waarop de desbetreffende gedetineerde vanuit de gevangenis zijn bedrijf zou leiden, is door hem in scène gezet. Zo heeft betrokkene geen pc op zijn cel, maar mag hij soms gebruik maken van een pc in de inrichting die geen internetverbinding heeft en is de gepubliceerde foto van betrokkene achter een pc, gemaakt in het kader van een kerstgroet voor zijn familie. Van deze informatie is het dagblad de Telegraaf door mijn departement, ruim voor het ter perse gaan van de editie, op de hoogte gesteld.

Vraag 3.

Deelt u de mening dat toegekende rechten aan gedetineerden in wet en regelgeving niet zijn bedoeld om mensen in staat te stellen hun bedrijf voort te zetten in de gevangenis?

Antwoord 3.

De penitentiaire wet- en regelgeving heeft als uitgangspunt het zogenaamde beginsel van minimale beperking. Dit beginsel is gebaseerd op artikel 15, vierde lid van de Grondwet. Daarin is de bevoegdheid van de overheid neergelegd ten aanzien van hen wie rechtmatig hun vrijheid is ontnomen, de uitoefening van grondrechten te beperken voor zover die uitoefening zich niet verdraagt met de vrijheidsontneming. Voorts heeft het gevangeniswezen de opdracht gedetineerde op een zo verantwoord mogelijke manier terug te laten keren in de samenleving. Instandhouding tijdens detentie van contact met de buitenwereld (familie, vrienden etc.) maakt daarvan onderdeel uit. De overheid zal een gedetineerde dan ook daartoe in staat stellen contact met de buitenwereld in stand te houden door middel van bezoek, telefoneren en correspondentie, tenzij bijvoorbeeld de orde of veiligheid in de inrichting in gevaar komt of de bescherming van slachtoffers hierdoor in het geding is. Dit contact met de buitenwereld is overigens aan beperkingen onderhevig, zoals vastgelegd in de binnen de inrichting geldende huisregels. Het zelf actief voortzetten van een (legaal) bedrijf door een persoon die in een penitentiaire inrichting verblijft, verdraagt zich moeilijk met de vrijheidsontneming. In veel gevallen zal de detentie tot gevolg zal hebben dat het praktisch onmogelijk is een bedrijf daadwerkelijk te leiden. Doorgaans worden gedetineerden wel in de gelegenheid gesteld de leiding van een bestaand bedrijf over te dragen aan een zaakwaarnemer.

Vraag 4.

Bent u voornemens maatregelen te nemen?

Antwoord 4.

Nee. Hoezeer ik de onjuiste berichtgeving betreur, het is geen aanleiding voor maatregelen, noch daartegen, noch naar aanleiding daarvan.