CJE/03/83
2 oktober 2003
Arrest van het Hof van Justitie in de prejudiciële zaak C-232/01
Strafzaak tegen Hans Van Lent
De Belgische reglementering volgens welke voertuigen van ingezetenen
in België moeten worden ingeschreven, is in strijd met het vrije
verkeer van werknemers
Het Hof stelt vast dat een dergelijke maatregel niet kan worden
gerechtvaardigd door redenen op het gebied van de verkeersveiligheid
en de strijd tegen uitholling van de belastinggrondslag
Van Lent, een Belgisch onderdaan met woonplaats in België, rijdt
gewoonlijk met een wagen met Luxemburgse nummerplaat.
Door de week werkt hij in Luxemburg, waar zijn werkgever hem een wagen
ter beschikking heeft gesteld via een eveneens in Luxemburg gevestigde
leasemaatschappij. Van Lent gebruikt deze wagen ook voor
privé-doeleinden, om naar huis te rijden en tijdens de weekends.
Volgens de Belgische reglementering moeten Belgische ingezetenen hun
voertuig in België laten inschrijven op naam van de eigenaar.
Naar aanleiding van een verkeerscontrole in 1999 hebben de Belgische
autoriteiten strafvervolging ingesteld tegen Van Lent wegens
overtreding van de Belgische reglementering. Van Lent kon de wagen
evenwel niet in België laten inschrijven omdat de leasemaatschappij
eigenaar ervan was. De Belgische rechter heeft het Hof van Justitie
van de Europese Gemeenschappen gevraagd of de Belgische wetgeving
verenigbaar is met het in het EG-Verdrag verankerde beginsel van vrij
verkeer van werknemers.
Het Hof herinnert eraan dat de lidstaten bij het ontbreken van een
harmonisatie ter zake de voorwaarden voor de inschrijving van
voertuigen op hun grondgebied mogen vaststellen. Zij moeten evenwel de
verdragsbepalingen inzake het vrije verkeer van werknemers naleven.
Deze bepalingen beogen het de gemeenschapsonderdanen gemakkelijker te
maken op het grondgebied van de Gemeenschap beroepsactiviteiten uit te
oefenen en verzetten zich tegen maatregelen die deze doelstelling in
de weg staan.
De moeilijkheden die de Belgische reglementering teweegbrengt, kunnen
een werkgever in een andere lidstaat ervan weerhouden een Belgische
werknemer in dienst te nemen. Ook kan de Belgische werknemer door deze
moeilijkheden worden belet zijn recht op vrij verkeer uit te oefenen.
De verplichting tot inschrijving van voertuigen is noodzakelijk om de
verkeersveiligheid te waarborgen en uitholling van de
belastinggrondslag te voorkomen, maar dergelijke doelstellingen kunnen
door de Belgische wetgeving niet worden bereikt wanneer het voertuig
in België niet kan worden ingeschreven. Het Hof stelt dus vast dat de
Belgische reglementering niet gerechtvaardigd is.
Sinds augustus 2001 bepaalt de Belgische reglementering dat ook de
gebruiker van een voertuig, wanneer hij in België woont, het daar
opnieuw mag laten inschrijven wanneer de eigenaar van het voertuig dit
niet kan doen omdat hij buiten het Belgische grondgebied gevestigd is.
Het Hof merkt evenwel op dat ook deze mogelijkheid tot inschrijving
waarin de nieuwe Belgische reglementering voorziet, niet betekent dat
de eventueel nog bestaande belemmeringen van het vrije verkeer van
werknemers gerechtvaardigd zouden zijn.
Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie
niet bindt.
De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te
vinden op de internetpagina van het Hof
http://www.curia.eu.int/
vanaf ongeveer 12.00 uur CET.
Voor nadere informatie wende men zich tot Christina Sanz Maroto
Tel: (352) 4303 3667 Fax: (352) 4303 2668.
European Commission