Den Haag, 3 oktober 2003
Vragen van de leden Kruijsen, Depla en Wolfsen (allen PvdA) aan de Minister van Justitie
1. Was het doel van de recente wetswijzigingen met betrekking tot de koop van een
woning het beter beschermen van de consument-koper van een woning?
2. Bent u bekend met het feit dat makelaars op verschillende wijze invulling geven aan de fase tussen het bereiken van mondelinge overeenstemming en de schriftelijke vastlegging daarvan?
3. Laat de wet naar uw oordeel ruimte voor de verkoper om in voornoemde fase na het bereiken van volledige mondelinge overeenstemming de woning (tegen een hogere prijs) aan te bieden een andere koper?
4. Is het naar uw oordeel geoorloofd dat een verkopende makelaar, die een mondelinge toezegging heeft gedaan aan de kopende partij een woning voor een bepaalde koopsom te verkopen, op een later moment de koopsom verhoogt met het argument dat er in middels een hoger bod is gedaan door een derde partij?
5. Hoe duidt u juridisch eerdergenoemde fase en wat zijn naar uw oordeel in die fase de rechten en verplichtingen over en weer van partijen?
6. Indien het antwoord op vraag 4 positief is, hoe is dan vol te houden dat deze nieuwe wet de burger in alle gevallen meer bescherming biedt bij het kopen van een woning dan daarvoor het geval was?
7. Bent u bereid een wetswijziging voor te stellen, indien blijkt dat voornoemde fase op oneigenlijke wijze wordt gebruikt? Een wetswijziging die ertoe zal moeten leiden dat partijen zijn gehouden aan wat mondeling is overeengekomen en waar dan na de schriftelijke vastlegging de bedenktijd op van toepassing is?
8. Zo nee, op welke wijze kan dan de consument-koper beter worden beschermd tegen oneigenlijk gebruik?
Partij van de Arbeid