Uitspraak Rechtbank Amsterdam in zaak AL4363 Zaaknr: 13/021080-03 Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 1-10-2003
Datum publicatie: 1-10-2003
Soort zaak: straf -
Soort procedure: eerste aanleg - meervoudig
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/021080-03
Datum uitspraak: 1 oktober 2003
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, zevende meervoudige kamer A, in de strafzaak tegen:
(verdachte),
geboren te (geboorteplaats) op (geboortedatum), wonende op het (adres), (woonplaats), gedetineerd in het (Huis van Bewaring).
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 september 2003.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht. De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Voorvragen
---
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1. telastegelegde:
op 9 juni 2003 te Amsterdam ter uitvoering van het door het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en met voorbedachten rade (slachtoffer 1) en (slachtoffer 2) en (slachtoffer 3) en een andere aanwezige in Coffeeshop genaamd (naam) gevestigd (adres) van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- met een auto in de omgeving van voornoemde coffeeshop is gaan staan en
- vervolgens naar voornoemde coffeeshop is gegaan en
- vervolgens een pin uit een (scherfhand)granaat gevuld met stalen kogeltjes heeft getrokken en
- vervolgens voornoemde (scherfhand)granaat gevuld met stalen kogeltjes in voornoemde coffeeshop en in de richting van voornoemde (slachtoffer 1) en (slachtoffer 3) en een andere aanwezige in voornoemde coffeeshop heeft gegooid en tot ontploffing heeft gebracht.
ten aanzien van het onder 2. telastegelegde:
op 9 juni 2003 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand heeft gesticht in een coffeeshop genaamd (naam) gevestigd (adres), immers hebben verdachte en zijn mededader toen aldaar opzettelijk,
- een pin uit een (scherfhand)granaat gevuld met stalen kogeltjes getrokken en
- vervolgens voornoemde (scherfhand)granaat gevuld met stalen kogeltjes in voornoemde coffeeshop en in de richting van de in voornoemde coffeeshop aanwezige personen te weten (slachtoffer 1) en (slachtoffer 3) gegooid en tot ontploffing hebben gebracht, ten gevolge waarvan voorwerpen onder meer papieren in voornoemde coffeeshop geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de in voornoemde coffeeshop aanwezige goederen en levensgevaar voor de in voornoemde coffeeshop aanwezige personen te weten (slachtoffer 1) en (slachtoffer 2) en (slachtoffer 3) te duchten was.
ten aanzien van het onder 3. telastegelegde:
op 9 juni 2003 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie II, onder 7, te weten een handgranaat, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1., onder 2. en onder 3. telastegelegde
Uit het op 1 augustus 2003 op ambsteed/ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal (doorgenummerd p. 308) blijkt dat (medeverdachte) heeft verklaard dat verdachte wist dat zij gezamenlijk naar Amsterdam zouden gaan om de granaat te gooien en dat de afspraak was dat (medeverdachte) zou gooien en dat verdachte zou rijden. Ter terechtzitting heeft (medeverdachte) verklaard dat verdachte niet op de hoogte was van het feit dat (medeverdachte) de granaat op die bewuste 9 juni 2003 zou gooien. De rechtbank hecht, mede bezien in het licht van de overige bewijsmiddelen, geen waarde aan de door (medeverdachte) ter terechtzitting afgelegde getuigenverklaring en acht daarentegen zijn op 31 juli 2003 afgelegde verklaring geloofwaardig. Daaraan doet niet af dat deze verklaring niet is ondertekend, te meer niet nu bij dit verhoor een raadsman aanwezig was en deze de weergave van het verhoor in het proces-verbaal niet heeft betwist. De rechtbank gebruikt deze verklaring tot het bewijs.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft met zijn medeverdachte in opdracht van een derde een aanslag gepleegd op een coffeeshop, waarbij zijn mededader een handgranaat naar binnen heeft gegooid. De opdrachtgever heeft aan de mededader in ruil voor het plegen van de aanslag bescherming en een geldbedrag van EUR 20.000,-- in het vooruitzicht gesteld.
Het mag een wonder heten dat er bij deze aanslag geen dodelijke slachtoffers zijn gevallen. Immers door het gooien van een handgranaat waarvan de veiligheidspin is verwijderd, detoneren de springstof en de ontsteker, waarna een grote hoeveelheid stalen kogeltjes zich met kracht in de omgeving verspreiden. De rechtbank merkt hierbij op dat de veiligheidszone van het door verdachten gebruikte type handgranaat is vastgesteld op 150 meter. Het feit dat de handgranaat achter de bar terechtkwam heeft het aantal slachtoffers waarschijnlijk beperkt. Voorts is het niet aan de verdachte en zijn medeverdachte, doch aan een in de coffeeshop aanwezige persoon, te danken dat de ontstane brand kon worden geblust. Verdachte en zijn medeverdachte hebben zich aldus op kille en nietsontziende, berekenende wijze schuldig gemaakt aan zeer ernstige delicten waarbij zij zich niet hebben bekommerd om het leven van de in de coffeeshop aanwezige medemensen. Dit maakt het een feit met een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter, mede gelet op het feit dat de coffeeshop -een publieke gelegenheid- in een drukke buurt is gelegen. Voorts was verdachte in het bezit van de handgranaat. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij een voorwerp met een gevaarzettend karakter voorhanden heeft gehad.
Verdachte is als volwaardig medepleger medeverantwoordelijk voor de ontstane gevolgen. Weliswaar is de granaat niet door verdachte zelf gegooid, doch hij was geheel van het plan op de hoogte. De afspraak was dat verdachte zou rijden en (medeverdachte) de handgranaat zou gooien. Voorafgaand aan de aanslag hebben verdachten gezamenlijk een verkenning uitgevoerd en zijn daartoe van Breda naar Amsterdam gereden. Op de dag van de aanslag zelf zijn verdachten wederom gezamenlijk naar de coffeeshop in Amsterdam gereden, waarbij verdachte de auto bestuurde. Dat de verdachte niet zelf de granaat heeft gegooid, doet, anders dan hij heeft betoogd, aan de strafwaardigheid niet af.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 12 juni 2003 eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden het onderhavige feit te plegen, zulks terwijl hij recent uit detentie, die hij wegens een geweldsdelict onderging, was ontslagen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een voorlichtingsrapportage van de Reclassering Nederland, opgemaakt d.d. 26 augustus 2003 door H.M. Huber, reclasseringswerker.
Op de bewezenverklaarde feiten dient dan ook met een langdurige vrijheidsstraf gereageerd te worden.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 47, 57, 157, 289 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1. bewezenverklaarde:
Medeplegen van poging tot moord, meermalen gepleegd
ten aanzien van het onder 2. bewezenverklaarde:
Medeplegen van opzettelijk brandstichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
Medeplegen van opzettelijk brandstichten, terwijl daarvoor levensgevaar voor een ander te duchten is.
ten aanzien van het onder 3. bewezenverklaarde:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, (verdachte), daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (NEGEN) JAREN.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Leijten, voorzitter,
mrs. C.P.E. Meewisse en A. Philips, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.W.M. van der Linde, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 oktober 2003.
(transparant.gif)