Gemeente Den Helder

03-10-2003 RAPPORTAGE EN ADVIES VAN DE INFORMATEURS VOOR DE VORMING VAN EEN COLLEGE

HOOFDSTUK I : INLEIDING


1.1. Benoeming informateurs
In de raadsvergadering van 10 september jl. heeft de raad zich tegen kansspeelautomaten op de
Oude Rijkswerf Willemsoord (ORW) uitgesproken. Als gevolg daarvan heeft de burgemeester op
11 september jl. een verklaring afgelegd. Daarin heeft hij kenbaar gemaakt dat het college geen verantwoordelijkheid meer kan dragen voor het bestuur van de stad, temeer omdat niet is gebleken dat de raad in meerderheid het financiële commitment, nodig voor het succes van de ORW, heeft willen uitspreken. Het college stelde unaniem zijn positie beschikbaar, maar verklaarde zich bereid in demissionaire status de lopende zaken naar beste vermogen te behartigen. Vervolgens zijn wij als fractievoorzitters van de twee grootste partijen in de raadsvergadering van 15 september jl. als informateurs aangewezen met betrekking tot de vorming van een college.

Inmiddels heeft de raad op 29 september jl. -alle consequenties nog eens overwegende en kennisnemende van alle reacties vanuit de stad- alsnog ingestemd met de realisering van kansspeelautomaten in gebouw 51 op de ORW. Daarbij is het college de inspanningsverplichting opgelegd op termijn het aantal kansspeelautomaten weer op het huidige aantal terug te brengen.
Tevens is afgesproken dat de demissionaire status van het college gehandhaafd blijft en wij ons werk gewoon voortzetten.


1.2. Overleg
Eerst hebben wij met zn tweeën als informateurs en fractievoorzitters van resp. de VVD en het CDA de politiek/bestuurlijke situatie met elkaar besproken. Daarbij hebben wij als conclusies getrokken dat wij ons in de gesprekken met de fractievoorzitters op een drietal onderwerpen moeten richten:
a. de cultuur/sfeer binnen de raad en het college en tussen het college en de raad onderling
(hoe ga je met elkaar om ?);
b. de (onduidelijke) financiële situatie van de gemeente; c. de vorming van een college en coalitie.
Voorts hebben wij bij de griffier een lijstje ingediend van de (voornamelijk financiële) stukken waarover wij wensen te beschikken. Tevens is om enige ambtelijke bijstand verzocht.

Wij hebben gesprekken gevoerd op:
23 september jl. : met de fractievoorzitter van Leefbaar Den Helder (de heer D. Gorter) en
met de fractievoorzitter van D66 (de heer H.S. Mosk) 24 september jl.: met de fractievoorzitter van de ChristenUnie (de heer H. Vos)
26 september jl.: met de fractievoorzitter en partijvoorzitter van de PvdA (de heren H.H. Abbenes en G. de Vroome)
27 september jl.: met de fractievoorzitter van de Stadspartij (de heer J.C. van Dongen) en
met de fractievoorzitter van GroenLinks (de heer G. Hoekmeijer) 29 september jl.: met de fractievoorzitter en partijvoorzitter van de AOV (de heren A.T.C.M. Nijpels en J.E. Spandaw) en met de fractievoorzitter van lijst Prins (de heer ir. R.T.G. Prins).

Tevens hebben wij op 24 september jl. een gesprek gehad met de directie: de heren J. van der Mark,
G. van den Berg en B. Hoogland. Daarbij heeft de directie de financiële situatie en wijze van aanpak uiteengezet. Wij hebben er op aangedrongen diezelfde presentatie op korte termijn voor de fractievoorzitters te houden.

HOOFDSTUK II : OORZAAK EN GEVOLG


2.1. Analyse
De bestuurscrisis is het directe gevolg van het besluit van de raad om een wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening en Verordening op de speelautomatenhallen af te wijzen, maar algemeen wordt door partijen de mening gedeeld dat dit slechts de druppel was die de emmer deed overlopen.
De crisis zou vroeg of laat toch zijn ontstaan. Alle partijen wijzen de cultuur/sfeer binnen de raad en tussen de raad en het college als belangrijkste voedingsbodem daarvoor aan; zij vinden dan ook dat die cultuur/sfeer een drastische verbetering behoeft. Als andere oorzaken -min of meer van het vorenstaande afgeleid- zijn genoemd:

1. de worsteling met het dualisme;

2. de slechte informatievoorziening en onderlinge communicatie;
3. onvoldoende inzicht in de financiële situatie;
4. onvoldoende coaching van de burgemeester en individuele wethouders;
5. aanwezigheid van 10 fracties en veel nieuwe raadsleden (met informatieachterstand);

6. aanwezigheid bij sommige raadsleden van een constant negativisme c.q. het ontbreken van een constructieve bijdrage aan de discussie, het zoeken naar oplossingen;

7. stekeligheden tussen partijen of personen die niet (gelijk) met elkaar worden uitgesproken;

8 coalitie die niet echt een coalitie blijkt te zijn;
9. te weinig bereidheid zich als college/wethouder kwetsbaar op te stellen, kritiek te accepteren,
naar de oppositie te luisteren en met hun inbreng iets te doen (met andere woorden: een verandering van houding en bestuursstijl). Op de eerste drie punten van vorenstaand rijtje gaan wij hieronder nader in.


2.2. Dualisme
Twee elementen verdienen aangaande het dualisme bijzondere aandacht: a. kaderstelling
Van de controlerende, volksvertegenwoordigende en kaderstellende rol van de raad is laatstgenoemde niet of nauwelijks uit de verf uitgekomen. De opstelling van de programbegroting voor 2004 biedt daarvoor met betrekking tot de 10 uitgekozen beleidsthemas een goede gelegenheid. Maar het dient niet bij een kaderstelling op macro-niveau (brede onderwerpen) te blijven; er kan ook kaderstelling plaatsvinden op micro-niveau (kleinschalige onderwerpen). De kaders geven het college de voorwaarden aan, waarop en waarbinnen tot uitvoering kan worden overgegaan. Naast de beleidsaspecten dienen zij ook een tijdsplanning en afspraken over de informatievoorziening (voortgangsrapportages) te bevatten. In de kaderstelling door de raad/

het formuleren van opdrachten richting het college dient de komende periode veel tijd en energie te worden gestoken. De raad dient daarbij krachtig te worden ondersteund.
b. commissiebestel
Het nieuw ingevoerde commissiebestel dient op al zijn onderdelen aan een nadere beschouwing onderhevig te worden gesteld (samenstelling, leiding, agendavorming, verslaglegging, enz.). Door meerdere partijen is reeds blijk gegeven van de wens weer een aparte commissie Financiën en Grondbedrijf in te stellen. Tevens is de functie van de commissies aan de orde gesteld. Geopperd is om de commissievergaderingen een meer informatie-inwinnend en brainstormend karakter te geven, zonder dat dit uitmondt in een standpuntbepaling dan wel een advies van de commissie aan zichzelf c.q. de raad. Op basis van de verkregen informatie en brainstorming in de commissie worden de onderwerpen dan in de fracties besproken en worden standpunten in de raad medegedeeld. Op die wijze keert het debat terug in de raad. In de praktijk kan/zal dit meer raadsvergaderingen en minder commissievergaderingen inhouden.

2.3. Informatie en communicatie
Alle partijen zijn van mening dat de informatievoorziening van het college naar de raad grondig verbetering behoeft, zowel qua inhoud, hoeveelheid als vorm. Er zit geen structuur in. De raad voelt zich door het dualisme op achterstand gezet, terwijl artikel 169 van de gemeentewet duidelijk is (zie bijlage). Er moet meer worden gewerkt vanuit de gedachte beter teveel dan te weinig informatie, dan dat iedere keer de vraag wordt gesteld of de raad wel recht op die informatie heeft, het wel past
bij het dualisme, enz. Niet geven van informatie wekt wantrouwen en juist daar moeten we van af. Anderzijds moet het college er op kunnen rekenen dat vertrouwelijke informatie ook vertrouwelijk wordt behandeld.

Ook ten aanzien van de informatievoorziening in zn totaliteit zou de raad afzonderlijke kaders kunnen stellen/een afzonderlijke opdracht kunnen formuleren, op basis waarvan het college tot uitvoering dient over te gaan. Daarbij gaat het wat ons betreft niet alleen om artikel 169 van de gemeentewet, maar ook om het handelen in de geest van de wet. Veel partijen benadrukken dat een zo groot mogelijke openheid van het college naar de raad moet worden voorgestaan op basis van vertrouwen en respect voor elkaar. Daarnaast dient ook meer openheid en transparantie naar de burgerij te worden bewerkstelligd om vertrouwen in de politiek (terug) te winnen.

Informatie en communicatie liggen dicht bij elkaar. Ook in de communicatie en de wijze van communiceren is nog veel te verbeteren. Overigens geldt dat niet alleen voor het college richting de raad, maar evenzeer andersom, tussen de fracties en raadsleden onderling, tussen de gemeente en de bevolking, enz. Respect en begrip voor elkaars standpunten, minder afbrekend meer opbouwend, minder negatief meer positief zullen belangrijke bijdragen leveren aan het sterk(er) uit het dal te voorschijn te komen. Eveneens dient het gezicht van de raad (standpunten, besluiten, activiteiten, e.d.) beter tot uiting te komen en naar buiten te worden gebracht. In dat kader bevelen wij aan de raad van een eigen -specifiek op de raad gerichte- communicatie-adviseur te voorzien.

2.4. Financiën
Er liggen vier voorstellen ter besluitvorming aan de raad voor waarmee in totaal 27 miljoen is gemoeid:

1. verbeterplan sociale dienst 2 miljoen
financiering: terugverdieneffecten na 2006 (raadsbijlage 111/WZ (2003)
2. veranderproces gemeentelijke organisatie 7 miljoen financiering: terugverdieneffecten na 2006 (raadsbijlage 112/BD (2003)
3. tweede bestuursopdracht Stadshart 5 miljoen financiering: betrekken bij behandeling begroting 2004 (raadsbijlage 114/BD (2003)

4. aankopen in het kader van de WVG 13 miljoen financiering: voorfinanciering uit gereserveerde gelden voor een nieuw stadhuis
met terugverdieneffect vanuit de marktsector en bijdragen van andere overheden.
(raadsbijlage 115/BD (2003)
Totaal 27 miljoen

Voor de afzonderlijke onderdelen van de 27 miljoen is op dit moment geen dekking aanwezig of wordt de financiering gezocht in de toekomst (terugverdieneffecten). Daarmee wordt dan voor het overgrote deel een volgend college/volgende raad geconfronteerd. Dit achten wij ongewenst.
Wij zijn dan ook van mening dat genoemde voorstellen naar de begrotingsbehandeling 2004 dienen te worden verschoven en bij de coalitievorming/formatiebesprekingen dienen te worden betrokken.

Voorts speelt nog (zo is ons medegedeeld):

1. de gevolgen (claim) van het besluit van de raad in zijn vergadering van 4 juni jl. om niet in te stemmen met het voorstel opnieuw een voorbereidingsbesluit te nemen inzake de realisering van Staete Huysduinen BV;

2. een eenmalige overschrijding in 2003 van het budget voor de uitvoering van de Wet Voorzieningen Gehandicapten met 800.000,- (in het fonds zit nog 500.000,-);

3. een structureel tekort in de begroting van 2004 van circa 4,5 miljoen, dat na toepassing van normale belastingverhogingen kan worden teruggebracht tot circa 3 miljoen en na aanvullende maatregelen op ca
1,5 miljoen uitkomt.

Ons is kenbaar gemaakt dat alles op alles wordt gezet om de begroting 2004 sluitend te krijgen.
Thans hebben wij vanwege het ontbreken van een goed functionerende administratieve organisatie (nog) onvoldoende inzicht in de financiële stand van zaken van de gemeente. Bij de voorjaarsnota 2004 zullen -zo is ons medegedeeld- voorstellen worden gedaan/keuzes worden voorgelegd om de tekorten in de meerjarenraming te dichten en ruimte te maken voor nieuw beleid.

Cijfers over de stand van zaken in 2003 ontbreken nog, maar op korte termijn zal de MARAP uitkomen (periode 1 januari - 1 september 2003). Ook zal binnenkort de nota reserves en voorzieningen worden gepresenteerd, maar deze vraagt nog om een opschoning, nadere bestudering per post. Ten aanzien van de Onroerend Zaakbelasting (OZB) is ons desgevraagd kenbaar gemaakt dat 1% verhoging 100.000,- oplevert, waarmee bijvoorbeeld uitgaande van 4% rente 2,5 miljoen kan worden geleend.

Wij gaan uitgebreid op de financiële situatie in, omdat wij van mening zijn dat die als tijdbom onder ieder college/iedere coalitie kan worden beschouwd. Daarom stellen wij voor de uitgaven te beperken tot bestaand beleid (incl. reeds aangegane verplichtingen) en geen besluiten te nemen die verstrekkender zijn, tenzij daarvoor een deugdelijke financiering kan worden aangewezen. Alle andere uitgaven dienen wat ons betreft te worden uitgesteld tot er een goed en adequaat inzicht bestaat in de financiële positie van de gemeente op de korte en lange termijn. Ook daarin bepleiten wij overigens een open en optimale informatievoorziening naar en communicatie met de raad. Dit geldt temeer, omdat -zo werd verscheidene keren opgemerkt- de laatste jaren de opzet van de begroting voor raadsleden minder informatie bevat en minder inzichtelijk is dan de begrotingen van vroeger.

HOOFDSTUK III : COALITIE / COLLEGE


3.1. Criteria
Alle fracties met twee of meer raadsleden hebben te kennen gegeven bereid te zijn om bestuurlijke verantwoordelijkheid te dragen. De fracties van de Stadspartij, GroenLinks en ChristenUnie hebben daarbij gesteld hiervoor alleen te kiezen als geen andere mogelijkheden aanwezig blijken. Verder variëren de meningen van voorzetting/repareren van de huidige coalitie met of zonder nieuwe gezichten, tot aanpassing van de coalitie met één, hooguit twee partijen en voorkeur voor een coalitie van de reeds lang gevestigde partijen (dus zonder de nieuwkomers in de raad). Op basis van dit gegeven zijn er voor een te vormen college/coalitie vele mogelijkheden. Vrijwel alle partijen (excl. GroenLinks) geven aan dat de coalitie/het college in ieder geval uit de VVD en het CDA zal bestaan. Een aantal partijen stellen hun eindoordeel over de samenstelling van de coalitie/het college afhankelijk van de wethouderskandidaat van de verschillende partijen. Wij hebben de partijen niet om namen gevraagd, daar wij dat meer op de weg vinden liggen van een formateur.

Mede op grond van de inbreng van de diverse fracties zou ten aanzien van de vorming van een coalitie/college een aantal criteria kunnen worden opgesteld, zoals;

1. een coalitie, waarmee programmatische afspraken te maken zijn met het huidige raads-/college-programma als uitgangspunt (rode draad);
2. een coalitie/college met een zon groot mogelijk draagvlak in de raad;

3. een coalitie/college, bestaande uit sterke stabiele fracties en met sterke wethouders;

4. een coalitie/college, bereid en in staat om aan het verbeteren van de cultuur/sfeer in het college en tussen het college en de raad een constructieve bijdrage te leveren;

5. een coalitie/college, bereid en in staat om met elkaar samen te werken/een echte coalitie te vormen;

6. een college met indien mogelijk tenminste een vrouwelijke wethouder in het kader van zij aan zij.

3.2. Raads-/collegeprogramma
Het raads-/collegeprogramma Herkenbaar beter waarmee in de raadsvergadering van 24 april 2002
is ingestemd (raadsbijlage 45/BD 2002) en waarvan de uitwerking in jaarschijven in de raadsver-gadering van 12 maart 2003 (raadsbijlage 31/BD 2003) is vastgesteld, dient aan een kritisch oog te worden onderworpen. De financiële situatie vraagt in elk geval om een nadere prioriteitenstelling, maar voortschrijdend inzicht dan wel de deelname van één of meer andere partijen aan het college kan ook tot enige aanpassing aanleiding geven. Op voorhand hebben enkele partijen hieromtrent al enige wensen kenbaar gemaakt.

Zo wil de PvdA een aantal inhoudelijke onderwerpen hoger op de bestuurlijke agenda geplaatst zien. Genoemd zijn onder meer:
1. ontwikkelen van Julianadorp Oost en schrappen van de bouwlocatie Den Helder Zuid en andere kleinere min of meer toevallige beschikbare bouwlocaties;

2. realiseren van een vorm van zelfbestuur voor Julianadorp;
3. versterken van de sociale structuur;

4. duidelijker en directer betrekken van de burger bij het bestuur. De Stadspartij wil een fonds voor een Reddingsboot en minder afbraak in de binnenstad. Zij vindt dat meer renovatie moet plaatsvinden en panden geschikt moeten worden gemaakt voor de huisvesting van jongeren. Tevens wil zij ten aanzien van de financiële situatie de 10% kaasschaafmethode hanteren. GroenLinks wil een sterker sociaal beleid (onder meer richting de minima) en maatregelen in het kader van de infrastructuur/verkeersproblematiek (zoals het realiseren van een transferium).
De ChristenUnie vraagt meer aandacht voor het gezondheidsbeleid, de drugs- en jeugdproblematiek. De AOV wil in het raadsprogramma meer aspecten inzake het ouderenbeleid tot uiting laten komen.


3.3. Overige aan de orde gestelde onderwerpen Andere door een of meer fracties naar voren gebrachte onderwerpen/standpunten zijn:
a. op de kortst mogelijke termijn terugkeren naar een vaste/staande organisatie (zonder BMC en interims);
b. niet alleen de structuur, maar juist ook de cultuur binnen het ambtelijk apparaat behoeft verandering, verbetering; c. onmiddellijk met regelmaat invoeren van beoordelings- en functioneringsgesprekken;
d. bij kerntakendiscussie/bezuinigingsoperatie norm- en kengetallen betrekken die ook op het moment Den Helder in de artikel 12-status verkeerde een rol hebben gespeeld;
e. de uitwerking van en wijze van aankopen in het kader de Wet Voorkeursrechten Gemeenten nader beoordelen en van een kaderstelling voorzien;
f. een (nadere) discussie voeren over het nieuwe stadhuis, waarbij wordt gesproken over de plaats, de inhoud (op de burger gericht vernieuwend concept) en wijze van financiering. Een dergelijke discussie heeft volgens partijen nog nooit plaatsgevonden. Ten aanzien van de financiering zouden de verschillende mogelijkheden eens op een rijtje moeten worden gezet;
g. begrotingsbehandeling behoeft een andere aanpak, geen saaie eindeloze debatten, een betere voorbereiding tussen coalitiepartijen, zonder dat dit ten koste gaat van de inventiviteit van de verschillende fracties;

HOOFDSTUK IV : ADVIES
Wij stellen u voor thans over te gaan tot het aanwijzen van twee formateurs, zijnde de fractievoorzitters van de VVD en het CDA, aangezien de meeste partijen aangeven dat de coalitie/het college in ieder geval uit deze twee partijen zal bestaan. Deze twee formateurs zullen formatiegesprekken aangaan op basis van de criteria genoemd in
3.1.

de Informateurs,

W.F. Bellinga, J.H.W. Mulder
(fractievoorzitter VVD) (fractievoorzitter CDA)

Bijlage:

Artikel 169 van de Gemeentewet (inzake informatieverstrekking):


1. Het college en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur.


2. Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.


3. Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.


4. Zij geven de raad vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder e, f, g, en h (zie hieronder), indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het laatste geval neemt het college geen besluit dan nadat de raad zijn wensen en bedenkingen terzake ter kennis van het college heeft kunnen brengen.


5. Indien de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder f (zie hieronder), geen uitstel kan leiden, geven zij in afwijking van het vierde lid de raad zo spoedig mogelijk inlichtingen over de uitoefening van deze bevoegdheid en het terzake genomen besluit.

Artikel 160 van de Gemeentewet (waarnaar in artikel 169 wordt verwezen):


1. Het college is in ieder geval bevoegd:
a. het dagelijks bestuur van de gemeente te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet de raad of de burgemeester hiermee is belast; b. beslissingen van de raad voor te bereiden en uit te voeren, tenzij bij of krachtens de wet de burgemeester hiermee is belast; c. regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente, met uitzondering van de organisatie van de griffie; d. ambtenaren, niet zijnde de griffier en de op de griffie werkzame ambtenaren, te benoemen, te schorsen en te ontslaan; e. tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente te besluiten;
f. te besluiten rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures namens de gemeente of het gemeentebestuur te voeren, of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij de raad, voor zover het de raad aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;
g. ten aanzien van de voorbereiding van de civiele verdediging; h. jaarmarkten of gewone marktdagen in te stellen, af te schaffen of te veranderen.


2. Het college besluit slechts tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raad een ontwerp-besluit is toegezonden en hij zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen.


3. Een besluit als bedoeld in het tweede lid behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten. De goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.


4. Het college neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.