De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
VVA. 2003/2827
datum
30-09-2003
onderwerp
TK-rapport 'Voer tot nadenken'
TRC 2003/5148 en 2003/6951
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Naar aanleiding van uw verzoek om een reactie te geven op het
onderzoeksrapport 'Voer tot nadenken' bericht ik u, mede namens de
minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, als volgt.
Ik wil in de eerste plaats mijn waardering uitspreken voor het
onderzoek naar de veiligheidsrisico's in de diervoederketen, dat in
opdracht van uw Kamer is uitgevoerd.
Hieronder wil ik eerst ingaan op de twee belangrijkste risicofactoren
die in het rapport worden genoemd, te weten de professionaliteit en de
mentaliteit van de diervoedersector. Vervolgens ga ik in op de
handhaving van de diervoederregelgeving en de rol van de overheid en
het bedrijfsleven. Tot slot geef ik een korte reactie op enkele andere
aanbevelingen in het rapport.
datum
30-09-2003
kenmerk
VVA. 2003/2827
bijlage
1. Professionaliteit
De laatste jaren is er door de diervoedersector zelf hard gewerkt aan
het op peil houden van de kennis en kunde van de ondernemers. De
constatering in het rapport dat de kennis en kunde van sommige
producenten evenwel niet altijd toereikend zijn, is een duidelijk
signaal voor het Productschap diervoeder (PDV) en de
branche-organisaties om veel energie te blijven steken in het
bevorderen van de professionaliteit en het geven van voorlichting aan
de sector.
Voorts stelt ook de in voorbereiding zijnde Europese verordening
inzake voorschriften diervoederhygiëne eisen aan de wijze van werken
bij de productie van diervoeders. Deze verordening zal mijns inziens
een extra stimulans betekenen voor verdere professionalisering van de
gehele diervoedersector.
2. Mentaliteit
Van de tweede genoemde risicofactor, de mentaliteit in de
diervoederketen, heb ik met bezorgdheid kennis genomen. Het rapport
spreekt over een deel van de branche dat vooral redeneert vanuit
eigenbelang zonder veel oog te hebben voor de belangen van andere
schakels in de keten.
Het is van het grootste belang dat alle schakels in de diervoederketen
inzien dat de toekomst van de sector alleen is gegarandeerd indien zij
op maatschappelijk verantwoorde wijze produceert.
Wegmengverbod (Richtlijn 2002/32/EG)
Het rapport concludeert dat binnen de diervoedersector het wegmengen
van hoge concentraties ongewenste stoffen breed geaccepteerd lijkt.
Geconstateerd wordt dat er in de diervoedersector veel onbegrip
bestaat over het zogenaamde wegmengverbod dat op 1 augustus jl. is
ingegaan.
Ik acht het verbod op het wegmengen noodzakelijk om de aanwezigheid
van die ongewenste stoffen via diervoeders in de voedselketen te
verminderen. Het is van groot belang dat diervoederproducenten scherp
blijven toezien op de zuiverheid en betrouwbaarheid van hun
grondstoffen. Ik acht dit een essentieel beginsel. Het wegmengverbod
onderstreept dat.
Dat er niet altijd een direct en acuut gevaar voor de volksgezondheid
bestaat, doet daar niet aan af, ook al omdat ook andere aspecten een
rol spelen. Risicovolle stoffen mogen eenvoudigweg er niet in
voorkomen.
Financiële risico's bij niet-naleving van de diervoederregelgeving
Gelet op de financiële risico's bij incidenten wordt in het rapport
voorgesteld om een financieel vangnet en de aansprakelijkheid te
regelen. Op dit moment onderzoekt de diervoedersector de mogelijkheden
daartoe. Ik ben van mening dat een professionele diervoedersector in
beginsel ook uit zichzelf over zou moeten gaan tot het sluiten van
bijvoorbeeld een aansprakelijkheidsverzekering of het stellen van
leveringsvoorwaarden.
Ten aanzien van het invoeren van een waarborgfonds met
betalingsverplichting of een wettelijke plicht tot verzekering van
aansprakelijkheid wijs ik u op de in voorbereiding zijnde verordening
inzake voorschriften diervoederhygiëne. Daarin wordt een financiële
waarborg, bijvoorbeeld een verzekering of een fonds, voor ondernemers
uit de diervoedersector verplicht gesteld. Ik sta niet negatief
tegenover een dergelijke verplichting, mits hieraan een praktische
uitwerking wordt gegeven en er een duidelijke toegevoegde waarde
aanwezig is.
3. Handhaving van de diervoederregelgeving
a. Huidige situatie
Op basis van het rapport heb ik de indruk dat er onduidelijkheid
bestaat over de taak- en verantwoordelijkheidsverdeling tussen de
overheid en het PDV. Ik wil daarom eerst hierover helderheid scheppen.
Tot het moment van inwerkingtreding van de Kaderwet diervoeders is het
PDV primair verantwoordelijk voor de implementatie van Europese
diervoederregelgeving en de controle op de naleving van de
diervoedernormen. Als publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie voert het
PDV op basis zijn autonome bevoegdheid deze overheidstaken uit.
Het PDV heeft de Voedsel en Warenautoriteit (VWA) als
controle-instantie aangewezen voor wat betreft de uitvoering van de
PDV-diervoederverordeningen. Dit betekent dat de VWA ten behoeve van
het PDV meewerkt aan de controles op de naleving van de erkennings- en
registratievereisten van erkende bedrijven in het kader van richtlijn
95/69/EG.
Ten behoeve van het PDV verricht de rijksoverheid (VWA) voorts de
controles op de naleving van richtlijn 2002/32/EG inzake ongewenste en
verboden stoffen in diervoeders. Ter voorbereiding op de Kaderwet
diervoeders verricht de VWA ten behoeve van het PDV vanaf 1 juli jl.
voor de bedrijven die geen GMP-erkenning hebben de controle op de
naleving van de communautaire diervoederregelgeving, inclusief de
eisen die voor erkenning en registratie gelden.
Naast het bovenstaande heeft de rijksoverheid zelf regels gesteld op
het gebied van import en uitvoer van diervoeders en dierlijke eiwitten
en verrichten de VWA en de Algemene Inspectiedienst (AID) toezicht op
de naleving van deze regelgeving.
b. Kaderwet diervoeders
De bevindingen in het rapport bevestigen de noodzaak om voortvarend
door te gaan met de voorbereidingen voor de implementatie van de
Kaderwet diervoeders. Met de Kaderwet diervoeders streef ik naar een
heldere taak- en verantwoordelijkheidsverdeling binnen het openbaar
bestuur, waarbij de verantwoordelijkheid voor de
volksgezondheidsbelangen en de implementatie van communautaire regels
bij de rijksoverheid ligt. Op dit moment is de Kaderwet diervoeders
bij de Eerste Kamer aanhangig.
Zoals in het rapport ook wordt gemeld biedt de Kaderwet diervoeders
mogelijkheden voor een adequate handhaving. Mijn inzet is er op
gericht de pakkans bij overtredingen te verhogen door bij
inwerkingtreding van de Kaderwet diervoeders de handhaving te
intensiveren. Niet alleen door het toezicht te baseren op een grondige
risico-analyse van de diervoederketen, maar ook door een betere
afstemming van bestaande signalerings- en monitoringssystemen en
verdergaande samenwerking met andere organisaties op het gebied van
toezicht en controle.
Voorts kan een goede communicatie bijdragen aan een beter begrip voor
de genomen maatregelen en het draagvlak vergroten. Daarom zal ik extra
aandacht schenken aan communicatie door de overheid bij de
inwerkingtreding van de Kaderwet diervoeders.
In het rapport wordt aanbevolen de sanctiemogelijkheden en -zwaarte
nog eens kritisch te bezien en uit te breiden. Ik heb uw Kamer op 9
april jl. (Niet-dossierstuk, lnv0300246) een advies doen toekomen van
de VWA over het handhavingsinstrumentarium van de Kaderwet
diervoeders. Door de VWA is daarin aangegeven dat de Kaderwet
diervoeders op dit moment voorziet in een evenwichtige instrumentenmix
voor de handhaving. In het kader van de monitoring van de
effectiviteit van de handhaving van de normen, stelt de VWA voor na
twee jaar ook de mogelijkheden bezien van de invoering van het
instrument van bestuurlijke boeten. Ik wil de VWA hierin volgen en zie
daarom geen aanleiding de Kaderwet diervoeders thans te wijzigen.
4. Overige aanbevelingen
Incidentele reststromen
Het gebruik van incidentele reststromen zoals overdatumproducten en
misproducties wordt door velen als een risico gezien, omdat er weinig
over bekend is. Specifieke restproducten die een risico zijn voor de
voedselveiligheid, kunnen verboden worden door plaatsing op de lijst
van verboden voedermiddelen.
Zoals in het rapport wordt aangegeven zijn reststromen niet per
definitie onveilig. Ik ben van mening dat het gebruik van
restproducten als diervoedergrondstof mogelijk moet blijven, mits de
veiligheid daarvan is gewaarborgd.
Gelet op de vermeende onduidelijkheid in de regelgeving op het
grensvlak van afvalstoffen en restproducten ben ik met het ministerie
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) in
gesprek om eventuele problemen of onduidelijkheden over het mogen
verwerken van bepaalde restproducten afkomstig van de industrie in
diervoeders nader in kaart te brengen. Ook zal de VWA in haar
onderzoek naar de diervoedersector aandacht besteden aan de risico's
van het gebruik van dergelijke restproducten.
Positieve lijst
Dit voorjaar heeft de Europese Commissie geconcludeerd dat de
opstelling van een positieve lijst van voedermiddelen niet bijdraagt
tot de veiligheid van diervoeders. Uit de berichten van het systeem
voor snelle waarschuwingen (RASFF) en de recente diervoederschandalen
is gebleken, dat het voedermiddel zelf meestal niet het probleem is.
De verontreiniging met ongewenste of verboden stoffen in diervoeders,
treedt vaak op tijdens de productie, de opslag of het transport. De
Europese Commissie heeft om die reden alternatieve maatregelen
voorgesteld. Gegeven het feit dat een positieve lijst alleen is te
verwezenlijken in Europees verband, ben ik op uw verzoek aan het
inventariseren of er daarvoor steun is bij andere lidstaten. Als die
niet breed aanwezig is, heb ik aangegeven de lijn van de Commissie te
zullen volgen.
Om de veiligheidsrisico's op dit gebied te reduceren heeft de
diervoedersector de GMP-regeling recent aangescherpt. Hierdoor mogen
bedrijven met een GMP-erkenning vanaf 2004 uitsluitend voedermiddelen
gebruiken waarvan een risicobeoordeling is opgenomen in de speciale
databank van het PDV. Dit initiatief vanuit de sector is een goede
stap in het waarborgen van het gebruik van veilige voedermiddelen.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
---
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit