Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Speech van Staatssecretaris Van Geel bij de opening van het nieuwe hoofdkantoor van Brabant Water in Den Bosch op donderdag 2 oktober 2003

Als staatssecretaris van VROM, en één van de ruim 2 miljoen tevreden klanten van Brabant Water, feliciteer ik u van harte met dit fraaie hoofdkantoor. Het is goed te zien dat de architect in zijn opdracht geslaagd is. Het gebouw heeft de uitstraling die Brabant Water wil hebben; die van een onderneming die staat voor kwaliteit, servicegericht is, en open en zakelijk met zijn klanten omgaat.

Met het nieuwe hoofdkantoor krijgt Brabant Water nog meer een eigen gezicht, en dat is belangrijk voor een jong bedrijf. Het begon in 2002, na de fusie van het Oost-Brabantse en het Noordwest-Brabantse waterleidingbedrijf. Deze fusie was één van de laatste stappen in de ontwikkeling naar grotere bedrijven.

In de afgelopen 25 jaar is de drinkwaterkaart van Nederland sterk gewijzigd. De Waterleidingwet koos voor schaalvergroting, technologische innovatie, en vooral voor meer doelmatigheid. Daardoor is het aantal bedrijven sterk verkleind. In 1975 waren er nog 111 bedrijven, daarvan zijn er nu nog 15 over.
Er zullen nog twee overnamen volgen: Hydron Midden-Nederland zal Bronwaterleiding Doorn overnemen, en de Tilburgsche Waterleiding Maatschappij zal opgaan in Brabant Water.

Met enkele andere fusieplannen zullen we waarschijnlijk uitkomen op zo'n 10 bedrijven. Daarmee is de reorganisatie naar mijn idee wel zo'n beetje rond. We hebben nu een sterke bedrijfstak, die in staat is om een uitstekende kwaliteit drinkwater te verzorgen, met hoge leveringszekerheid. En dat alles tegen een maatschappelijk verantwoorde prijs. De sector heeft ook bewezen alert in te spelen kunnen spelen op zaken als legionella en terroristische dreiging. Vooral na "11 september" heeft de sector snel veel en goed werk verricht om de Nederlandse drinkwatervoorziening maximaal te beveiligen.

Een week of wat geleden heb ik met de Tweede Kamer gesproken over het vastleggen van het overheidseigendom en het wettelijke monopolie voor de levering van drinkwater. Ik hecht veel waarde aan deze wettelijke regeling. Gelukkig is er ook brede steun voor - in de bedrijfstak, in de Kamer en daarbuiten. Ik denk ook niet dat de EU voor problemen zal zorgen. Weliswaar wordt de watersector nog steeds genoemd bij liberaliseringsplannen. Maar de meeste lidstaten, en Nederland dus ook, stellen de drinkwaterkwaliteit en de leveringszekerheid boven marktwerking. Ze willen hun drinkwatersector naar eigen inzicht blijven inrichten.

De monopoliepositie van het waterleidingbedrijf maakt het wel nodig dat er goed toezicht op de doelmatigheid is. Uit een recent uitgevoerde evaluatie blijkt dat het decentrale toezicht door raden van commissarissen en aandeelhouders goed functioneert. Het rapport hierover heb ik onlangs naar de Tweede Kamer gezonden.

Belangrijk voor dat toezicht is benchmarking of prestatievergelijking. Daarmee kunnen bedrijven worden beoordeeld op kwaliteit, milieuzorg, service en efficiency. Daarnaast bevordert benchmarking de onderlinge uitwisseling van expertise. Daarom zal de prestatievergelijking in de Waterleidingwet worden opgenomen, inclusief duidelijke eisen voor de uitvoering.

De sector onderkent het belang van benchmarking en heeft zelf al twee prestatievergelijkingen uitgevoerd. Bij de ontwikkeling van de wettelijke procedure maken we goed gebruik van de kennis en ervaring die daarbij is opgedaan.

Benchmarking draagt zeker bij aan de bevordering van de doelmatigheid. Daarbij wil ik overigens graag een kanttekening plaatsen. Hoewel de aandacht voor doelmatigheid volkomen terecht is, mag het natuurlijk niet zo zijn dat het streven naar kostenefficiëntie ten koste gaat van drinkwaterkwaliteit en leveringszekerheid. Ook de zorg voor het milieu mag niet ondersneeuwen.

De wettelijke verplichting voor de periodieke prestatievergelijking wordt meegenomen bij de voorbereiding van de algemene herziening van de Waterleidingwet. Wat verder weg ligt de invoering van één watertarief. De klant betaalt voor elke kubieke meter dan niet alleen de drinkwaterkosten, maar ook de prijs van riolering en zuivering van het afvalwater. Die laatste kosten betaalt de klant natuurlijk nu ook al, maar niet gekoppeld aan zijn waterverbruik. Het geïntegreerde watertarief is bij uitstek het middel om de klant bewust te maken van de kosten die aan het waterverbruik zijn verbonden. Bovendien wordt de inning eenvoudiger en dus goedkoper. Ook zal de lokale lastendruk verminderen, waardoor gemeenten meer financiële ruimte krijgen om andere milieuproblemen aan te pakken.
De drinkwaterbedrijven kunnen met hun uitgebreide ervaring een wezenlijke rol spelen bij de verdere ontwikkeling van het watertarief. De drinkwatersector kan een belangrijke bijdrage leveren aan de discussie over de doelmatigheid in de andere onderdelen van de keten, in het bijzonder de riolering. Het kabinet komt over enkele maanden met een standpunt over de invoering van één water tarief.

Nog iets anders voor de lange termijn is het grondwater, en daarmee bedoel ik dat we ervoor moeten zorgen dat we er nog lang plezier van moeten hebben. Brabant Water is bijna volledig afhankelijk van grondwater en heeft dus een groot belang bij duurzaam beheer. Nederland was in de jaren zeventig één van de eerste landen waar ruimtelijke plannen rekening hielden met de bescherming van grondwater.

We zijn een dichtbevolkte land, met veel industriële activiteiten en een intensieve agrarische sector. Daardoor werden we vroeg geconfronteerd met de vervuiling van bodem en grondwater.

Het kan daarom ook geen kwaad dat we af en toe bij de les gehouden worden, zoals nu door de Europese Kaderrichtlijn Water. Deze richtlijn noodzaakt ons om opnieuw, en met andere ogen, te kijken naar het beheer en de bescherming van grondwater. We moeten onze doelen opnieuw formuleren, inclusief maatregelen om ze op tijd te halen. In aanvulling op de Kaderrichtlijn heeft de Europese Commissie een nieuwe richtlijn voorgesteld, die specifiek gericht is op de bescherming van grondwater tegen verontreiniging. Het voorstel is vorige week naar de lidstaten en het Europese Parlement gezonden. De inkt is dus nog nat en we moeten het voorstel nog goed bestuderen. Daarbij zal ik vanzelfsprekend letten op de ambities, de toegevoegde waarde en de praktische uitvoerbaarheid van de nieuwe grondwaterrichtlijn. Het belang van de drinkwatervoorziening zal ik zeker zwaar laten meewegen.

Duidelijk is wel al dat de Kaderichtlijn Water en de nieuwe Grondwaterrichtlijn nóg meer samenwerking zullen vereisen tussen rijk, provincies, gemeenten en waterleidingbedrijven. Zeker in een grondwaterprovincie bij uitstek als Noord-Brabant.

Ik weet zeker dat Brabant Water daar graag zijn aandeel aan wil leveren. Het bedrijf is zich duidelijk bewust van zijn maatschappelijke verantwoordelijkheden, en streeft naar duurzame en milieuverantwoorde oplossingen. Zo hergebruikt het vrijwel al de rest- en afvalstoffen die vrijkomen bij de productie van leidingwater. Brabant Water gebruikt ook zo weinig mogelijk milieubelastende stoffen en springt zuinig om met energie.

Met dit nieuwe gebouw heeft Brabant Water een nieuwe thuisbasis gekregen. Van hieruit kan het bedrijf een belangrijke rol blijven vervullen bij het in stand houden van een duurzame watervoorziening in Nederland. Daarmee wil ik iedereen die hier werkt graag nogmaals van harte feliciteren.