Partij van de Arbeid

Den Haag, 1 oktober 2003

Bijdrage van Boelhouwer (PvdA) aan het Algemeen Overleg over Koegorspolder en bouwstofvoorzieningen - 1 oktober 2003

De staatssecretaris wil niet van het project als zodanig af, maar wel van de locatie. De PvdA kan daar alleen begrip voor opbrengen als er niet onbehoorlijk wordt gehandeld, als het echt zo is dat na alles onderzocht te hebben het hier een hopeloze locatie betreft, mogelijkheden met België zijn besproken, etc. Wij willen dus dat de proef nog steeds doorgaat, maar kiezen ook voor een locatie die de kansen op succes op voorhand al zo groot mogelijk maakt. Mogelijk is dat dus elders. Ik ben in ieder geval van mening dat de partijen, bijvoorbeeld de gemeente Terneuzen, die kosten hebben gemaakt om het Koegorspolder gereed te maken, gecompenseerd dienen te worden. Geluiden bereiken mij dat dit wel zo is (Co van Schaik - PvdA-wethouder in Terneuzen), maar ik zal eerst vragen om een nadere toelichting. Ik ben tegen bestuurlijk zigzagbeleid. Maar in een antwoord van de staatssecretaris staat, dat de ontbindingsvoorwaarden duidelijk genoeg gesteld zijn. "De overeenkomst voorziet in de mogelijkheid van ontbinding en/of wijziging...." (antwoord op vraag 2). En toch lijkt de staatssecretaris het falen van de locatie zeer eenzijdig te willen neerleggen bij de regio. Knelpunten zijn het gevolg van "kostenverhogende eisen die de gemeente Terneuzen gaandeweg heeft opgesteld" en "het niet afgeven van voldoende aanbodgaranties".

Daarbovenop doe ik een tweetal voorstellen (misschien moet dit later aan de orde komen als het kabinet in de loop van dit jaar reageert op het bestuurlijke advies Tienjarenscenario Waterbodems (TJS)):


- Richt een nationaal of regionaal steunpunt of helpdesk in, om voor de nodige afstemming (voldoende bagger) te komen (ook met België). Dit doet de provincie Noord-Holland en kan als voorbeeld dienen (zie artikel Cobouw 24 jan. 2003).


- Verander de Wet Belastingen op Milieugrondslag, om de vrijstelling voor bagger te regelen (zie vraag 17). Baggerspecie met een zandgehalte van 60 procent of meer wordt als 'reinigbaar' aangemerkt en kan dus niet genieten van een vrijstelling van de belasting die voor afvalstort geldt (zie p. 41 van het rapport Water in Beeld). De staatssecretaris Van Geel is begin september dit jaar met een tijdelijke verruiming gekomen op het Bouwstoffenbesluit om meer baggerspecie her te gebruiken (via immobilisatie?). Anders zou veel baggerspecie afgekeurd worden en gestort, een verspilling van bruikbare grond met onnodige, hoge stortkosten. Deze verruiming ligt bij de Europese Commissie nu ter goedkeuring en zal in gaan per april volgend jaar. Maar waarom is er niet gekozen voor een wijziging in de Wet Belastingen op Milieugrondslag? Dit om de aanvoer van herbruikbare baggerspecie te verhogen voor het proefproject, iets wat problematisch is (zie vraag 5).