Brief Kamervragen
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Noord Afrika en Midden-Oosten
Afdeling Midden-Oosten
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
30 september 2003
Behandeld
A. van Loopik
Kenmerk
DAM-419/03
Telefoon
+31 (0)70-3485407
Blad
1/8
Fax
+31 (0)70-3486639
Bijlage(n)
---
E-Mail
dam@minbuza.nl
Betreft
Beantwoording vragen van de leden Wilders en
Hirsi Ali over nieuwe gegevens inzake Saoedische financiering van
islamitisch radicalisme in het Westen
Graag bied ik u hierbij, mede namens mijn ambtgenoten van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie, de antwoorden aan op de
schriftelijke vragen gesteld door de leden Wilders en Hirsi Ali
(beiden VVD) over de nieuwe gegevens inzake Saoedische financiering
van islamitisch radicalisme in het Westen. Deze vragen werden
ingezonden op 2 september 2003 met kenmerk 2020316640.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Mr. J.G. de Hoop Scheffer
Antwoorden van de heer De Hoop Scheffer, minister van Buitenlandse
Zaken, mede namens de heer Remkes, minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties en de heer Donner, minister van Justitie, op aan
hen gestelde vragen van de leden Wilders en Hirsi Ali (beiden VVD)
over nieuwe gegevens inzake Saoedische financiering van islamitisch
radicalisme in het Westen.
Vraag 1
Kunt u bevestigen dat Italiaanse en Duitse instanties recentelijk weer
zijn gestoten op informatie die Saoedi-Arabië in direct verband brengt
met terrorisme? 1) Welke informatie kunt u de Kamer daarover
verschaffen en wat is uw oordeel daarover?
Antwoord
Neen. Publiekelijk kan geen mededeling worden gedaan over lopende
onderzoeken van buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten,
omdat dit inzicht zou bieden in het actuele kennisniveau van deze
diensten en de vertrouwelijke basis van de samenwerking met deze
diensten zou kunnen schaden.
Vraag 2
Wat is thans de heersende mening bij Westerse en Nederlandse
inlichtingendiensten over de Golden Chain van twintig (meest
Saoedische) financiers van Al-Qaida? Zijn de bureaus van Al-Haramain
in respectievelijk Somalië en Bosnië-Herzegowina inmiddels op de
VN-lijst van terrorisme-ondersteunende organisaties geplaatst? Is er
aanleiding om die actie te verbreden naar de organisatie Al-Haramain
in haar totaliteit? 2)
Antwoord
De financiering van internationaal islamistisch terrorisme en de
mogelijke betrokkenheid daarbij van Saoedische staatsburgers heeft de
nadrukkelijke aandacht van westerse en Nederlandse inlichtingen- en
veiligheidsdiensten.
De bureaus van Al Haramain in Somalië en Bosnië-Herzegovina staan
sinds 13 maart 2002 op de lijst van terrorisme-ondersteunende
organisaties. De Al Haramain bureaus in Somalië en Bosnië-Herzegovina
worden ook vermeld in de EG-verordening nr. 951/2002 van 3 juni 2002.
Plaatsing van de gehele Al Haramain-organisatie op de VN-lijst is
momenteel niet aan de orde. Er zijn geen aanwijzingen dat deze
organisatie als zodanig zich in haar geheel schuldig maakt aan
ondersteuning van terrorisme.
Vraag 3
Heeft David Aufhauser, een hoge ambtenaar van het Amerikaanse
ministerie van Financiën, in juni tegenover een commissie van het
Amerikaanse Congres verklaard dat Saoedi-Arabië in veel opzichten het
epicentrum is van de financiering van Al-Qa ida en andere
terroristische organisaties? 3) Deelt u die mening? Wat is uw
commentaar en beleidsreactie daarop?
Antwoord
De heer Aufhauser, general counsel van het Amerikaanse ministerie van
Financiën, heeft op 26 juni 2003 ten overstaan van de Senate
Subcommittee on Terrorism, Technology and Homeland Security onder
andere verklaard dat op verscheidene plaatsen in de wereld donaties
van wahabitische liefdadigheidsinstellingen die vanuit Saoedi-Arabië
zijn opgezet, misbruikt zijn voor de financiering van terroristische
doelstellingen. Hij heeft tijdens dezelfde zitting ook opgemerkt dat
de regering van Saoedi-Arabië inmiddels, in samenspraak met de
Verenigde Staten, de controle op transnationale charitatieve giften
heeft geïntensiveerd. In haar contacten met Saoedische
vertegenwoordigers moedigt de regering voortzetting en intensivering
van dit Saoedische beleid aan.
Vraag 4
Heeft Alex Alexiev, medewerker van het Center for Security Policy, in
juni gesteld dat het Wahabisme thans de prototype ideology is van
alle (moslim-)
extremistische en terroristische groepen, waarbij hij ook verwees naar
het feit dat de Saoedis tussen 1975 en 1987 maar liefst 4 miljard
dollar per jaar hebben uitgegeven aan het uitdragen van hun rigide
vorm van de islam in het buitenland en dat daarbij onder meer 1500
moskeeën en 2000 scholen in niet-islamitische landen zijn gebouwd? Wat
is uw commentaar en beleidsreactie daarop?
Vraag 5
Heeft het Amerikaanse congreslid Jon Kyl op 5 juni verklaard: Het
probleem waaraan we vandaag aandacht besteden is de van staatswege
(nl. vanuit Saoedi-Arabië) ondersteunde doctrine en financiering van
een extremistische ideologie die zorgen voor het
rekruteringspotentieel, de ondersteunende infrastructuur en het
financiële levensbloed van de huidige internationale terroristen? 4)
Deelt u deze mening en wat is uw beleidsreactie daarop?
Vraag 6
Heeft het Amerikaanse congreslid Charles Schumer in juni jl.
verklaard: De Wahabitische aanwezigheid in de Verenigde Staten is een
slecht voorteken met mogelijk schadelijke en verreikende gevolgen voor
de moskeeën, de scholen, en zelfs de strijdkrachten in dit land. Mijn
vrees is dat, wanneer wij niet alert worden en nu actie ondernemen,
degenen die zijn beïnvloed door de extremistische ideologie van het
Wahabisme ons kwaad zullen doen op wijzen die wij ons thans nog niet
voor kunnen stellen. 5) Welke parallellen zijn hieruit te trekken
voor Europa en Nederland en wat is uw beleidsreactie daarop?
Antwoord
Het zou onjuist zijn de als fundamentalistisch te karakteriseren
islamitische stroming van het Wahabisme - die in Saoedi-Arabië sinds
de vestiging van deze staat dominant is - gelijk te stellen met
gewelddadig extremisme, c.q. terrorisme. Alle wereldreligies kennen
fundamentalistische stromingen. Radicalen en extremisten zijn vaak
tevens fundamentalisten. Maar er is niet automatisch een oorzakelijk
verband tussen fundamentalistische religieuze opvattingen en een
neiging tot gewelddadig extremisme, c.q. terrorisme.
Zendingsactiviteiten die worden gecombineerd met of aanleiding geven
tot antidemocratische handelingen, dan wel politiek-radicale
doelstellingen bevorderen, kunnen bedreigend worden. Zoals vermeld in
de brief van de minister van Binnenlandse- en Koninkrijkszaken van 24
april 2003 (Kamerstukken II 2002/2003 27 925, Nr. 91) doet de AIVD
onderzoek naar dergelijke activiteiten. Indien sprake is van strafbare
feiten zal hiertegen direct opgetreden worden.
Vraag 7
Heeft het Amerikaanse congreslid John Lehman in juli verklaard: Er is
weinig twijfel over mogelijk dat veel van de financiering van
terroristische groepen hetzij opzettelijk hetzij onopzettelijk
afkomstig is uit Saoedische bronnen? 6) Deelt u deze mening en wat is
uw beleidsreactie daarop?
Antwoord
Zie het antwoord op
vraag 3.
Vraag 8
Zijn bij de recente aanslag op de Iraakse ayatollah Mohammed Baqir
al-Hakim ook weer Saoedische extremisten betrokken geweest? 7) Wat is
uw oordeel daarover? Kan worden gesproken van een patroon van
Saoedische betrokkenheid bij onder meer de financiering van Al-Qaida,
de aanslag op het World Trade Centre in New York en de aanslag op
ayatollah Baqir al-Hakim in Najaf? Wat is uw oordeel daarover en wat
is uw beleidsreactie daarop?
Antwoord
Het onderzoek naar de aanslag op de Irakese geestelijk leider Mohammed
Baqir al-Hakim loopt nog. Weliswaar bevinden zich onder de arrestanten
in deze zaak enkele Saoediërs, maar het is nog te vroeg om uitsluitsel
te kunnen geven over betrokkenheid bij deze aanslag van Saoedische
extremisten. Ditzelfde geldt voor de vraag naar een 'patroon van
Saoedische betrokkenheid bij ondermeer de financiering van Al Qa'ida,
de aanslag op het World Trade Center in New York en de aanslag op
ayatollah Baqir al-Hakim.' Betrokkenheid van Saoedische staatsburgers
of gewezen Saoedische staatsburgers bij de financiering van
islamitisch terrorisme en de aanslag op het WTC in New York is, zoals
bekend, wel aangetoond. Andermaal wordt echter opgemerkt dat de
betrokkenheid van Saoedische staatsburgers bij de financiering en de
uitvoering van terroristische aanslagen geen bewijs vormt voor
betrokkenheid daarbij van de Saoedische regering.
Vraag 9
Herinnert de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
zich zijn opmerking dat gelden vanuit Saoedi-Arabië soms worden
gebruikt of misbruikt ten behoeve van radicaal-islamitische of
terroristische activiteiten? 8) In welke concrete gevallen heeft dit
plaatsgevonden in Europa respectievelijk Nederland en hoe is daartegen
concreet opgetreden? Herinnert hij zich verder zijn opmerking dat
Saoedische financiering bovendien slechts toelaatbaar is wanneer zij
transparant is en niet verbonden is met het uitdragen van
anti-democratische en intolerante opvattingen? 9) Kan voorts een
overzicht worden gegeven van Saoedische financieringsstromen naar
Europese en Nederlandse organisaties, stichtingen, scholen en
moskeeën?
Antwoord
Ja. Het desbetreffende onderzoek van de AIVD is nog gaande. In
hoeverre de resultaten daarvan te zijner tijd publiekelijk bekend
kunnen worden gemaakt, valt thans nog niet te overzien. Zoals eerder
opgemerkt kan geen informatie bekend worden gesteld die zicht biedt op
het actuele kennisniveau en bronnen van de AIVD of van buitenlandse
inlichtingen- en veiligheidsdiensten, waarmee in het kader van het
onderzoek vertrouwelijk wordt samengewerkt. De commissie voor de
Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten van de Tweede Kamer zal over de
voortgang van het onderzoek worden geïnformeerd.
Vraag 10
Ziet u thans aanleiding om, in internationaal verband meer aandacht te
vragen voor en op meer concrete actie aan te dringen tegen de
Saoedische activiteiten en financieringsstromen die in de eerste
plaats haaks staan op het beleid van veel Westerse regeringen dat
gericht is op de integratie van de daar verblijvende moslims en in de
tweede plaats de voorwaarden creëert voor moslim-extremistische
activiteiten? Op welke wijze gaat u hier vorm aan geven en wat heeft u
daar tot op heden concreet aan gedaan?
Antwoord
Zie het antwoord op de vragen 4, 5 en 6. Het bedrijven van zending en
steun aan charitatieve activiteiten zijn als zodanig niet strijdig met
de doelstellingen van integratie en dragen ook niet per definitie bij
tot extremistische activiteiten. Het beleid blijft wel gericht op het
tegengaan van specifieke activiteiten waarvoor dit wel geldt.
Vraag 11
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het Algemeen Overleg van 30
september a.s. over enkele regeringsbrieven inzake moslim-extremisme?
Antwoord
Ja.
1) De Telegraaf, 16 augustus jl.
2) De Telegraaf, 16 augustus jl.
3) Washington Post, 27 juni jl.
4) Idem
5) World Tribune.com, 27 juni jl.
6) WorldNetDaily, 10 juli jl.
7) Vgl. o.m. Algemeen Dagblad, 1 september jl.
8) Brief van de minister van Binnenlandse Zaken d.d. 24 april 2003 (
Kamerstuk 27 925, nr. 91)
9) Antwoorden van de ministers van Binnenlandse Zaken en Buitenlandse
Zaken op vragen van het lid Wilders d.d. 18 december 2002, Aanhangsel
Handelingen nr. 520, vergaderjaar 2002-2003.
Ministerie van Buitenlandse Zaken