informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe
Commissievoorstellen
Kamerbrief informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe
Commissievoorstellen
Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
DEN HAAG
Directie Integratie Europa
Bezuidenhoutseweg 67
2594 AC Den Haag
Datum
2 oktober 2003
Auteur
M.Th. Crucq
Kenmerk
DIE-559/03
Telefoon
070 348 48 76
Blad
1/11
Fax
070 348 40 86
Bijlage(n)
10
E-mail
die-in@minbuza.nl
Betreft
Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe
Commissievoorstellen
C.c.
Zeer geachte Voorzitter,
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij tien
fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep
Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):
1. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende
de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van
systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke
voertuigen zijn bestemd
2. Initiatief van de Helleense Republiek met het oog op de
aanneming van een verordening van de Raad betreffende de oprichting
van een netwerk van immigratie-verbindingsfunctionarisssen
3. Mededeling van de Commissie: Europees actieprogramma voor
verkeersveiligheid "Terugdringing van het aantal verkeersslachtoffers
in de Europese Unie met de helft in de periode tot 2010: een gedeelde
verantwoordelijkheid
4. Wijziging van Richtlijn 92/24/EEG van de Raad betreffende
snelheidsbegrenzers of soortgelijke begrenzingssystemen voor bepaalde
categorieën motorvoertuigen
5. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees
Parlement over de ontwikkeling van energiebeleid voor de uitgebreide
Europese Unie, haar buurlanden en partnerlanden
6. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees
parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van
de Regios: Op weg naar duurzame productie. Vorderingen bij de
tenuitvoerlegging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad inzake
geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging.
7. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en
de Raad betreffende de overbrenging van afvalstoffen
8. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees
parlement en het Europees economisch en sociaal comité betreffende een
algemeen EU-beleid ter bestrijding van corruptie.
9. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de
Raad over de implementatie van verplichtingen aangegaan door de
toetredende lidstaten in het kader van de toetredingsonderhandelingen
over hoofdstuk 21 regioaal beleid en coördinatie van structurele
instrumenten
10. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging
van Richtlijn 77/799/EEG van de Raad betreffende de wederzijdse
bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied
van de directe en de indirecte belastingen
De Staatssecretaris voor Europese Zaken
Atzo Nicolaï
Fiche 1: Richtlijn goedkeuring motorvoertuigen
Titel:
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de
goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van
systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke
voertuigen zijn bestemd
Datum Raadsdocument: 18 juli 2003
Nr Raadsdocument: 11641/03
Nr. Commissiedocument: COM(2003)418 def
Eerstverantwoordelijk ministerie: V&W i.o.m. EZ, VROM, VWS
Behandelingstraject in Brussel:
Raadswerkgroep Motorvoertuigen; Raad Concurrentievermogen
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Sinds 1970 is richtlijn 70/156/EEG het belangrijkste wetgevende
instrument waarover de Europese Gemeenschap beschikt om de interne
markt in de automobielsector tot stand te brengen. De richtlijn is
inmiddels meer dan 18 maal aangepast aan de ontwikkelingen in de
sector. Gezien de uitbreiding van de Unie en de in 1998 gesloten
overeenkomst betreffende de vaststelling van mondiale technische
reglementen, moet de richtlijn nu herschikt worden om de leesbaarheid
ervan te verbeteren. Dit gebeurt in twee fasen: de eerste fase is een
consolidering van de technische bijlagen, de tweede fase is het
onderhavige voorstel waarmee alle wettelijke bepalingen van de
kaderrichtlijn worden herschikt. Het voorstel bevat de meeste
bestaande wettelijke bepalingen in herwerkte vorm en breidt de
goedkeuringsprocedure uit tot alle categorieën bedrijfsvoertuigen. De
richtlijn beoogt de verschillende systemen van toelating voor
bedrijfsvoertuigen in de lidstaten te harmoniseren. Na invoering
moeten alle nieuwe vrachtwagens, bussen en hun aanhangwagens aan de
EU-richtlijnen voldoen; (afwijkende) nationale eisen zullen niet meer
worden toegepast. Doel is het opheffen van handelsbelemmeringen en
daarbij verbeteren van de verkeersveiligheid en de milieubescherming
Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 95 EG
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:
Raad: gekwalificeerde meerderheid; EP: co-decisie
Instelling nieuw Comitologie-comité: geen
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief: harmonisatie is essentieel voor een goede
werking van de interne markt en heeft een positieve invloed op de
verkeersveiligheid.
Proportionaliteit: positief.
Consequenties voor de EU-begroting: geen
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de
rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:
Geen financiële consequenties. Ten aanzien van administratieve
consequenties kan worden opgemerkt dat, hoewel de huidige richtlijnen
(met uitzondering van die voor emissies) voor de betreffende categorie
voertuigen een optioneel karakter hebben, Nederland deze om redenen
van veiligheid al als nationale eis toepast sinds Wegenverkeerswet
1994. Nederlandse bedrijven zullen dus eerder voordeel hebben dat ook
de andere lidstaten nu deze veiligheidseisen zullen moeten toepassen
en hebben een zekere voorsprong in Europa.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid,
(informatie over het inschakelen van nationale agentschappen /
zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering,
notificatie en handhaving en/of sanctionering):
Geen. De regels zijn al in de nationale regelgeving verwerkt.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel
voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en
beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:
12 mnd na inwerkingtreding (= 20 dagen na publicatie). Dit is
haalbaar.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Nederland is voorstander van harmonisatie van voertuigeisen, heeft
belang bij een goed werkend Europees goedkeuringssysteem en staat
derhalve positief ten aanzien van de doelstelling van de voorstellen.
Met uitzondering van de richtlijnen voor emissies worden de eisen al
nationaal toegepast. Nederland heeft er dus belang bij dat dit ook in
de overige lidstaten gebeurt.
Datum Raadsdocument: 3 juni 2003
Nr Raadsdocument: 9870/03
Nr. Commissiedocument: n.v.t. (lidstaatinitiatief)
Eerstverantwoordelijk ministerie: JUST i.o.m. DEF, BZ
Behandelingstraject in Brussel:
Raadswerkgroep Grenzen; Centrum voor informatie, beraad en
gegevensuitwisseling inzake grensoverschrijding en immigratie
(CIREFI); Strategisch Comité voor Asiel en Migratie (SCIFA); JBZ-Raad
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Met het oog op een doeltreffende bestrijding van illegale immigratie
strekt het Griekse initiatief voor deze verordening tot de oprichting
van een formeel netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen van
de lidstaten in derde landen. Er bestaat reeds een informeel netwerk
waarin immigratieverbindingsfunctionarissen van de lidstaten in derde
landen samenwerken. Dit initiatief beoogt het bestaande informele
netwerk te formaliseren door een instrument te bieden waarin de
verplichting is opgenomen om te komen tot vormen van samenwerking
tussen immigratieverbindingsfunctionarissen van de lidstaten, de
doelstellingen van deze samenwerking uiteen te zetten en de taken en
verantwoordelijkheden weer te geven.
Rechtsbasis van het voorstel: artikel 63, punt 3, onder b), en artikel
66 EG-verdrag
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad:
eenparigheid; EP: advies
Instelling nieuw Comitologie-comité: geen
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: Positief. Een gestructureerd optreden van
immigratie-verbindingsfunctionarissen binnen een formeel netwerk kan
geacht worden effectiever te zijn dan optreden in losse en incidentele
samenwerkingsverbanden.
Proportionaliteit: Positief. Formalisering van bestaande structuren
staat in verhouding tot het nagestreefde doel en laat ruimte voor
nationaal optreden. Dit initiatief laat de taken van
immigratieverbindingsfunctionarissen krachtens nationaal recht of
bijzondere overeenkomsten met ontvangende landen onverlet.
Consequenties voor de EU-begroting:
Consequenties kunnen inzichtelijk worden gemaakt aan de hand van een
door de Europese Commissie te verrichten studie. Deze studie zou de
financiële implicaties van de inrichting van een elektronisch netwerk
voor informatie-uitwisseling in kaart moeten brengen. Alsmede de
kosten moeten identificeren die voor gemeenschapsfinanciering in
aanmerking zouden kunnen komen.
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de
rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:
Vooralsnog lijkt dit initiatief nauw aan te sluiten bij bestaande
nationale praktijken. Het netwerk mag dan ook niet leiden tot een
structurele taakverzwaring van de reeds aanwezige
verbindingsambtenaren. Nederland dient er voor te zorgen dat dit
initiatief niet zal leiden tot een administratieve lastenverzwaring
die zou kunnen voortvloeien uit extra notificatie- en
rapportageverplichtingen. De operationele kosten voor de organisatie
van of deelname aan bijeenkomsten en trainingen door
immigratieverbindingsfunctionarissen zullen binnen de begroting van
het desbetreffende departement moeten worden opgevangen.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid,:
De ontwerpverordening laat de taken van de
immigratieverbindingsfunctionarissen in het kader van hun bevoegdheden
krachtens het nationaal recht of krachtens bijzondere overeenkomsten
die met het ontvangende land zijn gesloten, onverlet.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel
voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en
beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:
Voorgestelde datum van inwerkingtreding is nog niet bekend.
Haalbaarheid zal mede afhankelijk zijn van de beschikbaarheid van de
in de verordening aangekondigde voorzieningen als modellen en formats
ten behoeve van de rapportages, alsmede structuren voor
gegevensuitwisseling binnen het ILO-netwerk.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Nederland heeft belang bij een effectief beheer van de buitengrenzen
van de lidstaten van de Europese Unie en bij een doeltreffende
preventie en bestrijding van illegale immigratie. Nederland zal
voorstellen ondersteunen die daaraan bij kunnen dragen. In de strijd
tegen illegale immigratie is van belang dat in een zo vroeg mogelijk
stadium wordt opgetreden. Nederland is voorstander van het
intensiveren van de onderlinge samenwerking van
immigratieverbindingsfunctionarissen. Nederland is van mening dat
formalisering van deze samenwerking in een netwerk hieraan bij kan
dragen.
Fiche 3: Mededeling Actieprogramma verkeersveiligheid
Titel:
Mededeling van de Commissie: Europees actieprogramma voor
verkeersveiligheid "Terugdringing van het aantal verkeersslachtoffers
in de Europese Unie met de helft in de periode tot 2010: een gedeelde
verantwoordelijkheid
Datum Raadsdocument: 4 juni 2003
Nr Raadsdocument: 9713/03
Nr. Commissiedocument: COM(2003)311 def
Eerstverantwoordelijk ministerie: V&W i.o.m. JUST, BZK, VROM, FIN
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Vervoer; TTE Raad;
tevens bespreking in Concurrentievermogen Raad.
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Dit is het derde Actieprogramma verkeersveiligheid. In dit programma
geeft de Commissie aan welke voorstellen te verwachten zijn om, in
samenwerking met o.a. de lidstaten de verkeersveiligheid in de EU voor
de periode tot 2010 te verbeteren en de doelstelling, een halvering
van het aantal slachtoffers, te halen.
Het actieprogramma richt zich op:
· het stimuleren van weggebruikers om hun gedrag te
verbeteren, met name door zich beter te houden aan de bestaande
regelgeving, basis- en vervolgtraining voor bestuurders en het
bestrijden van gevaarlijke gewoonten;
· het veiliger maken van voertuigen, met name door technische
harmonisatie en het steunen van technische vooruitgang;
· het verbeteren van de weg infrastructuur, met name door het
definiëren van best practices en het signaleren en wegnemen van
gevaarlijke situaties (black spots).
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. (mededeling)
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.
(mededeling)
Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t. (mededeling)
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Verkeersveiligheid heeft art 77 als juridische basis en valt onder
gedeelde bevoegdheid van Commissie en lidstaten. In haar mededeling
houdt de Commissie hiermee rekening en refereert ook aan de
verantwoordelijkheden van lokale, regionale en nationale overheden.
Daarnaast blijkt dit ook uit de waarde die de Commissie hecht aan het
bevorderen van uitwisseling van kennis en informatie tussen de
lidstaten en de aangekondigde initiatieven op dit punt. In de
mededeling wordt melding gemaakt van een heel scala aan lopende en te
verwachten voorstellen op verschillende terreinen. Ieder van de
concrete nieuwe voorstellen zal afzonderlijk op subsidiariteit en
proportionaliteit kritisch worden beoordeeld. In het algemeen kan
worden gesteld dat met name op het terrein van verkeersgedrag het
subsidiariteitsprincipe zorgvuldig getoetst dient te worden. De
Commissie erkent dat en is terughoudend om met voorstellen te komen
die meer inhouden dan de huidige activiteiten, zoals
informatievergaring, uitwisseling van ervaringen en voorstellen die
met bestaande rijbewijsrichtlijn te maken hebben. Wat betreft betere
afstemming van controle systemen/handhaving gaat het om transnationale
aspecten. De subsidiariteitskwestie speelt veel minder op het terrein
van voertuigeisen en de harmonisatie daarvan binnen de EU. Wel zal bij
die voorstellen gekeken worden naar de proportionaliteit.
Consequenties voor de EU-begroting:
Uit de mededeling vloeien geen directe consequenties voort. Eventuele
financiële consequenties van toekomstige voorstellen die het gevolg
zijn van de mededeling zullen t.z.t. kritisch worden bezien.
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de
rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger
De mededeling zelf heeft geen directie consequenties. Eventuele
financiële consequenties van toekomstige voorstellen komen ten laste
van de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid,
(informatie over het inschakelen van nationale agentschappen /
zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering,
notificatie en handhaving en/of sanctionering):
Eén van de onderdelen van de mededeling is een EU Handvest
verkeersveiligheid, waarbij op vrijwillige basis lokale, regionale
overheden en organisaties die zich betrokken voelen bij
verkeersveiligheid, kunnen aangeven welke stappen en acties zij
ondernemen om de doelstelling van het halveren van het aantal
verkeersslachtoffers te bereiken.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel
voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en
beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:n.v.t. (mededeling)
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Verkeersveiligheid heeft voor Nederland een hoge prioriteit, gezien de
enorme sociaal-economische kosten van verkeersonveiligheid en de
omvang van het menselijk leed dat het gevolg is van
verkeersonveiligheid. De ambitieuze doelstelling uit het
Actieprogramma bevestigt het belang om verkeersveiligheid krachtig en
Europees breed aan te pakken. De beoogde halvering van het aantal
verkeersdoden voor de EU als geheel zal per lidstaat verschillend
uitpakken. Vooral de nu nog niet zo goed presterende landen zullen een
aanzienlijke bijdrage moeten leveren. Nederland behoort al tot de best
presterende landen van de EU en streeft als doelstelling een reductie
na van het aantal verkeersdoden van tegen de 20%. Bij het nationale
veiligeheidsbeleid is Nederland op het terrein van verbetering van
voertuigveiligheid en de ontwikkeling van intelligentere voertuigen,
afhankelijk van de Europese industrie en de voorstellen van de
Commissie die nieuwe ontwikkelingen stimuleren op die terreinen. Ook
op andere terreinen, zoals gedragsbeïnvloeding, uitwisseling van
gegevens, ongevalsanalyses, meer toezicht EU breed op naleving van
regels mbt het beroepsgoederen- en personenvervoer is zeker behulpzaam
voor de verbetering van de verkeersveiligheid in Nederland. Dit alles
neemt niet weg dat in het Actieprogramma weinig nieuwe voorstellen
staan aangegeven. Nogal wat voorstellen zijn bekend, en voor andere,
vooral op het terrein van voertuigtechnologie, wordt verwezen naar nog
komende mededelingen.
Overigens is het een goede zaak dat ontwikkelingen waar de Commissie
in het verleden aarzelend tegenover stond, zoals ISA, of terreinen die
door Nederland expliciet zijn getrokken, zoals de Electronische
Voertuig Identificatie, nu uitdrukkelijk aandacht krijgen in het
Actieprogramma. Nederland zal bij verder invulling van voorstellen
door de Commissie, zoals ook in het verleden een, actieve en
stimulerende houding innemen .
Fiche 4: Richtlijn snelheidsbegrenzers
Titel:
Wijziging van Richtlijn 92/24/EEG van de Raad betreffende
snelheidsbegrenzers of soortgelijke begrenzingssystemen voor bepaalde
categorieën motorvoertuigen
Datum Raadsdocument: 18 juni 2003
Nr Raadsdocument: 10684/03
Nr. Commissiedocument: COM(2003)350 def
Eerstverantwoordelijk ministerie: V&W i.o.m. EZ
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep motorvoertuigen, Raad
Concurrentievermogen
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
In richtlijn 2002/85 is de werkingssfeer van RL 92/6 uitgebreid
waardoor per 1-1-2005 lichtere vrachtvoertuigen en bussen een
snelheidsbegrenzer moeten krijgen. Deze uitbreiding was tot op heden
nog niet verwerkt in de typegoedkeuringsrichtlijn (92/24). Het
onderhavige voorstel betreft de (logische) wijziging van de
typegoedkeuringsrichtlijn 92/24 die bepaalt waar de gemonteerde
snelheidsbegrenzers aan moeten voldoen.
De maatregelen maken deel uit van het Europese typegoedkeuringssysteem
en zullen, na een overgangsperiode, door de nationale instanties bij
het verlenen van nieuwe EG-typegoedkeuringen moeten worden nageleefd.
Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 95 van het EG-verdrag
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:
Raad: gekwalificeerde meerderheid; EP: co-decisie
Instelling nieuw Comitologie-comité: geen
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief: harmonisatie van voertuigeisen is essentieel
voor een goede werking van de interne markt en heeft een positieve
invloed op de verkeersveiligheid.
Proportionaliteit: positief.
Consequenties voor de EU-begroting: Geen
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de
rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:
Het voorstel leidt tot beperkte extra administratieve lasten voor
bedrijfsleven en burger. Voertuigen die onder de uitgebreide
werkingssfeer van de richtlijn vallen zullen gecontroleerd moeten
worden op juiste werking en aanwezigheid van een snelheidsbegrenzer
(bij de APK).
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid,
(informatie over het inschakelen van nationale agentschappen /
zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering,
notificatie en handhaving en/of sanctionering):
De RDW is zowel gemandateerde als betrokken uitvoerder in het meeste
overleg inzake deze technische aangelegenheden. Er dient wellicht een
wijziging in het Voertuigrelegment op te volgen (art. 3.3.14 lid 4).
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel
voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en
beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:
Negen maanden na inwerkintreding van de richtlijn. Dit lijkt haalbaar.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
De maatregel is van belang omdat door de snelheidsbegrenzing enerzijds
minder verkeersslachtoffers vallen en anderzijds de CO -uitstoot
wordt verminderd, hetgeen bijdraagt aan de Kyoto-doelstelling.
Daarnaast is Nederland voorstander van harmonisatie van voertuigeisen
en heeft belang bij een goed werkend Europees goedkeuringsssysteem.
Het onderhavige voorstel is een logische uitwerking van de uitbreiding
van de verplichte toepassing van snelheidsbegrenzers. Nederland staat
derhalve positief tegenover het voorstel.
Fiche 5: Mededeling energiebeleid na uitbreiding
Titel:
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over
de ontwikkeling van energiebeleid voor de uitgebreide Europese Unie,
haar buurlanden en partnerlanden
Datum Raadsdocument: 26 mei 2003
Nr Raadsdocument: 9785/03
Nr Commissiedocument: COM(2003)262 def
Eerstverantwoordelijk ministerie: EZ i.o.m. VROM, BZ, FIN
Behandelingstraject in Brussel:
Raadswerkgroep Energie; Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
In de recente mededeling van de Europese Commissie over de
betrekkingen met de buurlanden na uitbreiding van de EU wordt
gesteld dat stabiliteit en duurzame ontwikkeling binnen het gehele
Europese continent van fundamenteel belang is voor de EU. Vandaar dat
de Commissie een actieve rol ziet voor de EU in de uitbreiding van de
voordelen van de Europese interne markt naar de omringende landen.
Voorliggende mededeling beschrijft de rol die de Commissie op dit vlak
ziet ten aanzien van energiebeleid en zet een strategie uiteen om het
doel (verbreden van de interne energiemarkt naar omringende landen) te
bereiken.
Deze zeer brede doelstelling wordt toegespitst op de volgende
hoofdelementen:
- het vergroten van de voorzieningszekerheid;
- het versterken van de interne energiemarkt van de
uitgebreide Unie;
- steun voor de modernisering van energiesystemen in
partnerlanden en
- het vereenvoudigen van de realisatie van nieuwe
infrastructuur.
In de afgelopen jaren zijn op het terrein van energie verschillende
samenwerkingsvormen tot stand gekomen tussen de EU en specifieke
regios (EU-Rusland, Euromed, Zuid-Oost-Europa). Daarnaast zijn
bepaalde gebieden aangemerkt als extra belangrijk (Noordelijke
dimensie, Kaspische Zee en de Oekraïne). Voor het uitbreiden van de
interne markt voor gas en elektriciteit naar deze regios is het
noodzakelijk dat een level playing field ontstaat op deze markten (in
de vorm van gelijkwaardige markttoegang), en er sprake zal zijn van
gelijkwaardige en hoogwaardige technische, veiligheids- en
milieueisen. Zodra dit bereikt is zal er volgens de mededeling sprake
zijn van meer concurrentie, lagere prijzen, betere milieubescherming
en grotere continuïteit in de energievoorziening.
De Commissie geeft in de mededeling aan op welke wijze in de bestaande
samenwerkingsvormen met betreffende buurlanden actie wordt ondernomen
om deze doelstelling te behalen. Zo dient voor het realiseren van een
volledig geïntegreerde markt, de noodzakelijke infrastructuur in de
partnerlanden aanwezig te zijn. Hoewel de Commissie bevestigt dat
dergelijke investeringen in eerste instantie een zaak zijn voor het
bedrijfsleven, geeft zij aan dat verschillende communautaire
voorzieningen een stimulerende rol zouden kunnen spelen. Zo wordt het
Zesde Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling
genoemd als instrument waarbinnen de buurlanden aangemoedigd zouden
kunnen worden om te participeren in bestaande activiteiten,
bijvoorbeeld door gebruik te maken van fondsen voor onderzoek naar en
ontwikkeling van de waterstofeconomie. Ook de bestaande Transeuropese
netwerkfinanciering (TENs) wordt door de Commissie beschouwd als
katalysator voor meer investeringen in de energie-infrastructuur.
De Commissie stelt concreet de volgende acties voor:
1) een herziening van de richtsnoeren voor TENs, zodat ook andere
netwerken in aanmerking komen voor financiering en zodat ook de
mogelijkheid bestaat voor een politiek risicoverzekering;
2) een betere coördinatie van bestaande en nieuwe
Gemeenschapsinstrumenten t.b.v. het ontwikkelen van nieuwe
infrastructuur;
3) het scheppen van een nieuw financieringsinstrument voor
energie-infrastructuur, gebaseerd op bestaande
financieringsmechanismen, waarin de huidige lacunes tussen bestaande
financieringsjurisdicties worden opgevuld.
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. (mededeling)
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.
(mededeling)
Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t. (mededeling)
Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t. (mededeling)
Consequenties voor de EU-begroting:
De mededeling zelf heeft geen directe financiële gevolgen. Wel kondigt
het enige concrete acties aan die mogelijke financiële consequenties
zullen hebben (zoals het herzien van de richtsnoeren van TENs).
Nederland zal de Commissie verzoeken aan te geven wat de eventuele
financiële gevolgen van de voorgestelde acties zullen zijn.
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de
rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:
geen
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid,
(informatie over het inschakelen van nationale agentschappen /
zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering,
notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel
voorgestelde datum in werking treding (bij verordeningen en
beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Nederland heeft groot belang bij het tot stand komen van een level
playing field met de landen die vanaf 2004 de EU zullen omringen.
Activiteiten van de Commissie in deze worden dan ook toegejuicht.
Daarbij acht Nederland het wel wenselijk dat de Commissie aangeeft hoe
dit bereikt zal moeten worden (met name t.a.v. de milieueisen) .
Ten aanzien van het tot stand komen en de uitbreiding van de
energie-infrastructuur in de buurlanden gaat Nederland ervan uit dat
de benodigde investeringen door het bedrijfsleven worden gedaan. De
rol van katalysator door de overheid kan, mits beperkt tot de huidige
omvang, voortgezet worden.
Nederland juicht betere afstemming van bestaande
gemeenschapsinstrumenten toe, maar vindt dat het creëren van nieuwe
financieringsinstrumenten eerst op nut en noodzaak moeten worden
getoetst. Voorts mag dit geen gevolgen hebben voor het bestaande
budgettaire kader.
Fiche 6: Mededeling geïntegreerde preventie en bestrijding van
verontreiniging (IPPC)
Titel:
Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees parlement, het
Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regios: Op
weg naar duurzame productie. Vorderingen bij de tenuitvoerlegging van
Richtlijn 96/61/EG van de Raad inzake geïntegreerde preventie en
bestrijding van verontreiniging.
Datum Raadsdocument: 23 juni 2003
Nr Raadsdocument: 10800/03
Nr. Commissiedocument: COM(2003)354 def
Eerstverantwoordelijk ministerie: VROM i.o.m. V&W, EZ, LNV, BZ,
JUST, IPO
Behandelingstraject in Brussel:
- consultatie publiek tot eind september 2003
- consultatie lidstaten: reactietermijn 30 oktober 2003
- publicatie inspraak op internet: midden november 2003
- advies Economische en Sociaal Comité
- advies IMPEL : december 2003
- advies Europees Parlement: januari 2004
- er komt waarschijnlijk geen behandeling door de Raad (noch
onder Italiaans, noch onder Iers voorzitterschap); inspraak en
adviezen n.a.v. de mededeling worden meegenomen bij het opstellen van
het implementatierapport dat de Commissie in juni 2004 over de
richtlijn uitbrengt n.a.v. de implementatierapportages van de
lidstaten o.g.v. art. 16-3 van de richtlijn (september 2003) en de
EPER rapportages (oktober 2003)
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De IPPC-richtlijn bevat de verplichting voor de lidstaten om grote
milieuvervuilende bedrijven te reguleren door middel van een integrale
milieuvergunning. De richtlijn geeft verder aan op basis van welke
criteria vergunningen moeten worden verleend en welke onderwerpen in
de vergunning moeten worden geregeld. De mededeling gaat in op de
huidige stand van zaken m.b.t. de tenuitvoerlegging van de
IPPC-richtlijn mede in relatie tot andere EU-milieuregelgeving en
mogelijke toekomstige ontwikkelingen m.b.t. de richtlijn en ander
(nieuw) instrumentarium ter regulering van grote industriële bronnen.
De Commissie heeft een brede, publieke consultatie voorzien met de
nodige publiciteit. Een ieder wordt uitgenodigd, ook via internet, te
reageren op de mededeling en in het bijzonder op de acht daarin
geformuleerde vragen.
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. (mededeling)
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: zie onder 4
Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t. (mededeling)
Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t. (mededeling)
Consequenties voor de EU-begroting: geen directe consequenties
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de
rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:
geen directe consequenties
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid,
(informatie over het inschakelen van nationale agentschappen /
zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering,
notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel
voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en
beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:
De lidstaten kunnen tot 30 oktober 2003 hun reacties inzenden. Deze
worden meegenomen bij het bekendmaken van de resultaten van het
consultatieproces, dat gepland is voor half november 2003.
Het voornemen is om een officiële reactie in de vorm van een brief van
de Nederlandse regering aan de Commissie te sturen, waarin Nederland
ingaat op vragen en passages uit de mededeling. Begin oktober 2003 zal
een concept-brief met alle betrokken partijen (overheden, industrie en
milieubeweging) worden besproken.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Nederland heeft er belang bij dat:
· meer duidelijkheid wordt verkregen op een aantal punten door
aanpassing van de richtlijn dan wel door uitwisseling van best
practices (o.m. via de IPPC Expert Group en het IMPEL-netwerk); het
betreft zowel de richtlijn zelf (bijv. wat kan de rol van
bedrijfsinterne milieuzorgsystemen zijn in relatie tot
vergunningverlening) als de relatie van de richtlijn tot enkele andere
richtlijnen waaronder de MER -richtlijn (gelijktrekking
categorie-omschrijvingen) en de LCP -richtlijn en de
afvalverbrandingsrichtlijn (relatie tussen generieke en
sectorspecifieke aanpak);
· de richtlijn op termijn ingrijpender wordt herzien zodat
ruimte ontstaat voor nieuwe vormen van regulering van industriële
installaties, zoals die welke b.v. aan de orde komen in het kader van
het Nederlands-Europese ENAP -project. In het bijzonder valt in dit
verband te denken aan invoering van nationale emissiehandelssystemen
en mogelijkheden voor b.v. verlening van vergunningen aan concerns en
bedrijventerreinen.
Fiche 7: Verordening overbrenging afvalstoffen
Titel:
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
betreffende de overbrenging van afvalstoffen
Datum Raadsdocument: 7 juli 2003
Nr Raadsdocument: 11145/03
Nr. Commissiedocument: COM(2003)379 def
Eerstverantwoordelijk ministerie: VROM i.o.m. DEF, LNV, EZ, JUST,
V&W
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep milieu; Milieuraad
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Achtergrond
Sinds 1993 is er de Verordening inzake toezicht en controle op de
overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese
Gemeenschap (hierna de Verordening). Door ontwikkelingen in het kader
van het Verdrag van Bazel en een recente wijziging van het
OESO-verdrag over overbrenging van afvalstoffen is het noodzakelijk de
Verordening te herzien. Tevens biedt deze herziening de mogelijkheid
andere onderwerpen, waarvan in de praktijk is gebleken dat zij
gewijzigd dienen te worden, mee te nemen.
Doelstelling
Het voorstel kent vier hoofddoelstellingen:
- verwerking van besluit C(2001)107 van de OESO-Raad in
wetgeving van de Gemeenschap;
- oplossen van problemen bij de toepassing van de Verordening
en verhogen juridische duidelijkheid;
- leveren van bijdrage aan de wereldwijde harmonisatie op het
gebied van grensoverschrijdende transporten van afvalstoffen;
- herschikking van de artikelen van de verordening.
Om deze doelstellingen te bereiken worden diverse wijzigingen in de
verordening doorgevoerd:
- verandering in de structuur;
- verandering en verduidelijking in de definities en een
verheldering van het toepassingsgebied;
- veranderingen en verduidelijkingen in procedures voor het
transport van afvalstoffen;
- veranderingen in de overige bepalingen van de verordening.
Korte inhoud
Voor overbrenging van afvalstoffen is kennisgeving nodig bij de
bevoegde autoriteit van het land van verzending. Zon kennisgeving
wordt gevolgd door een besluit door de bevoegde autoriteit. De
mogelijkheid die de Verordening bood, namelijk dat de kennisgever de
kennisgeving kan zenden aan de bevoegde autoriteit van bestemming, is
vervallen. De begrippen correct ingevulde kennisgeving en volledige
kennisgeving worden geïntroduceerd om waarborgen te scheppen gericht
op een voorspoedige behandeling van kennisgevingen. Dit om duidelijk
te maken wanneer een bevoegde autoriteit van verzending de
kennisgeving moet doorsturen naar de autoriteit van bestemming, en om
vast te stellen wanneer de termijn waarbinnen een besluit dient te
worden genomen aanvangt. Alle besluiten dienen schriftelijk te worden
genomen binnen een termijn van 30 dagen. Niet tijdig besluiten
betekent per definitie dat bezwaar wordt gemaakt tegen overbrenging
van de afvalstoffen. Alleen in het geval van doorvoer mag de bevoegde
autoriteit van het doorvoerland stilzwijgend toestemming verlenen.
Uitzondering op de regel dat er een kennisgeving aan de overbrenging
ten grondslag ligt, geldt voor de overbrenging van niet-gevaarlijke
afvalstoffen bestemd voor nuttige toepassing. Voor dergelijke
transporten geldt een algemene informatieplicht. Dit houdt in dat het
transport vergezeld moet gaan van bepaalde documentatie en informatie.
Voor afvalstoffen kunnen algemene kennisgevingen worden gedaan indien
dezelfde afvalstof gedurende lange tijd via dezelfde route naar
dezelfde ontvanger gaat. De bepaling dat de kennisgeving maximaal een
periode van een jaar kon omvatten is vervallen.
De verordening kent als voorwaarde voor het overbrengen van
afvalstoffen met kennisgeving dat er een contract ligt tussen
ontdoener en ontvanger van de afvalstoffen, en dat de ontdoener een
financiële zekerheid ten gunste van de autoriteit van verzending
stelt. Deze zekerheid kan worden aangesproken indien de overbrenging
niet verloopt als in de kennisgeving is aangegeven of indien er van de
zijde van de kennisgever sluikhandel is gepleegd. In beide gevallen
wordt de kennisgever aangesproken op zijn verantwoordelijkheid. Indien
daaraan geen gehoor wordt gegeven haalt de bevoegde autoriteit van
verzending de afvalstoffen terug en laat deze verwerken door de
financiële zekerheid aan te spreken.
Voorts kent de verordening bepalingen over de uitvoer uit de
Gemeenschap naar derde landen, de invoer in de Gemeenschap vanuit
derde landen, en de doorvoer via de Gemeenschap vanuit en naar derde
landen.
Ten slotte kent de verordening een aantal verplichtingen aan het adres
van de lidstaten. Deze verplichtingen betreffen:
- de handhaving van de verordening;
- de verslaglegging door de lidstaten;
- het aanwijzen van douanekantoren van binnenkomst in en van
uitgang uit de Gemeenschap;
- het aanwijzen van de bevoegde autoriteit in het kader van
de verordening;
- het aanwijzen van correspondenten;
- mededeling en informatieverstrekking omtrent de
aanwijzingen.
Rechtsbasis van het voorstel: art 175 EU-Verdrag en gedeeltelijk art
133 EU-Verdrag
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:
Raad: gekwalificeerde meerderheid; EP: co-decisie
Behandeling in EP-werkgroep: Commissie Milieubeheer, Volksgezondheid
en Consumenten-beleid
Instelling nieuw Comitologie-comité: geen
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Positief. Het betreft immers een aanpassing van de bestaande
verordening waarbij verheldering en verduidelijking van de bepalingen
worden beoogd, alsmede het in lijn brengen met andere internationale
regelgeving (verdrag van Bazel, OESO-verdrag). Daarnaast gaat het om
grensoverschrijdend vervoer van afvalstoffen. Het gemeenschapsniveau
is het meest adequate niveau om regelgeving hierover tot stand te
brengen.
Consequenties voor de EU-begroting: geen
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de
rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid,
(informatie over het inschakelen van nationale agentschappen /
zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering,
notificatie en handhaving en/of sanctionering):
Gegeven de gewijzigde opzet van de verordening is het noodzakelijk
titel 10.7 Wet milieubeheer in overeenstemming te brengen met de
gewijzigde verordening. In verband hiermee dient ook de Wet
economische delicten te worden aangepast.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel
voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en
beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:
- van kracht worden: drie dagen na publicatie in het
Publicatieblad van de Europese Unie;
- in werking treden: tien maanden na publicatie
Gelet op de noodzakelijke wijziging van titel 10.7 Wet milieubeheer
wordt de gegeven periode krap geacht. Een verlenging van de termijn
tot een periode als vermeld in de huidige verordening, zijnde 15
maanden, zal worden voorgesteld.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
In grote lijnen stemt Nederland in met het voorstel dat is
gepresenteerd.
Fiche 8: Mededeling bestrijding corruptie
Titel:
Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees parlement en het
Europees economisch en sociaal comité betreffende een algemeen
EU-beleid ter bestrijding van corruptie.
Datum Raadsdocument: 10 juni 2003
Nr Raadsdocument: 10332/03
Nr Commissiedocument: COM(2003)317 def
Eerstverantwoordelijk ministerie: JUST i.o.m. BZK, BZ, DEF, EZ,
FIN
Behandelingstraject in Brussel:
Multidisciplinaire Groep georganiseerde criminaliteit; JBZ-Raad.
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
In deze mededeling wordt een overzicht gegeven van wat op het niveau
van de EU ter zake is gerealiseerd, met vermelding van wat nog dient
te worden verbeterd om de strijd tegen corruptie nieuw elan te geven.
Tevens wordt aangegeven op welke gebieden de EU in de toekomst
initiatieven inzake corruptiebestrijding zou kunnen nemen.
Samengevat moet het toekomstige EU-beleid inzake de bestrijding van
corruptie de volgende basiselementen omvatten, waarbij de Commissie de
nadruk wil leggen op preventieve maatregelen.
· Het engagement om alle vormen van corruptie te bestrijden
moet op het hoogste niveau van de EU-instellingen worden geformuleerd.
· Er dient toezicht te worden gehouden op de uitvoering van
bestaande instrumenten voor corruptiebestrijding en deze moeten
voorlopig worden versterkt door toetreding van de Europese Gemeenschap
tot een of beide verdragen inzake bestrijding van corruptie van de
Raad van Europa en door deelname aan het controlemechanisme GRECO
(Group of States against corruption).
· De EU-lidstaten moeten onderzoeksmiddelen ontwikkelen en
verbeteren, meer gespecialiseerd personeel inzetten in de strijd tegen
corruptie en internationale netwerken oprichten
· De lidstaten en de EU-instellingen en organen moeten grotere
inspanning leveren in de strijd tegen interne en externe corruptie die
de financiële belangen van de Europese Gemeenschat schaadt.
· Gemeenschappelijke integriteitsnormen voor overheidsdiensten
in de hele EU zoals Common Assessment Framework van de hoofden van de
overheidsadministraties moeten op het niveau van de EU verder worden
ontwikkeld.
· De lidstaten en de Commissie moeten de private sector steun
verlenen bij zijn inspanningen om de integriteit en
verantwoordelijkheid van vennootschappen te vergroten o.a. met het oog
op bedrijfsregels voor klokkenluiders.
· Op het niveau van de EU en de lidstaten moet de strijd tegen
politieke corruptie en illegale financiering van sociale partners en
andere belangengroepen worden opgevoerd.
· In hun permanente dialoog met de toetredende landen,
kandidaat-lidstaten en andere derde landen moeten de lidstaten en de
Commissie systematisch aandacht besteden aan met corruptie verband
houdende kwesties en deze landen verder bijstaan bij de ontwikkeling
en tenuitvoerlegging van een nationaal beleid inzake
corruptiebestrijding, dat gegrond is op de in de bijlage van de
Mededeling opgenomen tien algemene beginselen. In dit verband is o.a.
het PHARE-programma van belang.
· De EU moet de bestrijding van corruptie volledig en blijvend
integreren in haar handelspolitiek en haar buitenlandsbeleid.
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. (mededeling)
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.
Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t. (mededeling)
Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t., (mededeling)
Consequenties voor de EU-begroting: Geen
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de
rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:
Geen
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid,
(informatie over het inschakelen van nationale agentschappen /
zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering,
notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel
voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en
beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t. (mededeling)
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
De mededeling geeft een goed beeld van de huidige stand van zaken met
betrekking tot het bestrijden van corruptie binnen Europa. De
mededeling geeft aan dat de conclusies en aanbevelingen in de
mededeling op een van de volgende bijeenkomsten van de Europese Raad
volledig moeten worden onderschreven.
Nederland deelt met de Commissie de opvatting dat er een krachtige
strijd tegen corruptie moet worden geleverd. Daartoe is goede
wetgeving noodzakelijke evenals het voeren van zowel een repressief
als een preventief anti-corruptiebeleid. Hierbij hoort ook het
ontwikkelen van nieuwe initiatieven inzake corruptiebestrijding.
Nederland steunt dan ook het initiatief van de Commissie en deze
mededeling, maar acht een discussie over de verschillende voorstellen
genoemd in de mededeling nog noodzakelijk. Hierbij alvast opgemerkt
dat Nederland geen voorstander is van een afzonderlijk evaluatie- of
toezichtmechanisme binnen de EU inzake corruptiebestrijding.
Titel:
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over
de implementatie van verplichtingen aangegaan door de toetredende
lidstaten in het kader van de toetredingsonderhandelingen over
hoofdstuk 21 regioaal beleid en coördinatie van structurele
instrumenten
Datum Raadsdocument: 18 juli 2003
Nr Raadsdocument: 11578/03
Nr. Commissiedocument: COM(2003)433 def
Eerstverantwoordelijk ministerie: BZ i.o.m. SZW, EZ, FIN
Behandelingstraject in Brussel: Bespreking in Raadswerkgroep
Uitbreiding.
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
In het kader van de besluitvorming over de toetreding van tien nieuwe
lidstaten tot de Unie door de Europese Raad bijeen in Brussel op 24 en
25 oktober 2002 heeft de Commissie zich verplicht uiterlijk in juli
2003 een rapport te presenteren over de voortgang van de toetredende
lidstaten bij hun voorbereidingen op toetreding met betrekking tot
onderhandelingshoofdstuk 21 (Regionaal beleid en structurele
instrumenten). Met onderhavige mededeling voert de Commissie deze
verplichting uit en informeert zij de Raad en het Europees Parlement
over de stand van zaken bij de voorbereidingen van de toetredende
lidstaten. Het doel van de Mededeling is dus alleen te informeren.
De mededeling zal een rol spelen bij de discussie in de Raad over de
monitoringrapporten van de Commissie die in november zullen
verschijnen. De rapporten doen verslag van de monitoring van de
inspanningen van de toetredende lidstaten voor overname en
implementatie van het acquis communautaire.
De mededeling maakt duidelijk dat de nieuwe lidstaten tot nu toe grote
inspanningen hebben geleverd. Duidelijk is ook dat er nog heel veel
moet gebeuren. Op veel vlakken, van wetgeving tot "project pipeline",
is de voortgang over het algemeen onvoldoende. De systemen om tot een
effectieve, efficiënte en rechtmatige besteding en uitvoering van de
Structuurfondsen te komen zijn nog onvoldoende ontwikkeld. Ook
twijfelt de Commissie sterk aan het absorptievermogen van de
toetredende lidstaten.
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. (mededeling)
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.
(mededeling)
Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t. (mededeling)
Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t. (mededeling)
Consequenties voor de EU-begroting: geen
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de
rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:
geen
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid,
(informatie over het inschakelen van nationale agentschappen /
zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering,
notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel
voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en
beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
De regering kan met instemming kennis nemen van de mededeling. Voorop
moet staan - zoals de Commissie ook zelf aangeeft - dat geen aanvragen
kunnen worden goedgekeurd totdat aan alle voorwaarden is voldaan. De
nieuwe lidstaten zullen dit willen voorkomen. Ook zullen zij willen
voorkomen dat door een gebrek aan projecten onderuitputting optreedt.
Het is hierom van belang er bij de nieuwe lidstaten op aan te dringen
dat ze hun inspanningen voortzetten.
Ondersteuning van de toetredende lidstaten met gebruikmaking van de
beschikbare middelen kan de toetredende lidstaten helpen bij hun
voorbereidingen. Nederland steunt de toetredende lidstaten ook
bilateraal via het Matra-programma en het PSO-preaccessie programma.
De Commissie stelt dat zij er vertrouwen in heeft dat de toetredende
lidstaten de best mogelijke implementatievoorwaarden zullen
realiseren. Dit lijkt, gegeven de analyse, optimistisch.
Fiche 10: Richtlijn wederzijdse bijstand belastingen
Titel:
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van
Richtlijn 77/799/EEG van de Raad betreffende de wederzijdse bijstand
van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de
directe en de indirecte belastingen
Datum Raadsdocument: 31 juli 2003
Nr Raadsdocument: 11906/03
Nr Commissiedocument: COM(2003)446 def
Eerstverantwoordelijk ministerie: FIN i.o.m. EZ
Behandelingstraject in Brussel: Groep Belastingvraagstukken, Ecofin
Raad.
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Het voorstel volgt mede uit aanbevelingen die de ad hoc Groep
Belastingfraude, samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten,
in mei 2000 heeft gedaan ter verbetering van de administratieve
samenwerking tussen de lidstaten. De Commissie doet voorstellen om
enkele onduidelijkheden in de richtlijn weg te nemen. Er worden ook
enkele nieuwe elementen geïntroduceerd. Een daarvan betreft de
notificatie aan een belastingbetaler die verhuisd is naar een andere
lidstaat, van akten of besluiten in verband met een belastingschuld in
een eerdere lidstaat. Daarnaast wordt bepaald dat lidstaten
gelijktijdige controles kunnen uitvoeren bij een onderneming die in
verschillende landen actief is. Van oudsher zijn deze controles
effectief gebleken bij het bestrijden van BTW fraude, maar ook op het
terrein van de directe belastingen bewijzen ze hun waarde.
Doelstelling van het voorstel is de verbetering, uitbreiding en
modernisering van de basisregels in de richtlijn voor administratieve
samenwerking, met het oog op het opsporen en voorkomen van
belastingontduiking en belastingfraude.
Rechtsbasis van het voorstel: artikel 95 EG-verdrag
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:
Raad: gekwalificeerde meerderheid; EP: co-decisie
Instelling nieuw Comitologie-comité: nee
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Het voorstel voldoet aan de eis van subsidiariteit, daar het voor de
hand ligt om regelingen die de administratieve samenwerking tussen
alle lidstaten betreffen op Europees niveau tot stand te brengen.
Verder staat de doelstelling van het voorstel in verhouding tot de
gekozen middelen.
Consequenties voor de EU-begroting: Geen.
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de
rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:
Geen. Het voorstel kan enerzijds leiden tot een meer intensieve
administratieve samenwerking tussen belastingdiensten van de
lidstaten, waardoor mogelijk een groter beslag zou worden gelegd op de
capaciteit van de Nederlandse Belastingdienst. Anderzijds heeft het
voorstel tot doel deze samenwerking op efficiëntere wijze te laten
verlopen.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid,
(informatie over het inschakelen van nationale agentschappen /
zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering,
notificatie en handhaving en/of sanctionering): Geen.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel
voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en
beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:
Nog niet in voorstel opgenomen.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
De Nederlandse schatkist heeft belang bij intensievere en efficiëntere
samenwerking tussen belastingautoriteiten bij het tegengaan van
belastingontduiking en belastingfraude. Het daartoe strekkende
voorstel kan daarom positief worden begroet.
Nederland gaat niet akkoord met de rechtsbasis die de Commissie kiest
(namelijk artikel 95 EG, dat besluitvorming bij gekwalificeerde
meerderheid in de Raad en een co-decisieprocedure met het EP
impliceert). De rechtsbasis zou, zoals voor alle fiscale
aangelegenheden, artikel 94 EG-verdrag moeten zijn (unanimiteit,
adviesprocedure).
De grotere Europese nabuurschap: een nieuw kader voor de
betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden doc
COM(2003)104 def, maart 2003. Zie fiche in Kamerstukken II, 22112, 270
dd. 12-05-03
IMPEL: Het informele netwerk in de lidstaten van autoriteiten die
verantwoordelijk zijn voor tenuitvoerlegging en handhaving van
EU-milieuwetgeving
.EPER: Europees emissieregister van verontreinigende stoffen
MER Milieu Effect rapportage
LCP Grote stookinstallaties
ENAP: Exploring New Approaches in regulating industrial
installations
Ministerie van Buitenlandse Zaken