Ministerie van Defensie
---
Brieven aan de Kamer
---
Geannoteerde agenda voor de informele bijeenkomst van de
EU-defensieministers
30-09-2003
Geannoteerde agenda voor de informele bijeenkomst van de
EU-defensieministers in Rome op 3 en 4 oktober a.s.
Op 3 en 4 oktober a.s. komen de EU-ministers van Defensie in Rome
informeel bijeen. Eerste agendapunt is de relatie tussen de EU en de
Navo, waarbij het gaat om de versterking van de Europese militaire
capaciteiten via het European Capability Action Plan (ECAP) en het
Prague Capability Commitment (PCC) en de versterking van het Europese
militaire reactievermogen via de EU "Rapid Reaction Capability" (RRC)
en de "NATO Response Force" (NRF). Verder wordt gesproken over de
voortgang inzake de oprichting van het agentschap voor
defensiecapaciteitenontwikkeling, onderzoek, aanschaf en materieel.
Ten slotte staan EU-geleide operaties en de rol van de EU op de
Balkan, en de mediterrane dimensie van het EVDB op de agenda. Conform
de afspraak ontvangt u hierbij een geannoteerde agenda van de
bijeenkomst.
De relatie tussen de EU en de Navo
De Navo blijft van vitaal belang voor de Europese veiligheid. Via het
EVDB kan Europa een evenwichtiger lastenverdeling binnen de
transatlantische relatie bewerkstelligen en meer verantwoordelijkheid
op zich nemen. Complementariteit, coördinatie en coherentie blijven
dan ook sleutelbegrippen in de relatie tussen de EU en de Navo.
ECAP en PCC
Dat geldt ook voor de versterking van de Europese militaire
capaciteiten in het kader van het European Capability Action Plan
(ECAP) van de EU en het Prague Capability Commitment (PCC) van de
Navo. De EU-NATO Working Capability Group dient hierin een centrale
rol te spelen. Het Italiaanse voorzitterschap zal worden aangespoord
om deze werkgroep maximaal te benutten. Een tweede aandachtspunt
betreft het "Capability Development Mechanism" (CDM). Het in maart jl.
goedgekeurde CDM verzekert het toezicht op de versterking van de
militaire capaciteiten. Langs deze weg kunnen de Europese militaire
tekorten transparant en inzichtelijk worden gemaakt, evenals de
inspanningen van de EU-lidstaten om deze tekorten op te heffen (via
het ECAP, bestaande samenwerkingsverbanden en op nationale basis). Via
geregelde (halfjaarlijkse) rapportages kan de geboekte voortgang
worden gevolgd. Verder verzekert het CDM de nodige coördinatie en
coherentie tussen de capaciteitversterking in het EU-kader en het
Navo-planningproces. Hiermee kunnen de schaarse beschikbare middelen
optimaal worden benut en wordt onnodige duplicatie voorkomen.
Nederland zal in Rome wijzen op het belang van snelle en volledige
implementatie van het maart jl. goedgekeurde CDM. Nederland acht het
van groot belang dat de politieke aansturing van het ECAP-proces
optimaal is. Daartoe dient ook de ECAP-voortgangsrapportage regelmatig
aan de EU-ministers van Defensie te worden voorgelegd.
EU Rapid Response en NATO Response Force
De EU- en Navo-initiatieven ter versterking van het reactievermogen
van de strijdkrachten van de EU- en Navo-lidstaten hangen
vanzelfsprekend nauw samen. Nederland houdt, evenals de meeste EU- en
Navo-lidstaten, zijn krijgsmacht immers gereed voor inzet in zowel
Navo- als EU-geleide operaties. De snelle reactiecapaciteit van de EU
en de NRF van de Navo dienen dan ook in nauwe samenhang verder te
worden uitgewerkt. Nederland zal hier in Rome nog eens op wijzen. De
snelle reactiecapaciteit van de EU zal zich vooral richten op
evacuatie- en humanitaire reddingsoperaties, conflictpreventie en
"initial entry" operaties, terwijl de NRF - met Amerikaanse inbreng -
zich zal richten op het gehele geweldspectrum, met inbegrip van
vredesafdwinging.
Agentschap
De Europese Raad van Thessaloniki heeft besloten om in 2004 een
Agentschap voor defensiecapaciteitenontwikkeling, onderzoek, aanschaf
en materieel op te richten. Vrijwilligheid is hierbij het
uitgangspunt. Er bestaat consensus over de hoofdtaken van het
Agentschap: bijdragen aan de versterking van de militaire capaciteiten
via de harmonisering van militaire behoeftestellingen en het doen van
voorstellen voor gezamenlijke verwerving van militaire capaciteiten.
Verder gaat het Agentschap bijdragen aan de totstandkoming van een
competitieve Europese defensiemarkt en aan de versterking van de
Europese defensie-technologische en industriële basis. Ook krijgt het
Agentschap een coördinerende en stimulerende rol op Research &
Technology gebied toebedeeld. Verder is het de bedoeling de bestaande
Europese materieelsamenwerkingsverbanden OCCAR, LOI en WEAG
stapsgewijs en op termijn bij dit Agentschap onder te brengen.
Het gaat er thans om overeenstemming te bereiken over de grondslagen,
organisatie en structuur van het Agentschap. Nederlandse
aandachtspunten inzake het Agentschap betreffen: a) het accent van het
Agentschap dient te blijven liggen op capaciteitsversterking; b) wat
betreft Research & Technology dient het Agentschap zich te richten op
verbetering van de coördinatie; nieuwe programmas zijn voorlopig nog
niet aan de orde; c) het onderbrengen van de
materieelsamenwerkingsverbanden OCCAR, LOI en WEAG bij het Agentschap
is aanvaardbaar, mits deze arrangementen voor alle EU-leden openstaan;
d) de activiteiten van het Agentschap dienen zoveel mogelijk open te
staan voor alle Europese NAVO-leden, waaronder de Research &
Technology activiteiten van de WEAG (aldus wordt de betrokkenheid van
Noorwegen en Turkije verzekerd); e) de activiteiten van het Agentschap
dienen te worden gecoördineerd met soortgelijke activiteiten in
NAVO-kader; f) het Agentschap dient beperkt in omvang te blijven, zo
nodig kunnen nationale experts worden ingezet voor specifieke
activiteiten ("secondment"); g) Nederland hecht aan voldoende
betrokkenheid van het Politiek en Veiligheidscomité (PSC) en, wat
eerste pijler aspecten betreft, van de Commissie. Nederland zal in
Rome verder pleiten voor de introductie van kwalitatieve criteria,
waarmee het Agentschap militaire capaciteiten kan beoordelen. Langs
deze weg kunnen de huidige en toekomstige bijdragen van landen aan de
Headline Goal transparant en inzichtelijk worden gemaakt. Dan kunnen
landen aanvullende afspraken maken over de versterking van de Europese
militaire capaciteiten.
EU-geleide operaties en de rol van de EU op de Balkan
Met betrekking tot de EU-geleide operaties op de Balkan steunt
Nederland de Europese inzet voor de oprichting van een politiemissie
in Macedonië. Hierbij dient aandacht te worden geschonken aan de
huidige activiteiten van de OVSE in Macedonië, alsmede de
veiligheidssituatie ter plekke. De mogelijke overname door de EU van
de Navo-vredesmacht in Bosnië, zoals aangeboden door de Europese Raad
van Barcelona, is vooralsnog niet aan de orde. Nederland staat, mede
in het licht van de noodzakelijke "burdensharing" met de VS, positief
tegenover EU-overname, maar stelt zich wel op het standpunt dat de
voorgenomen herstructurering en verkleining van de vredesmacht moet
zijn voltooid voordat van overdracht aan de EU sprake kan zijn. Verder
dienen de permanente EU-Navo-regelingen (in het bijzonder "Berlijn
plus") bij de overname te worden gerespecteerd.
De mediterrane dimensie van het EVDB
De EU streeft naar een dialoog met de overige Mediterrane landen over
het EVDB. Daarbij gaat het er vooral om de desbetreffende landen zo
goed mogelijk te informeren over het EVDB en, waar mogelijk, bij het
EVDB te betrekken. Nederland stemt hiermee in. Langs deze weg wordt
inzicht gegeven in de Europese bedoelingen, wat bijdraagt aan begrip
en vertrouwen. Ten aanzien van eventuele aanvullende activiteiten
stelt Nederland zich op het standpunt dat deze landen geen
voorkeursbehandeling zouden mogen krijgen boven de groep van Vijf
(Bulgarije, Roemenië, Noorwegen, Turkije, en IJsland), waarin de
resterende niet-EU Navo-landen en kandidaattoetreders tot de EU zijn
verenigd.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
H.G.J. Kamp