Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

Antwoorden op kamervragen over een mogelijke machtsstrijd binnen de ar-Rahmane moskee in Amsterdam

3 oktober 2003

Antwoorden op vragen van de leden Wilders (VVD) en Eurlings (CDA) aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Justitie en van Buitenlandse Zaken over een mogelijke machtsstrijd binnen de ar-Rahmane moskee in Amsterdam. (Ontvangen 26 september 2003)

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het artikel «Oorlog in Moskee»? (De Telegraaf, 6 september jl.)

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

In hoeverre doet de AIVD onderzoek naar de ontwikkelingen rondom de ar-Rahmane moskee in Amsterdam? Hebben Amsterdamse bestuurders eerder gevraagd naar een dergelijk onderzoek? Wat zijn de resultaten van dit onderzoek?

Vraag 3

Kunt u bevestigen dat de moskee het eigendom is van de Saoedi Sa'eed Mohammed 'Omar Ba-na-ama? Wat is u bekend over deze Saoedi? Welke invloed oefent hij uit op de gang van zaken bij de ar-Rahmane moskee? Wat is uw oordeel daarover?

Vraag 4

Speelt de ar-Rahmane moskee een rol bij het werven van jonge mannen voor reizen naar Saoedi-Arabië en Pakistan, waar zij terecht komen op koranscholen waar ook rekrutering plaatsvindt voor de jihad? Hoe werd, wordt en zal hiertegen worden opgetreden?

Vraag 5

Beschikt u over aanwijzingen dat voorzitter Mohammed Abou Allal van de ar-Rahmane moskee geld heeft ontvangen van rijke Saoedi's en dat heeft doorgesluisd naar Marokko? Wat is uw oordeel daarover?

Vraag 6

Beschikt u over aanwijzingen dat deze Allal ideologisch gelieerd is aan een groepering die verantwoordelijk is voor het bloedbad van 16 mei 2003 in Casablanca? Wat is u bekend over deze groepering (naam, omvang, banden met andere groeperingen)? Wordt vanuit Saoedi-Arabië steun gegeven aan deze groepering? Heeft deze groepering ook Saoedisch geld ontvangen via de voorzitter van de ar-Rahmane moskee in Amsterdam? Hoe is hiertegen opgetreden?

Vraag 7

Welke banden bestaan er tussen de ar-Rahmane moskee en andere radicale moskeeën in Nederland, zoals de al-Tawheed moskee in Amsterdam, de al-Furqaan moskee in Eindhoven en de as-Sunna moskee in Den Haag?

Vraag 8

Beschikt u over aanwijzingen dat gekende moslimterroristen als Mohammed Atta, Marwan al-Shehhi en Mounir el-Motassadeq ooit bezoeken hebben afgelegd aan de ar-Rahmane moskee?

Vraag 9

Onttrekt het huidige bestuur van de ar-Rahmane moskee zich aan substantiële contacten met de stadsdeelraad Amsterdam Oud-Zuid en de gemeente Amsterdam? Wat is uw oordeel hierover?

Antwoorden 2 t/m 9

De AIVD verricht in het kader van de strijd tegen het islamistisch terrorisme onderzoek naar radicaliseringsprocessen binnen de islamitische gemeenschap. Radicalisering kan personen ontvankelijk maken voor deelneming aan terrorisme-ondersteunende activiteiten, gewelddadig jihadisme en terrorisme. Het AIVD-onderzoek naar radicalisering is breed van opzet. Zoals uiteengezet in het AIVD-jaarverslag 2002 vindt onderzoek plaats naar radicalisering binnen de verschillende moslimpopulaties in ons land, onder moslimstudenten en in en om een beperkt aantal moskeeën. Bovendien vindt onderzoek plaats naar buitenlandse inmenging in onder meer scholen en moskeeën. Dit laatste betreft een breed opgezet onderzoek waarvan melding werd gemaakt in de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 24 april 2003 (Kamerstukken, 27 925, nr. 91). De AIVD onderzoekt radicaliseringsprocessen. Dat wil zeggen dat de AIVD onderzoekt hoe radicalisering verloopt, welke factoren daarbij een rol spelen en welke politiek-religieuze stromingen, organisaties of personen er bij betrokken zijn. De AIVD rapporteert zijn bevindingen aan bestuurlijke instanties die in de preventieve sfeer tegenmaatregelen kunnen nemen. Soms gebeurt dit met een open rapportage. Een goed voorbeeld daarvan is de AIVD-nota over het islamitisch onderwijs. De door de AIVD gesignaleerde ongewenste buitenlandse inmenging op scholen is inmiddels sterk gereduceerd door de gezamenlijke inspanning van schoolbesturen, gemeentebesturen, de Onderwijsinspectie en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Indien uit het AIVD-onderzoek strafbare feiten bekend worden zoals discriminatie, belediging of terrorisme-ondersteunende activiteiten worden deze gemeld aan het Openbaar Ministerie, zodat opsporing en vervolging kan plaatsvinden. Over lopende AIVD-onderzoeken wordt in de regel publiekelijk geen mededeling gedaan. De AIVD is ingevolge de Wet op de inlichtingen-en veiligheidsdiensten 2002 gehouden zijn actuele kennisniveau geheim te houden. Informatie hierover kan slechts worden verstrekt aan instanties die op basis van de verkregen informatie maatregelen kunnen treffen ter bescherming van de nationale veiligheid. Bovendien mag de betreffende informatie slechts worden verstrekt voor zover daarmee geen zicht wordt geboden op de werkwijzen van de AIVD en de anonimiteit en veiligheid van bronnen niet in gevaar komen. Het vorengaande betekent dat de zeer specifieke vragen betreffende de wetenschap van de AIVD over de gang van zaken binnen de Ar-Rahmane-moskee, de banden van deze moskee met andere moskeeën, de financiering van de moskee en de gedragingen van bepaalde bestuurders niet publiekelijk kunnen worden beantwoord. De gevraagde informatie kan uitsluitend vertrouwelijk worden verstrekt aan de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten van de Tweede Kamer. Die commissie is speciaal voor dat doel in het leven geroepen. Op deze plaats moet worden volstaan met de mededeling dat de Ar-Rahmane-moskee is gelieerd aan de Jamat Al-Tabligh Wal-Dawa (de gemeenschap van verkondiging en uitnodiging). Dit betreft een orthodox-soennitische beweging met wortels in India. Zoals vermeld in de antwoorden op eerdere vragen van de kamerleden Wilders en Hirsi Ali (beiden VVD) over ronselpraktijken voor de jihad heeft de AIVD geconstateerd dat onder degenen die in Nederland jongeren werven voor de jihad zich personen bevinden die zichzelf tot de Tabligh-beweging rekenen. Het is mogelijk dat bij jonge moslims de intensivering van de geloofsbeleving via deze Tabligh-aanhangers verloopt en dat in een later stadium radicalisering richting geweld optreedt (Aanhangsel Handelingen II 2002/03, nr. 1153). Het spreekt voor zich dat het kabinet deze radicalisering richting geweld een hoogst verwerpelijke ontwikkeling vindt die met alle mogelijke middelen dient te worden bestreden.

Vraag 10

Deelt u de mening dat de ar-Rahmane moskee dient te worden gesloten indien er sprake is van banden met moslimterrorisme en dat voortbestaan slechts toegestaan kan worden indien personen die dergelijke banden hebben uit het moskeebestuur zijn verwijderd en indien er bovendien gedachtegoed wordt uitgedragen dat spoort met de beginselen en de waarden van onze rechtsstaat?

Antwoord 10

Tegen personen of groepen van personen ten aanzien van wie wordt vastgesteld dat zij zich schuldig maken aan terroristische of andere strafbare feiten zal strafrechtelijk worden opgetreden. Denkbaar is ook dat ten aanzien van een moskee waarbinnen zich dergelijke personen of groepen van personen bewegen ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar bestuurlijke maatregelen worden getroffen. Verder biedt het vreemdelingenrecht de mogelijkheid de komst van radicale imams tegen te houden, dan wel hun verblijf hier te lande te beëindigen. Het sluiten van een moskee is echter, zoals uitvoerig werd uiteengezet in de antwoorden op de vragen van het lid Wilders over onderzoek naar een mogelijke tijdelijke sluiting van de Al-Fourqaan-moskee in Eindhoven (Aanhangsel Handelingen II 2003/03, nr. 1462 vergaderjaar 20022003), gelet op de vrijheid van godsdienst in beginsel niet mogelijk.

Vraag 11

Wilt u deze vragen vóór het AO inzake moslimextremisme van 30 september 2003 beantwoorden?

Antwoord 11

Ja.