IP/03/1261
Brussel, 17 september 2003
Commissie bepaalt standpunt over Europese grondwet
Vandaag heeft de Europese Commissie haar standpunt bepaald over de
Europese ontwerp-grondwet. Zij is van mening dat de
Intergouvernementele Conferentie (IGC) die 4 oktober begint, het
compromis dat in de Conventie tot stand is gekomen, niet moet
openbreken, maar op een beperkt aantal punten verbeteringen en
verduidelijkingen moet aanbrengen en onafgehandelde zaken moet
afronden. Voorkomen moet worden dat het zo goed als onmogelijk wordt
om de beleidsbepalingen van de grondwet aan te passen. Daarnaast moet
de Europese Commissie, om efficiënt en geloofwaardig te zijn, een
volwaardig lid uit elke lidstaat tellen. Een grote Commissie moet haar
interne organisatie aanpassen.
De Commissie beschouwt het ontwerp-verdrag als een uitstekende basis
voor de werkzaamheden van de IGC. Romano Prodi, voorzitter van de
Commissie, verklaarde dat we dankzij de Conventie een eind op weg zijn
naar een grondwet en dat de Intergouvernementele Conferentie nu de
politieke taak heeft om de tekst van de Conventie op bepaalde punten
te verbeteren zodat Europa doeltreffend en democratisch kan
functioneren.
Zoeken naar een flexibelere manier om het beleidsgedeelte van de
grondwet te herzien
De legitimiteit van de Europese Unie in de ogen van de burgers wordt
bepaald door een doeltreffende uitvoering van het beleid. Deel III van
de ontwerpgrondwet heeft betrekking op de beleidsdoelstellingen en
instrumenten van de Unie. Veel van de artikelen komen nog uit het
Verdrag van Rome van 1957; andere zijn door verschillende amendementen
in de loop van de tijd erg lang en ingewikkeld geworden.
Volgens het voorgestelde systeem moet elke herziening van een van de
465 artikelen van de grondwet en de verschillende protocollen unaniem
worden goedgekeurd door alle regeringen en vervolgens in alle
lidstaten worden geratificeerd. Bovendien zal de IGC waarschijnlijk
niet voldoende tijd hebben om deel III bij te werken en te
vereenvoudigen. Als alle beleidsbepalingen zo vast komen te liggen dat
ze bijna niet meer kunnen worden gewijzigd, wordt het voor de EU
moeilijk om het juiste beleid te ontwikkelen en in te spelen op
veranderende omstandigheden.
Daarom moet de Europese Raad deel III van de grondwet kunnen wijzigen
met een 5/6 meerderheid, na goedkeuring van het Europees Parlement en
een positief advies van de Commissie. Wijzigingen moeten worden
voorbereid door een Conventie bestaande uit vertegenwoordigers van de
nationale parlementen en regeringen en van de EU-instellingen.
Daarentegen moet voor alle andere delen van de grondwet unanieme
goedkeuring en daaropvolgende nationale ratificatie blijven gelden,
ook voor het Handvest van de grondrechten, de verdeling van de
bevoegdheden tussen de EU en de lidstaten, de instellingen en de
fundamentele beginselen en doelstellingen.
Er is in ieder geval één beleidsterrein waarover de IGC zich
onmiddellijk zou moeten buigen: goed economisch bestuur, van vitaal
belang voor groei. Het economisch beleid in de eurozone moet strakker
worden gecoördineerd.
Creatieve oplossingen voor uitbreiding van de meerderheidsstemming
Voor veel besluiten is nog steeds unanimiteit in de Raad vereist. De
Commissie ziet in dat er geen draagvlak is voor een radicale
uitbreiding van de meerderheidsstemming. Toch zou de IGC een gerichte
en uitvoerige analyse van bepaalde artikelen moeten maken. In sommige
gevallen zouden degenen die huiverig staan tegenover het loslaten van
het nationale vetorecht kunnen worden gerustgesteld door een
duidelijkere beschrijving van de reikwijdte van EU-maatregelen.
Volgens Commissielid Antonio Vitorino zal het nationale vetorecht
verlammend werken in de uitgebreide Unie. Hij is van mening dat
nationale koehandel nooit tot goede Europese besluiten leidt en dat de
stemming bij meerderheid van groot belang is voor de komende
begrotingsonderhandelingen.
Een efficiënte en legitieme Commissie
De Conventie stelt een grote Commissie voor in twee lagen: een kern
van vijftien Europese commissarissen met stemrecht, met daaromheen
commissarissen uit de andere landen. Zo'n systeem met eerste- en
tweedeklas-Commissieleden zou het collegiale karakter van de
instelling volledig teniet doen. Dat zou voor de gehele EU een verlies
van legitimiteit en doeltreffendheid betekenen.
De IGC zou hier verandering in moeten brengen zonder daarbij andere
institutionele aangelegenheden ter discussie te stellen. De
samenstelling van de Commissie moet getuigen van een gelijke
behandeling van alle lidstaten: uit ieder land een lid, alle leden
dezelfde rechten en verplichtingen. De besluitvorming in de Commissie
moet worden gedelegeerd naar groepen commissarissen die
verantwoordelijk zijn voor bepaalde beleidsterreinen. Het voltallige
college beslist alleen over zaken van strategisch en politiek belang.
Dit model is gebaseerd op de huidige gedecentraliseerde besluitvorming
in de Commissie.
Zonder het institutionele debat te heropenen moet de IGC de
ontwerp-grondwet verduidelijken op die punten waarvan de gevolgen voor
de instellingen niet duidelijk zijn. Er moet voor worden gewaakt dat
de verschillende voorzitterschappen van de Raad en de voorzitter van
de Europese Raad niet samen een tweede uitvoerend orgaan gaan vormen.
Dat zou leiden tot een verlies van middelen, tot institutionele
concurrentie en tot inefficiëntie.
Volgens Commissielid Michel Barnier is de conventie geslaagd waar de
EU eerder tekort is geschoten en moet de Conventie worden gezien als
een cruciale en blijvende vernieuwing. Barnier is van mening dat een
korte en beslissende Intergouvernementele Conferentie voor de laatste
verbeteringen en verduidelijkingen moet zorgen.
European Commission