De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
VVA. 2003/2559
datum
30-09-2003
onderwerp
Toezeggingen draaiboeken dierziektebestrijding
TRC 2003/7432
bijlagen
Tijdens het Algemeen Overleg van 2 april 2003 van de vaste commissie
voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over de draaiboeken
dierziektebestrijding, de toekomst van het kortingensysteem en de
MKZ-situatie in Kootwijkerbroek heb ik u toegezegd enkele onderwerpen
nader te bezien. Hierbij doe ik u de conclusies toekomen die na
onderzoek en overleg met betrokkenen zijn getrokken.
datum
30-09-2003
kenmerk
VVA. 2003/2559
bijlage
Fokverbod voor varkens
In het voorjaar is er overleg gevoerd met veterinair epidemiologen en
vertegenwoordigers van het bedrijfsleven,
dierenbeschermingsorganisaties en dierenartsen. Dit overleg heeft
geleid tot een gezamenlijk voorstel. Bij een eerste uitbraak wordt
niet, zoals in het huidige beleidsdraaiboek is opgenomen, per
definitie een fokverbod ingesteld. Het instellen van een fokverbod
wordt een optionele maatregel. De maatregel wordt ingesteld op basis
van het 'ja, tenzij principe'. Dit betekent dat binnen 7-14 dagen na
de eerste uitbraak veterinair epidemiologen aan mij een advies
uitbrengen over het wel of niet instellen van een fokverbod. Er wordt
een fokverbod ingesteld, tenzij duidelijk is dat het een relatief
beperkte epidemie betreft, die naar verwachting korter zal duren dan
de draagtijd.
Wanneer tijdens dezelfde epidemie, in een later stadium, een uitbraak
in een nieuw gebied plaatsvindt is het, omdat er dan al langer
beperkende maatregelen van kracht zijn, gerechtvaardigd om uit te gaan
van het 'nee, tenzij principe' dat wil zeggen dat er geen fokverbod
wordt ingesteld, tenzij op basis van het advies van de epidemiologen
duidelijk is dat de epidemie langer zal duren dan de draagtijd.
Bij een eerstvolgende wijziging van de beleidsdraaiboeken klassieke
varkenspest (KVP) en mond- en klauwzeer (MKZ) zal bovengenoemd
voorstel worden meegenomen.
Contra-expertise
Tijdens de behandeling van de LNV-begroting voor 2003 heeft de heer
Van den Brink een motie ingediend (Kamerstukken II, 2002-2003, 28 600
XIV, nr. 59) over te ondernemen acties bij het constateren van een
eerste besmetting op een bedrijf in een bepaald gebied.
Met deze motie wordt opgeroepen om slechts over te gaan tot
aanvullende maatregelen, zoals vaccineren of preventief ruimen, in de
omgeving van een besmet bedrijf nadat de besmetting 'bewezen' is
middels contra-expertise en DNA-onderzoek.
Gebleken is dat contra-expertise en DNA-onderzoek het
bestrijdingsproces ernstig zal vertragen, terwijl juist snelheid
geboden is bij het effectief bestrijden van een zeer besmettelijke
dierziekte. Tijdens de vogelpestcrisis is door zowel het bedrijfsleven
als door uw Kamer aangedrongen op een zo snel mogelijke bestrijding
van het virus. De oplossing van het nemen van extra monstermateriaal,
dat bij twijfel voor contra-expertise en/of DNA-onderzoek gebruikt kan
worden, borgt bovendien niet het meest kwetsbare moment in de keten,
de monstername op het bedrijf, en heeft derhalve geen toegevoegde
waarde.
In de opleiding en training van alle betrokken medewerkers zal nog
meer aandacht worden besteed aan het afhandelen van procedures en het
werken volgens protocollen in het algemeen en het afhandelen van de
monstername conform de daarvoor geldende procedures in het bijzonder.
Gemoedsbezwaarden
Een beperkte groep veehouders heeft uit geloofsovertuiging bezwaren
tegen het uit voorzorg vaccineren van hun dieren. Tijdens het Algemeen
Overleg van 2 april 2003 heb ik toegezegd dat ik zou bezien hoe
eventueel met deze bezwaren rekening gehouden kan worden. In vervolg
daarop heeft een inventarisatie plaatsgevonden van verschillende
mogelijkheden om MKZ-gevoelige dieren van vaccinatie uit te zonderen.
Mij is daarbij gebleken dat het om veterinaire redenen niet
verantwoord is om MKZ-gevoelige dieren van gemoedsbezwaarden zonder
meer uit te zonderen van vaccinatie en de dieren levend op het bedrijf
te laten. Eveneens heb ik geen mogelijkheden gevonden om erin te
voorzien dat in de hectische periode van (de bestrijding van) een
uitbraak MKZ-gevoelige dieren van bedrijven van gemoedsbezwaarden in
het vaccinatiegebied geslacht worden. Buiten het feit dat een
slachterij gevonden moeten worden waar de dieren geslacht kunnen
worden, vormen de transportbewegingen met de niet-gevaccineerde dieren
een extra veterinair risico. Vervolgens zou de afzet van producten van
deze dieren problematisch zijn.
Een andere mogelijkheid zou zijn om de MKZ-gevoelige dieren niet te
vaccineren, maar te ruimen. Evenzeer als er van de kant van
gemoedsbezwaarden bedenkingen bestaan tegen het vaccineren van dieren,
welke bezwaren ik overigens respecteer, bergt het doden van gezonde
dieren zowel voor de overheid als voor betrokkenen ethische bezwaren
in zich. Daarover heeft de regering met uw Kamer ten tijde van en na
afloop van de MKZ-crisis uitgebreide discussies gevoerd. Daarenboven
zou de keuze voor het laten ruimen van de aanwezige dieren betrokkenen
een financieel voordeel kunnen geven ten opzichte van hen van wie de
dieren gevaccineerd worden. Binnen het huidige wettelijke stelsel
zouden gemoedsbezwaarden immers een schadeloosstelling voor hun
geruimde dieren ontvangen, terwijl diegenen van wie de dieren
gevaccineerd worden, te maken zouden kunnen krijgen met een
waardedaling van producten van hun gevaccineerde dieren.
Ik hecht er overigens aan om te benadrukken dat het hier niet gaat om
preventieve vaccinatie in het algemeen maar noodvaccinatie in het
kader van een aanwezige besmettelijke dierziekte.
Alles afwegende kom ik tot de conclusie dat ik voor de groep
gemoedsbezwaarden niet kan voorzien in uitzondering van een bij de
bestrijding van een onverhoopte dierziekte-uitbraak noodzakelijke
noodvaccinatie. Bij een uitbraak zijn juist de eerste dagen uiterst
belangrijk voor een effectieve dierziektebestrijding. Snelle
uitvoering van de bestrijdingsmaatregelen verdraagt zich niet met het
creëren van uitzonderingen.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
---
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit