Ministerie van Buitenlandse Zaken

Algemeen ambtsbericht Somalië
September 2003

Directie Personenverkeer, Migratie en Vreemdelingenzaken Afdeling Asiel- en Migratiezaken
Den Haag
(070) 348 5964
29 september 2003





1 Inleiding
In dit ambtsbericht wordt de situatie in Somalië beschreven, voorzover deze van belang is voor de beoordeling van asielverzoeken van personen die afkomstig zijn uit Somalië en voor de besluitvorming over de terugkeer van afgewezen Somalische asielzoekers. Dit verkorte algemeen ambtsbericht vormt een aanvulling op en een actualisering van het vorige algemene ambtsbericht over de situatie in Somalië van februari 2003, zodat in dit verkorte ambtsbericht in het algemeen slechts die onderwerpen zijn opgenomen waar zich wezenlijke wijzigingen in de situatie hebben voorgedaan. Indien bepaalde onderwerpen in dit verkorte ambtsbericht niet aan de orde komen is de tekst van het vorige algemeen ambtsbericht op hoofdlijnen nog steeds van toepassing. Dit ambtsbericht beslaat de periode van maart 2003 tot en met augustus 2003.

Dit ambtsbericht is deels gebaseerd op informatie van openbare bronnen. Bij de opstelling is gebruik gemaakt van informatie van verschillende organisaties van de Verenigde Naties, niet-gouvernementele organisaties, vakliteratuur en berichtgeving in de media. Een overzicht van de geraadpleegde openbare bronnen is opgenomen in de literatuurlijst.
Daarnaast liggen vertrouwelijke rapportages van de Nederlandse vertegenwoordiging te Nairobi, Kenia, en in de hoofdsteden van de EU-lidstaten aan dit algemeen ambtsbericht ten grondslag. Ook is informatie opgenomen die werd verzameld tijdens een werkbezoek in mei 2003 aan Nairobi en aan Hargeisa, de hoofdstad van Somaliland.
In hoofdstuk twee wordt ingegaan op recente ontwikkelingen op met name politiek en veiligheidsgebied. Deze beschrijving wordt voorafgegaan door een overzicht van de ontwikkelingen in de vorige verslagperiode. In hoofdstuk drie zijn relevante ontwikkelingen op het gebied van de mensenrechten opgenomen. Daarna volgt een actualisering van de beschrijving van de naleving dan wel schending van enkele klassieke mensenrechten. In hoofdstuk vier komen de opvang van binnenlandse ontheemden en van minderjarigen, het beleid van een aantal andere Europese landen inzake asielzoekers uit Somalië en activiteiten van internationale organisaties, waaronder de positie van UNHCR, aan de orde. In dit kader wordt ook aandacht geschonken aan de voornaamste niet-Somali minderheden en de beroepskasten.

Een algehele samenvatting volgt in hoofdstuk vijf.


---


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003


2 Landeninformatie
2.1 Basisgegevens
2.1.1 Land en volk
Somalië ligt in de Hoorn van Afrika aan de Indische Oceaan (in het oosten) en aan de Golf van Aden (in het noorden). In het westen grenst het aan Kenia en Ethiopië, in het noordwesten aan Djibouti en in het zuiden aan Kenia. De meeste bewoners behoren tot de etnische groep der Somali (85%). In dit rapport wordt de term Somali gebruikt voor leden van de etnische groep der Somali, terwijl de term Somaliërs wordt gebruikt voor de inwoners van de (voormalige) Republiek Somalië. Met de term Somalië wordt het grondgebied van de (voormalige) Republiek Somalië aangeduid, dus inclusief Somaliland, tenzij anders aangegeven.
De Somali zijn onder te verdelen in twee groepen: de noordelijke en de zuidelijke, die zich weer later verdelen in zes clanfamilies1. Tot de noordelijke Samaal-groep behoren vier clanfamilies die oorspronkelijk leefden van nomadische veeteelt: Issaq, Hawiye, Dir en Darod; tot de zuidelijke Saab-groep behoren twee clanfamilies die oorspronkelijk van de landbouw leefden: de Digil en de Rahanweyn2.
Het woongebied van de Somali omvat van oudsher een deel van Djibouti, Oost- Ethiopië, Somalië en Noord-Kenia. In Somalië komt, naast de Somali, een aantal kleinere groepen voor die volgens hun tradities (en ten dele door de wetenschap gesteund) van andere etnische afkomst zijn dan de Somali. In dit ambtsbericht worden deze niet-Somali groepen aangeduid als minderheden (zie 4.2)3. Voor de
1 Mogelijke verwarring kan ontstaan rond de begrippen clanfamilie en clan. In dit ambtsbericht wordt de term `clanfamilie' gebruikt voor de zes grote afstammingsgroepen (Issaq, Hawiye, Dir, Darod, Digil en Rahanweyn). Met `clan' wordt het niveau hieronder aangeduid, zoals bijvoorbeeld de clan Majerteen van de clanfamilie Darod. In veel Engelstalige literatuur en door vele Somaliërs worden deze begrippen en met name het woord `clan' niet altijd eenduidig gebruikt. Welk niveau van de afstammingsgroep wordt bedoeld met het woord `clan' moet dan uit de context blijken.
2 In dit ambtsbericht worden Rahanweyn en Mirifle als synoniem gebruikt. Digil is in deze indeling een andere, zij het verwante, clanfamilie. Voor beiden geldt dat zij in het algemeen een maatschappelijk zwakkere positie innemen dan de nomadische clanfamilies.
3 Deze definitie is afkomstig uit Lee Casanelli, Victims and vulnerable groups in Southern Somalia, Ottawa 1995. De Digil en Rahanweyn nemen
---


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

goede orde wordt er op voorhand op gewezen dat onder wetenschappers noch onder Somaliërs zelf volledige overeenstemming bestaat over de exacte indeling in clans en minderheden. In dit ambtsbericht wordt waar mogelijk gekozen voor de meest gezaghebbende indeling; in een aantal gevallen worden verschillende indelingen naast elkaar genoemd.
Somaliërs spreken vrijwel allen dezelfde taal (zij het met een aantal varianten) en hebben in grote meerderheid dezelfde godsdienst: de soennitische islam. De omvang van de bevolking is moeilijk vast te stellen, onder andere als gevolg van grote aantallen nomaden, vluchtelingen en andere migranten. Schattingen lopen uiteen van 6,44 tot 10,45 miljoen. Ongeveer 24% van de bevolking woont in de steden, 59% is nomadisch veeteler en 17% is werkzaam in akkerbouw6. Naar schatting 500.000 Somaliërs bevinden zich in de buurlanden. Daarnaast bevinden zich circa 120.000 Somaliërs in de landen van de Europese Unie (EU), waarvan circa 29.000 in Nederland7.
2.1.2 Geschiedenis
Deze paragraaf beschrijft in het kort de geschiedenis van de periode juli 2002 tot en met februari 2003 (verslagperiode voorgaand ambtsbericht). Voor een uitgebreid overzicht van deze gebeurtenissen, alsmede een overzicht van de geschiedenis van vóór juli 2002, wordt verwezen naar het algemeen ambtsbericht Somalië van juli 2002 en dat van februari 2003. De verdeeldheid en fragmentatie die Somalië sinds 1991 kenmerken, bleven in de periode juli 2002 ­ februari 2003 onveranderd. De voornaamste politieke gebeurtenissen en wapenfeiten die in deze periode plaatsvonden worden hieronder per regio weergegeven.
Somaliland
Somaliland richtte zich op volledige afscheiding van Somalië en internationale erkenning van de onafhankelijkheid van haar grondgebied. Het democratiseringsproces kreeg een belangrijke impuls. In de zes `regions' ­ in dit ambtsbericht aangeduid als provincies - te weten Awdal, Hargeisa (Galbeed), Sahil, Togdheer, Sanaag en Sool vonden op 15 december 2002 gemeenteraadsverkiezingen plaats. Het waren de eerste verkiezingen in Somalië die niet uitgingen van clanlidmaatschap. De volgens aanwezige internationale waarnemers ordelijk en eerlijk verlopen verkiezingen brachten de UDUB-partij

hier een tussenpositie in, d.w.z. tussen de nomadische clans en de minderheden in strikte zin.
4 Volgens UNDP, Human Development Report Somalia 2001
5 Volgens EIU, Country Profile Somalia 2002
6 UNDP, Human Development Report Somalia 2001
7 Centraal Bureau voor de Statistiek, meest recente peildatum 1 januari 2002
---


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

van president Kahin8 de winst, gevolgd door Kulmiye9, UCID10 en drie kleinere partijen. De eerste drie partijen kwalificeerden zich voor de presidentsverkiezingen van 14 april 2003 (zie 2.2). Met Djibouti haalde Somaliland de diplomatieke banden aan, hetgeen als resultaat de openstelling van de grensplaats Loyada opleverde, waardoor duizenden gevluchte Somalilanders naar hun land konden terugkeren. Met betrekking tot de territoriale claims van Somaliland en Puntland op de provincies Sanaag en Sool deed zich geen wijziging voor. Bij het bezoek van president Kahin aan Las Anod, de hoofdstad van de provincie Sool, op 8 december 2002 werd het hotel waar hij verbleef door Puntland-loyalisten onder vuur genomen. De delegatie uit Hargeisa bleef ongedeerd, vier andere personen kwamen bij deze aanslag om het leven. Somaliland heeft zich van militair antwoord onthouden maar de politieke spanningen met Puntland bleven onverminderd bestaan.
In Somaliland deden zich geen gewapende confrontaties voor. Deels ligt de relatief homogene clansamenstelling van dit gebied hieraan ten grondslag (in meerderheid Issaq) , maar ook heeft de overheid in Somaliland door de steun van het volk aan gezag gewonnen.
Puntland
Het democratiseringsproces dat in Puntland met de aanname van een grondwet sinds 1998 op gang was gekomen kwam als gevolg van een machtsstrijd tussen president Yusuf en zijn tegenstander Ali Jama tot stilstand. Tussen beide kampen leidde dit tot gewapende confrontaties met als dieptepunt een treffen begin augustus 2002 bij Qayadsame (nabij Gardo) en bij Hamdullilah waarbij in totaal 120 slachtoffers vielen. Na zijn verlies vluchtte Ali Jama naar Djibouti. Eind december 2002 raakten Yusuf's leger en eenheden van Ali Jama bij Gardo nogmaals in gevecht waarbij de troepen van laatstgenoemde werden teruggedreven naar Benda Beyla.
President Yusuf bleef weliswaar aan de macht, maar van een stabiele politieke situatie was geen sprake. Regionale overheidsinstellingen in Puntland werden hierdoor in hun functioneren gehinderd en genoten aldus weinig vertrouwen van de bevolking. Door de verzwakking van het overheidsapparaat werd in het dagelijkse bestuur weer teruggegrepen op de oude clanbanden.

In het standpunt van Puntland ten aanzien van de zeggenschap over de noordelijke provincies Sanaag en Sool kwam evenmin wijziging. Het grootste deel van de
8 UDUB, Democratic United National Party
9 KULMIYE, Solidariteitspartij

10 UCID, Justice and Welfare Party
---


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

bevolking in dit gebied behoort tot de Warsengeli en Dubalhante, subclans van de Darod clanfamilie waartoe ook de Majerteen van Puntland behoren. Op basis van deze clansamenstelling en van de deelname van deze clans in het stichtingsproces van de autonome regio in 1998, rekent Puntland beide provincies tot haar grondgebied.
In tegenstelling tot Somaliland onderschrijft Puntland de integriteit van het grondgebied van Somalië en richt het zich op een nationale staat Somalië. De Transitional National Government (TNG), het resultaat van het Arta-vredesproces van 2000, heeft echter niet de steun van Puntland omdat de deelneming aan de Arta-conferentie niet op democratische wijze tot stand was gekomen. Centraal en Zuid-Somalie
De politieke rol van de TNG als regering van nationale eenheid nam binnenslands verder af. De TNG werd weliswaar nog gesteund door de JVA11 in Kismayo en door krijgsheer Omar Finish in Mogadishu, doch in de rest van het land werd veel oppositie ondervonden.
Somaliland en Puntland distantieerden zich om eerder genoemde redenen van de TNG; in het zuiden bleef de SRRC12 de belangrijkste tegenstander. In de hoofdstad Mogadishu werd de macht van de TNG door de krijgsheren Hussain Aideed, Osman Ato en Musa Sudi Yalahow geminimaliseerd. In onderlinge confrontaties vielen regelmatig tientallen doden. De haven en de internationale luchthaven bleven gesloten.
In Kismayo kon de JVA niet voorkomen dat eind juni en in oktober 2002 gevechten uitbraken tussen Darod/Marehan milities en Hawiye/Habr Gedir milities (beiden behorende tot de JVA) over de bestemming van belastinggelden. Ook in de provincie Gedo kwam het tot gewapende confrontaties tussen de Marehan subclans Reer Hassan (pro-SRRC) en Reer Dini (JVA en pro-TNG) waarbij tientallen mensen om het leven kwamen.
In de provincies Lower en Middle Juba was sprake van conflicten tussen leden van de Darod subclans Marehan en Ogaden alsook tussen Marehan- en Ogaden- subclans onderling. Ook hier betrof het de scheidslijn tussen voor- en tegenstanders van de TNG.

11 JVA ­ Juba Valley Alliance, bestaande uit een Darod/Marehan-factie van het SNF en de Hawiye/Habr Gedir/Ayr subclan.
12 SRRC ­ Somali National Restoration Council, coalitie van tegenstanders van de TNG, bestaande uit Somali Patriotic Movement (SPM), Rahanweyn Resistance Army (RRA), een factie van Somali National Front (SNF) en de Bimal Resistance Movement (BIREM). President Yusuf van Puntland kan eveneens tot dit kamp worden gerekend.
---


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

De provincies Lower en Middle Shabelle worden beheerst door Hawiye-clans. Conflicten op sub-sub-clan niveau kwamen incidenteel aan de oppervlakte. De tegenstellingen tussen de leider van het Rahanweyn Resistance Army, Shatiguduud, en zijn beide plaatsvervangers Adan Madobe en Ibrahim Habsade over het bestuur van de Southwestern State of Somalia leidden begin juli 2002 tot een gewelddadige uitbarsting. In Baidoa vielen 40 doden na gevechten tussen getrouwen van beide kampen. Na een kortstondige wapenstilstand die door Rahanweyn clanoudsten tot stand was gebracht, laaiden eind juli 2002 de gevechten opnieuw op, waarbij meer dan 100 slachtoffers vielen, ook onder de burgerbevolking. Sinds de uitbraak van gevechten was de controle van de stad Baidoa wisselend in handen van Shatiguduud (anti-TNG) respectievelijk van zijn twee opponenten (pro-TNG).
Het IGAD vredesproces
Op 15 oktober 2002 ging in Eldoret in Kenia een verzoeningsconferentie van start die duurzame vrede en ontwikkeling in Somalië moet brengen. Aan deze door de IGAD13 georganiseerde vredesbesprekingen - de 14e internationale poging sinds 1991 - nemen alle Somalische partijen deel met uitzondering van Somaliland, dat zich sterk maakt voor internationaal erkende onafhankelijkheid. Het eerste deel van het vredesproces werd eind oktober 2002 afgesloten met een verklaring die voorzag in het staken van vijandelijkheden voor de duur van de conferentie. Een dag na de ondertekening van de wapenstilstand braken echter in Luuq in de zuidelijke provincie Gedo tussen pro- en anti-TNG facties van het Somali National Front zware gevechten uit waarbij tientallen mensen om het leven kwamen. Het conflictgebied bleef sindsdien het toneel van gevechten tussen rivaliserende facties van de Darod/Marehan. Bij aanvang van de tweede fase van het vredesproces ontstonden problemen over het aantal deelnemers en over de samenstelling van zes themagroepen. De Keniaanse voorzitter Bethuel Kiplagat wist uiteindelijk het deelnemersaantal van 800 terug te brengen tot 361. Ook werd om budgettaire reden besloten het overleg van Eldoret naar Mbagathi, een buitenwijk van Nairobi, te verplaatsen. 2.1.3 Huidige bestuurssituatie
In Somalië kan men niet spreken van een centraal bestuur of van een eenduidige inrichting van de staat. Het land is hiervoor te zeer verdeeld. Wel is in een aantal
13 IGAD: Inter-Governmental Authority on Development, een intergouvernementale regionale organisatie voor de Hoorn van Afrika. Donoren, waaronder Nederland, zijn hierbij betrokken via het IGAD Partners Forum (IPF)

---


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

gebieden een min of meer duidelijke en effectieve gezagsstructuur ontstaan. Zo kent Somaliland een duidelijke en effectieve regionale overheidsstructuur. Ook in Puntland is sprake van een functionerend regionaal bestuur, al zijn de duidelijkheid en effectiviteit ervan kleiner dan in Somaliland. Sinds zich in Puntland in 2001 een strijd om de regionale macht ontwikkelde tussen Abdullahi Yusuf en Jama Ali Jama is het effect van het regionale bestuur verder afgenomen. In Hiiran, Galgadud en het zuiden van Mudug zijn de lokale besturen in het algemeen in staat rust en orde te handhaven. In de overige delen van het land is dit niet het geval en wordt het dikwijls zeer lokale bestuur gevormd door factieleiders, militieleden, clanoudsten, zakenmensen, religieuze leiders, shari'agerechtshoven en/of andere gemeenschapsleiders, in wisselende allianties en effectiviteit. Voor meer specifieke informatie over de gezagsstructuur in de verschillende delen van Somalië wordt verwezen naar paragraaf 2.1.3 van het algemeen ambtsbericht van februari 2003.
2.2 Politieke ontwikkelingen
Somaliland
Het politieke klimaat werd in de verslagperiode beheerst door de eerste vrije presidentsverkiezingen, sinds de Somali National Movement in mei 1991 eenzijdig de onafhankelijkheid van `Somaliland' had uitgeroepen. Drie partijen streden om de gunst van de kiezer, te weten UDUB met de zittende president Dahir Riyale Kahin als kandidaat, de KULMIYE-partij aangevoerd door Ahmed Muhammed Silaanyo en de UCID-partij met kandidaat Faisal Ali Warabe. Fawziya Yussuf Haji Adam kreeg van de National Electoral Commission (NEC) geen toestemming om als onafhankelijke kandidate aan de verkiezing deel te nemen, omdat deelname was voorbehouden aan de winnende drie partijen bij de verkiezingen voor de gemeenteraden in december 2002.
Op 14 april 2003 konden 800.000 stemgerechtigde Somalilanders terecht bij 900 stembureaus, verspreid over alle zes provincies inclusief Sool en Sanaag. Totaal werden 488.543 geldige stemmen uitgebracht14 en werd president Kahin, met 80 stemmen meer dan zijn directe tegenstander, winnaar. De verkiezingen zijn volgens aanwezige waarnemers uit diverse landen ordelijk en rechtmatig verlopen. De verslagen kandidaat Silaanyo accepteerde de uitslag echter niet en tekende beroep aan bij de NEC en bij het Hooggerechtshof. Hij beschuldigde voorts UDUB ervan overheidsgeld voor de campagne te hebben aangewend en zich meer zendtijd te hebben toebedeeld. Een periode van politieke spanning brak aan. Groepen jongeren raakten daags na de verkiezingsuitslag slaags met de politie. Het Hooggerechtshof verklaarde op 12 mei 2003 de verkiezingsuitslag rechtmatig en president Kahin werd op 19 mei 2003 beëdigd. Na interventies van clanoudsten heeft KULMIYE op 11 juni 2003 het verkiezingsresultaat alsnog aanvaard.
14 IGC-report on Somaliland, 28 juli 2003
10


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

President Kahin heeft verklaard zich opnieuw te zullen inspannen om internationale erkenning van de onafhankelijke staat Somaliland te bewerkstelligen. Voorts zal zijn regering veel aandacht schenken aan de economische ontwikkeling van het land.

De territoriale claim van Somaliland op de provincies Sanaag en Sool is gehandhaafd. De verkiezingen hebben in sommige gebieden van de ook door Puntland opgeëiste provincies spanningen veroorzaakt onder de bevolking. Als gevolg hiervan bleven enkele stembureaus gesloten15. Puntland
Na de nederlaag van Ali Jama in december 2002 tegen de troepen van president Yusuf heeft hij binnen zijn gelederen plaats moeten maken voor generaal Mahamoud Muse Hirsi (Ade), de huidige voorzitter van de Puntland Salvation Council (PSC)16. Gedreven door politieke ambities bij het vredesoverleg in Mbagathi is president Yusuf gebaad bij vrede in zijn autonome gebied Puntland. Sinds eind januari 2003 stuurde hij aan op toenadering met generaal Ade, en werden bemiddelingspogingen ondernomen door vertegenwoordigers van beider subclans (president Yusuf is van de Omar Mohamed en generaal Ade van de Osman Mohamed, beide subclans behoren tot de Darod/Majerteen clan). Deze bemiddeling heeft ertoe geleid dat beide leiders zich verzoenden en overeenkwamen dat de PSC in Puntland in hoge posities vertegenwoordigd zal zijn in de regering (ministers), het leger (een van de twee commandanten), de politie (inspecteur) , de rechterlijke macht en in regionale besturen. Met deze overeenkomst, die op 17 mei 2003 in Bossasso door beide leiders werd ondertekend, krijgt het democratiseringsproces in Puntland opnieuw een kans. De zeggenschap over de provincies Sool en Sanaag wordt nog steeds met Somaliland betwist. De politieke gevoeligheid over dit gebied blijft bestaan, getuige de vijandelijke houding van de bevolking in sommige delen van deze provincies tijdens de presidentsverkiezingen in Somaliland. Als eerder vermeld bleven enkele stembureaus hierdoor gesloten. Opmerkelijk is dat de succesvolle bemiddeling tussen president Yusuf en generaal Ade tot stand werd gebracht door twee clanoudsten, een uit de provincie Sool, de andere uit de provincie Sanaag. Beide bemiddelaars steunen echter de claim van Somaliland op beide provincies. Ingewijden menen dat om deze reden de bemiddelaars onpartijdiger en afstandelijker konden opereren en dat daarom het akkoord tussen president Yusuf en generaal Ade een meer solide draagvlak heeft.

15 Irin, 16 april 2003

16 Puntland Salvation Council, beweging van tegenstanders van president Yusuf opgericht door Jama Ali Jama in oktober 2001
---


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

Puntland onderschrijft de integriteit van het grondgebied van Somalië. Bij de vredesbesprekingen in Mbagathi maakt president Yusuf en zijn delegatie zich wederom sterk voor een nationale staat Somalië.
Centraal en Zuid-Somalië
De politieke rol van de TNG als regering van nationale eenheid is binnenslands tot vrijwel nihil gereduceerd. De JVA in Kismayo en krijgsheer Omar Finish in Mogadishu steunen de TNG slechts op papier. In de rest van het land ondervindt de TNG veel oppositie.
Somaliland en Puntland hebben zich om eerder genoemde redenen van de TNG gedistantieerd. In het zuiden van Somalië blijft de SRRC de belangrijkste tegenstander. Ook in de hoofdstad Mogadishu is de macht van de TNG door de krijgsheren Hussein Aideed, Osman Ato en Musa Sudi Yalahow gemarginaliseerd. Formeel liep het drie-jarige politieke mandaat van de TNG, dat zij bij de conferentie in Arta van het overgangsparlement (TNA) had ontvangen, op 12 augustus 2003 af. De TNG heeft niettemin besloten om, in afwachting van de uitkomst van het vredesproces in Mbagathi en nieuwe parlementsverkiezingen, aan te blijven.
Internationale betrokkenheid
Internationaal wordt de TNG door Libië gesteund op financieel/economisch en op militair gebied (wapens). Saudi Arabië steunt de TNG ook, met grote sommen geld. Beide landen zijn sterke voorstanders van een islamitische eenheidsstaat Somalië. Djibouti behoort eveneens tot de bondgenoten van de TNG. Ethiopië is in het anti-TNG kamp te vinden: het land heeft de TNG niet formeel erkend. Ethiopische steun lijkt met name uit te gaan naar die partijen die instrumenteel kunnen zijn in het tegengaan van islamitisch fundamentalisme. In dit licht moet de steun van Ethiopië voor president Yusuf van Puntland worden gezien in zijn strijd tegen de islamitische beweging Al-Ittihad. Uit vrees voor een islamitisch verenigd Somalië en om Ethiopische rebellengroepen in Somalië (zoals Oromo Liberation Front en het Ogaden National Liberation Front) in bedwang te houden heeft Ethiopië een sterke militaire aanwezigheid aan de grens met Somalië. Bovendien acht Ethiopië, bij gebrek aan kust, een zeehaven op relatief korte afstand van haar landsgrens van groot belang. Naarmate de Ethiopische relatie met Eritrea en Djibouti verslechterde, nam het belang van de havens in Somalië voor Ethiopië toe. Dit alles betekent dat Ethiopië baat denkt te hebben bij een relatief zwak c.q. een verdeeld Somalië. Dat stelt de Ethiopische regering immers in staat die krachten te steunen die het eigenbelang het beste dienen. Kenia, dat vooral als neutrale bemiddelaar tussen de Somalische strijders wil optreden, is voorstander van een verenigde en functionerende staat Somalië vanwege de negatieve effecten van de burgeroorlog, zoals de toestroom en vestiging op haar gebied van grote aantallen Somalische vluchtelingen en de effecten van de smokkel van wapens en drugs.

12


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

Vredesproces in Mbagathi
De door de IGAD georganiseerde vredesconferentie over Somalië, die op 15 oktober 2002 in Eldoret van start ging, werd na het eindejaarsreces verplaatst naar Mbagathi. Een zestal thema's (teruggave van land en eigendom, grondwet, ontwapening, economische reconstructie, mensenrechten en een centrale regering) werd in werkgroepen uitgewerkt, waarna de uitkomsten plenair, onder voorzitterschap van de Keniaanse diplomaat Bethuel Kiplagat, door de 361 afgevaardigden werden aangenomen.
Op 5 juni 2003 bereikten de deelnemers aan het vredesproces een akkoord over de nieuwe staatsvorm van Somalië: een interim regering moet in een periode van vier jaar een federale staat realiseren. Een ontwerp-grondwet werd op 15 augustus 2003 aangenomen. Ondanks deze positieve uitkomst was onder enkele prominente deelnemers in de loop van het vredesproces onvrede ontstaan over de genomen besluiten. Zo bleef TNG-president Abdiqassim Salad Hassan vasthouden aan zijn voorkeur voor de huidige eenheidsstaat Somalië. Anderen, te weten factieleiders Muse Sudi Yalahow en Usman Hasan Ato alsook de leider van de JVA kolonel Barre Adan Hirale en Muhammad Ibrahim Habsade van het RRA, maakten duidelijk dat zij zich onvoldoende geraadpleegd voelden bij de besluitvorming, die naar hun mening te veel was gestuurd door buurlanden. Thans is de derde fase van het vredesoverleg ingegaan, waarin de deelnemers het eens moeten worden over de inrichting van het bestuur en het parlement. De eerder genoemde tegenstanders (Abdiqassim Salad Hassan, Muse Sudi Yalahow, Usman Hasan Ato, Barre Adan Hirale en Muhammad Ibrahim Habsade) hebben besloten niet meer aan het verdere overleg in Mbagathi deel te nemen17. 2.3 Veiligheidssituatie
In de verslagperiode kwam het in diverse delen van Zuid- en Centraal-Somalië, in Mogadishu en in en rond Baidoa tot gewapende confrontaties tussen politieke allianties en aan Somalische clanfamilies gelieerde facties. In Zuid-Somalië waren deze confrontaties meer structureel en heviger van aard dan de incidentele confrontaties in Centraal-Somalië. Dit ondanks het staakt-het-vuren dat door alle deelnemende Somalische facties aan de vredesconferentie in Eldoret eind oktober 2002 werd overeengekomen. Dat dit geweld kon doorgaan was volgens een onderzoekscommissie van de Verenigde Naties mogelijk omdat vrijwel alle Somalische facties ­ ook tijdens de vredesconferentie - wapens en munitie uit buurlanden bleven ontvangen, zulks in strijd met het wapenembargo dat in 1992 van kracht werd (VN-resolutie 733). In haar resolutie 1474 van 8 april 2003 heeft de Veiligheidsraad de Secretaris Generaal opgedragen de specifieke overtredingen
17 IRIN persbericht 16 september 2003
13


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

van het wapenembargo te laten onderzoeken en ook aan te geven op welke wijzen het embargo effectief kan worden afgedwongen.
Evenzo bracht de op grote schaal geschonden wapenstilstand van 27 oktober 2002 de IGAD ertoe een internationale commissie (bestaande uit leden van de VN, VS, AU, EU, Arabische Liga en IGAD18) opdracht te geven de voortdurende en in geweld toenemende confrontaties te onderzoeken en mogelijke sancties op overtredingen aan te geven. De commissie beval op 12 juni 2003 de IGAD aan onmiddellijk militaire waarnemers van de Afrikaanse Unie (AU) naar Somalië te sturen, gevolgd door een vredesmacht.
Hieronder wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste militaire ontwikkelingen die in de verslagperiode plaatsvonden. Er wordt niet gepretendeerd een volledig overzicht te geven van alle gewelddadige incidenten. De indeling van Somalië naar veiligheidssituatie, op grond van de mate van risico die de burgerbevolking loopt om slachtoffer te worden van oorlogs- en/of politiek geweld, is ten opzichte van de situatie ten tijde van het algemeen ambtsbericht van februari 2003, als volgt gewijzigd:

- het conflictgebied in Zuid-Somalië: Mogadishu, Kismayo, de omgeving van deze steden, de provincies Bay (en dan met name de hoofdstad Baidoa en omgeving) en Bakool;

- het overgangsgebied in Zuid-Somalië: de provincies Lower en Middle Juba en Lower en Middle Shabelle (voor zover niet in het conflictgebied) en Gedo.

- het relatief veilige deel van Somalië: de zes noordwestelijke provincies Awdal, Galbeed, Toghdeer, Sahil, Sanaag en Sool, de noordoostelijke provincies Bari, Nugal en het noorden van Mudug (tezamen Somaliland en Puntland), het zuiden van Mudug en de centrale provincies Hiiran en Galgadud alsook de eilanden voor de kust van Zuid-Somalië. Het conflictgebied in Zuid-Somalië
Het gebied werd gekenmerkt door een opeenvolging van gewapende conflicten, waarbij ook tientallen burgerslachtoffers vielen19. Deze conflicten concentreerden zich in de verslagperiode in en rond de steden Mogadishu en Baidoa. Mogadishu is de afgelopen zes maanden het toneel gebleven van gevechten tussen rivaliserende factieleiders/krijgsheren. In onderlinge confrontaties vielen regelmatig doden. Interclan gevechten van de Hawiye gaan volgens sommige
18 IRIN, 3 maart 2003

19 Voor informatie over de gewapende gewapende conflicten, die in paragraaf 2.3 zijn beschreven, werd geput uit IRIN-persberichten.
14


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

waarnemers al lang niet meer enkel om een clanconflict, maar tevens om een economische machtsstrijd tussen elities20.
Het waren vooral de aanhangers van Muse Sudi Yalahow en van Mohamed Omar Finish die elkaar veelvuldig bevochten in het Medina district van de stad. Beide krijgsheren behoren tot de Abgal, een Hawiye clan. Bij meerdere confrontaties in februari 2003 tussen beide kampen vielen in totaal 26 doden en raakten meer dan 50 mensen gewond. Begin maart 2003 vielen 80 slachtoffers, waarvan het merendeel burgers, en meer dan 125 gewonden. In de tweede helft van maart 2003 escaleerde het conflict opnieuw waarbij 5 militieleden het leven lieten. Om hun strijd te kunnen voortzetten en in hun levensonderhoud te kunnen blijven voorzien bezondigden factiemilities zich veelvuldig aan ontvoeringen, berovingen en plunderingen waarbij onder de burgerbevolking 54 doden vielen. 87 burgers werden slachtoffer van ontvoering.
In mei 2003 organiseerde de Somali Medical Association in Mogadishu een staking als protest tegen deze losgebroken anarchie. Dit initiatief, dat door 14 gemeentelijke instellingen, waaronder scholen, werd gevolgd, was een kortstondig succes: op 11 juni braken in Medina opnieuw gevechten uit tussen milities van Muse Sudi Yalahow en Omar Mohamed Finish waarbij 7 slachtoffers vielen. Eind juni 2003 gingen in Mogadishu duizenden mensen de straat op om opnieuw te demonstreren tegen het voortdurende geweld. Onder de deelnemers bevonden zich vrouwen- en mensenrechtengroepen maar ook islamitische scholen. Op 6 juli 2003 gingen opnieuw honderden medici in staking nadat de oogarts Husayn Muhammad Nur Shatiguduud, broer van de voorman van het Rahanweyn Resistance Army (RRA), voor zijn kliniek in Mogadishu werd vermoord21. Kismayo bleef in handen van de JVA. Conflicten bleven beperkt tot enkele incidenten. Op 14 mei werd een UNICEF-chauffeur gedood bij een gewapende confrontatie tussen Hawiye/Galjeel en Darod/Marehan milities die tot de JVA behoorden. Darod/Marehan/Reer Osman clanleden namen daarop wraak, waarbij vier Marehan en zes Galjeel het leven lieten. De stad zelf maakte verder een relatief rustige periode door. Zo bleven de haven en het vliegveld toegankelijk en operationeel en beleefde de handel in houtskool een bloeiperiode. In Bualle, in de directe omgeving van Kismayo leidde een dispuut over een stuk land dat eerder van Bantu's was afgenomen tot een gewapend conflict tussen Ogaden subclans. Niet bekend is of bij dit treffen slachtoffers zijn gevallen.
20 Vgl. UNCU Discussion Paper `Talking Seriously about Somalia', 7 februari 2002: "Orthodox explanations of the civil war in Somalia overstate the influence of clan conflict and understate the economic stratification of society and the role of self-interested elites".
21 IRIN persbericht 7 juli 2003

15


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

Bay en in mindere mate Bakool dienen thans te worden gerekend tot het conflictgebied vanwege de voortdurende strijd tussen de leider van de RRA, Shatiguduud, en zijn beide opponenten en vroegere plaatsvervangers Adan Madobe en Ibrahim Habsade. Deze strijd is ten opzichte van de vorige verslagperiode in frequentie en in intensiteit toegenomen. De inzet van het conflict betreft het leiderschap van het in april 2002 opgerichte bestuur van de Southwestern State of Somalia. Door de voortdurende gevechten is dit bestuur tot op heden niet van de grond gekomen.
Tijdens de verslagperiode concentreerden de gevechten zich om de stad Baidoa, die ondanks diverse aanvallen van Shatiguduud in handen bleef van zijn beide tegenstanders. Bij deze gevechten vielen 17 slachtoffers waarvan het merendeel militieleden. Shatiguduud heeft steun gezocht bij Ethiopië, terwijl Madobe en Habsade zich door de TNG/JVA laten bevoorraden.
In de omgeving van Baidoa zijn voorts burgers slachtoffers geworden van ontploffende mijnen. Op de weg naar Wajit vielen eind maart 2003 zes doden toen een truck op een mijn reed. Begin april 2003 overkwam een minibus op de weg naar Dinsor ditzelfde lot: hierbij vielen 10 doden. In de tweede week van februari 2003 staken Ethiopische troepen de grens met Bakool over en arresteerden in Rabdhure een man die door hen ervan werd beschuldigd de Oromo rebellen in Ethiopië te ondersteunen. Het overgangsgebied in Zuid-Somalië
De provincies in het overgangsgebied (Lower en Middle Juba en Lower en Middle Shabelle, voor zover niet in het conflictgebied, en Gedo) hadden in de verslagperiode in meer of mindere mate te maken met geweld. Deels kan dit geweld worden verklaard door dezelfde politieke en clantegenstellingen die in het conflictgebied een rol spelen, deels was het geweld puur van lokale aard (bijvoorbeeld conflicten over land, water en weidegronden, maar ook over bestuur). Waar dit voorkwam was het geweld minder frequent en geografisch minder geconcentreerd dan in het conflictgebied. Hieronder wordt ingegaan op de veiligheidssituatie in dit gebied voor zover bekend, per provincie. In de provincies Lower en Middle Juba is sprake van conflicten tussen Hawiye clans. Bij Jilibe in Middle Juba overvielen Hawiye/Shekhal om onduidelijke reden begin maart 2003 een bus, waarbij drie leden van de Hawiye/Habr Gedir/Ayr werden gedood. Uit wraak vermoordden Habr Gedir vier leden van de Shekhal. De JVA bemiddelde om escalatie van het conflict te voorkomen. In januari kwam het in Lower Juba bij Turdo tot een treffen tussen Hawiye/Shekhal en Hawiye/Abgalmilities. De weg van Jilibe naar Brava in Lower Shabelle geldt nog steeds als onveilig vanwege plunderende milities. Lower Shabelle wordt gedomineerd door Hawiye-clans, maar hun dominante positie wordt betwist door lokaal woonachtige clans en minderheden, alsmede door milities van shari'ahoven. In januari 2003 in het Kutunwaarey district
16


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

gebruikten leden van de Hawiye/Jiddo clan geweld in een onderling dispuut over het eigendom en gebruik van een stuk land. Hierbij viel een dode. In april 2003 werd melding gemaakt van een confrontatie in Bulo Mareer tussen TNG soldaten en bewapende bandieten. Niet bekend is of hierbij slachtoffers zijn gevallen. In Merka werd op 5 april een Bantu door een TNG soldaat doodgeschoten na een meningsverschil. In de rest van de verslagperiode bleef het relatief rustig in deze stad.
De provincie Middle Shabelle wordt beheerst door verschillende Hawiye-clans, waarbij conflicten tot op het sub-sub-sub-clan-niveau sluimeren en incidenteel aan de oppervlakte komen. De wijze van bestuur die door de heerser van de hoofdstad Jowhar, Mohammed Dheere (Hawiye/Abgal), in de rest van de provincie wordt doorgevoerd, heeft in het Adale district tot veel weerstand geleid bij de Mohammed Muse sub-sub-clan van de Hawiye/Abgal. Begin maart 2003 zond Mohammed Dheere een legereenheid om het gebied van opstandige elementen te zuiveren. Bij de gevechten die volgden vielen 15 slachtoffers. Het voortdurende verzet leidde begin juni 2003 opnieuw tot een treffen. Ditmaal bij het dorp Raghe- Eil, 95 km ten noordoosten van Mogadishu. Hierbij kwamen 18 mensen om, waaronder 17 burgers. Bij het dorp Qordhere vielen 5 slachtoffers, waarvan twee kinderen.
In de provincie Gedo bleven spanningen bestaan tussen pro- en anti-TNG facties van het Somali National Front (SNF). Na de zware gevechten van eind oktober 2002 bij Luuq, waarvan in vorige verslagperiode melding werd gemaakt, hebben zich in deze verslagperiode weinig gewapende confrontaties tussen de facties voorgedaan. Begin februari 2003 werd echter melding gemaakt van een uitbraak van anarchie in Bula Hawa die drie slachtoffers had geëist. Het relatief veilige deel van Somalië
In de verslagperiode hebben zich in Somaliland geen gewapende confrontaties van enige omvang voorgedaan. Zoals ook vermeld in voorgaande ambtsberichten ligt de redelijk homogene clansamenstelling van dit gebied hieraan ten grondslag. In de provincies Galbeed en Toghdeer vormen Issaq-clans de meerderheid; in de provincie Awdal de Dir/Gadabursi clan, terwijl in de provincies Sanaag en Sool Darod clans (Dulbahante en Warsengeli) overheersen. Het gezag vanuit Hargeisa over deze twee oostelijke provincies is overigens beperkt, hetgeen mag blijken uit intraclan gevechten tussen sub-sub-sub-clans van de Dulbahante in Las Anod (hoofdstad van de provincie Sool) in de eerste week van maart 2003. Hierbij vielen 2 slachtoffers en raakten 4 mensen gewond. Clanoudsten moesten er aan te pas komen om de gemoederen tot bedaren te brengen. Op 23 juni 2003 kwam het op het vliegveld van Hargeisa tot een gewapende confrontatie tussen de politie en een achttal Somalilanders, die protesteerden tegen
17


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

de arrestatie van voormalig minister Jama Muhammad Ghalib van Somalië. Een van de demonstranten kwam hierbij om het leven22.
Niettemin is de stabiliteit van de samenleving in Somaliland als geheel, door het voortgaan van het democratiseringsproces, toegenomen. De succesvolle verkiezingen voor gemeentebesturen in december 2002 en voor de president in april 2003 hebben hier in belangrijke mate aan bijgedragen. Parlementsverkiezingen zijn voorzien voor 2005. Naarmate de overheid het vertrouwen van de bevolking heeft gewonnen en daardoor sterker is geworden, is het belang van de clan als bepalende factor afgenomen. De regering van Somaliland geeft prioriteit aan het handhaven van de veiligheid. De uitgaven voor politie- en veiligheidsdiensten eisen nog altijd een prominent deel van de begroting op. De kosten blijven zo hoog doordat grote aantallen ex- militieleden en ­overheidssoldaten in dienst worden gehouden, in afwachting van ander werk. De politie in Somaliland slaagt erin de openbare orde te handhaven, hetgeen niet wil zeggen dat er geen mensenrechtenschendingen zouden voorkomen. Op eventuele mensenrechtenschendingen tijdens de verslagperiode wordt ingegaan in hoofdstuk drie van dit ambtsbericht. In Puntland hebben zich sinds het begin van de verzoeningsbesprekingen eind januari 2003 tussen vertrouwelingen van president Yusuf en van de voorman van de Puntland Salvation Council, generaal Ade, geen gewapende confrontaties van enige omvang voorgedaan. Bij een confrontatie tussen Darod/Majerteen/Osman Mahamud sub-sub-clans in Bandar Beila viel één slachtoffer. Voor de kust van Puntland is in de verslagperiode een aantal schepen vergaan, die met vluchtelingen uit Somalië en Ethiopië op weg waren naar Jemen. Nadat in januari 2003 80 Somaliërs de dood vonden bij brand op het schip verdronken in april 2003 10 Somaliërs en 17 Ethiopiërs toen hun schip in noodweer verging. Begin mei 2003 zonk opnieuw een schip met vluchtelingen. Hierbij kwamen tien Somaliërs om. Later in mei 2003 werd een schip overvaren waarbij 85 slachtoffers (Somaliërs en Ethiopiërs) vielen.
In deze periode werd slechts één maal melding gemaakt van een gekaapt schip (maart 2003). Nadat een Duits patrouilleschip de gekaapte Russische tanker te hulp was gekomen, sloegen de piraten op de vlucht en kon het schip zijn route vervolgen. Onder de bemanning zijn geen slachtoffers gevallen. In het zuiden van de provincie Mudug kwam het op 8 juli 2003 bij de dorpen Towfiq en Awle tot een heftige confrontatie tussen de Dir en de Hawiye/Habr
22 IRINpersbericht 24 juni 2003

18


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

Gedir/Saad over het gebruik van land en water. Hierbij vielen tenminste 43 doden, waaronder drie vrouwen en vier kinderen en raakten meer dan 90 mensen gewond.

In de provincie Hiiran kwam het opnieuw tot conflicten tussen de traditionele vijanden Hawiye/Hawadle en Hawiye/Galjaal/Murosade. De Hawadle steunen sinds de oprichting de TNG, terwijl de Galjaal steun vinden bij krijgsheer Aideed. Beide clans zijn verdeeld over de stad Beled Weyne; de Hawadle bevinden zich aan de oostkant van de Shabelle rivier, de Galjaal aan de westkant. De gemelde conflicten betroffen het gebruik van waterputten en speelden zich eind januari en begin februari 2003 af in het grensgebied tussen Hiiran en Galgadud. Tenminste zes personen vonden hierbij de dood. Medio maart 2003 werd melding gemaakt van een onderling treffen van Hawiye/Abgal subclans in de provincie Galgadud waarbij drie slachtoffers vielen. Bij Masagaweyne, eveneens in deze provincie gelegen, kwam het begin mei opnieuw tot een treffen, waarbij vier mensen om het leven kwamen. Half mei 2003 leidde een treffen tussen de Dir en de Darod/Marehan in Abudwak tot 20 slachtoffers. Het betrof hier een vergelding door de Marehan voor een clangenoot die was vermoord uit wraak op de moord op een Dir die twintig jaar geleden had plaatsgevonden. De week erna duurden de gevechten voort, waarbij 50 doden vielen. Hoewel deze confrontaties hevig van aard waren, zijn zij vooralsnog van incidentele aard gebleken.
Er zijn in de verslagperiode geen berichten geweest over geweld op de eilanden voor de kust van Zuid-Somalië. Sinds een jaar hebben leden van de Darod/Marehan clan de controle over de eilanden. Volgens ingewijden leven de oorspronkelijke bewoners, de Bajuni, er thans op een vreedzame wijze samen met de Marehan. Zij zijn veelal werkzaam in de visserij waarbij hun werkgevers in de meeste gevallen Marehan clanleden zijn.
2.4 Economische ontwikkelingen
Ondanks de vele problemen in Somalië doet zich wel degelijk enige economische ontwikkeling voor, met name in de handel en de overige dienstensector, die vooral baat blijken te hebben bij de afwezigheid van belastingen (dan wel in het geval van Somaliland en Puntland, het lage niveau van belastingen) en overheidsregels. De handel via de havens van Berbera en Bosasso is gegroeid, mede doordat Ethiopië voor een deel van zijn in- en uitvoer op deze havens is aangewezen. In Somaliland wordt infrastructuur herbouwd met geld uit belastingen (met name in- en uitvoerheffingen), maar ook met particulier geld uit de diaspora. De Europese Commissie heeft in februari 2003 besloten 4,2 miljoen bij te dragen aan een project dat zich richt op herstel van de hoofdwegen in Somaliland.
19


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

In Puntland heeft ook particulier initiatief van terugkerende vluchtelingen gezorgd voor enige economische opleving. De opzet van kleine bedrijven in productie, zorg en dienstverlening voorziet in behoeften van de bevolking en heeft werkgelegenheid voortgebracht23.
Op onderwijsgebied zijn in vele gebieden van Somalië weer lagere scholen opgericht met hulp van niet-gouvernementele organisaties en internationale organisaties24.
De economische ontwikkeling in Somalië blijft echter hinder ondervinden van een aantal negatieve factoren.
Zo is Somalië voor zijn inkomsten in hoge mate afhankelijk van de opbrengst van de export van vee. Afnemers hiervan zijn vooral in het Midden-Oosten te vinden. Het door Saoedi-Arabië in september 2000 ingestelde invoerverbod op alle soorten vee uit Somalië, wegens de melding in dat land van een aantal gevallen van Rift Valley fever, blijft de economie in hoge mate treffen (met name Somaliland en Puntland). Van de Arabische landen die zich bij het invoerverbod van Saoedi Arabië hebben aangesloten, hebben de Verenigde Arabische Emiraten en Jemen het verbod inmiddels opgeheven. Ondanks het invoerverbod van Saoedi-Arabië zijn Somaliland en Puntland in de eerste helft van 2003 erin geslaagd de export van vee in belangrijke mate op te voeren.
Een initiatief van de Somali Business Council in Dubai om in Somalië te komen tot een certificering van vee en vlees dat bestemd is voor de export heeft nog niet tot succes geleid.
De devaluatie van de Somalische Shilling heeft de vrije koersval van de munt niet kunnen voorkomen: in mei 2002 bereikte deze een dieptepunt van SoSh. 21.000 voor 1 USD. In april 2003 werd SoSh. 20.000 voor 1 USD verkregen en in mei 2003 SoSh. 16.00025.
De in Somaliland gehanteerde munteenheid, de Somaliland Shilling, daalde als gevolg van het vee-importverbod in september 2001 tot SolSh. 7.400 voor 1 USD, maar herstelde na het besluit tot opheffing van het importverbod door Jemen. De wisselkoers bedroeg in mei 2002 SolSh. 6.800 voor 1 USD. In juli 2003 was deze SolSh. 7.000 voor 1USD.
De negatieve gevolgen van de sluiting van het bank- en telecommunicatiebedrijf Al Barakaat in november 2001, in het kader van de `oorlog tegen het terrorisme', zijn voor Somalië nog steeds voelbaar. Dit bedrijf droeg zorg voor de overmakingen van grote bedragen van en naar het buitenland. Volgens de
23 UNHCR persbericht van 4 augustus 2003
24 Door UNICEF werd het Non-Formal Education Project in Somalië verspreid: een onderwijsprogramma dat is gericht op lezen, schrijven, rekenen en levensonderhoud. Ook werden voor de uitvoering van dit programma in 2002 510 leraren opgeleid.
25 FSAUreport juni 2003

20


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

Amerikaanse regering zouden er banden bestaan tusssen het Somalische bedrijf Al Barakaat en de extremistische Al Qaeda-beweging. Om deze reden sloot de Amerikaanse regering de vestigingen van Al Barakaat in de VS en riep haar bondgenoten op om hetzelfde te doen. De regering van de Verenigde Arabische Emiraten, waar het hoofdkantoor van Al Barakaat gevestigd was, voldeed aan deze oproep. Gevolg van de sluiting was dat overmakingen vanuit het buitenland, waar veel Somaliërs van afhankelijk zijn26, bemoeilijkt werden. De sluiting van Al Barakaat wil overigens niet zeggen dat het hele systeem van informele financiële overmakingen, hawilaad genaamd, is lam gelegd. De activiteiten worden langzamerhand overgenomen door andere bedrijven, zoals de Dahabshiil bank in Hargeisa, die in 24 landen vestigingen heeft. In de verslagperiode vonden in het zuiden van Somalië overstromingen plaats als gevolg van hevige regenval. De Juba en Shabelle rivier traden buiten hun oevers en veroorzaakten wateroverlast onder andere in Bualle en Merka. Het noorden en noord-oosten van Somalië, met name de provincies Sool en Togdheer, hadden daarentegen te kampen met langdurige droogte omdat de seizoenregens uitbleven. Door de explosief gestegen prijs voor water en de matige opbrengst van het in slechte conditie verkerende vee liep het inkomen van de veehouders met 60% terug. Het merendeel van de nomadische bevolking was niet in staat om de hieruit voortkomende voedselcrisis het hoofd te bieden en moest een beroep doen op hulp van het World Food Programme27.
3 Mensenrechten
3.1 Waarborgen
Door het uiteenvallen van de Somalische staat in 1991 zijn de Grondwet en de overige nationale wetgeving, evenals de ondertekening door Somalië van internationale verdragen, niet langer effectief. Hiervoor in de plaats zijn in verschillende delen van Somalië alternatieve rechtssystemen ontstaan. In Somaliland is op 31 mei 2001 een grondwet aangenomen; het proces van uitwerking in lagere wetgeving is nog gaande. In andere regio's in Somalië worden verschillende rechtssystemen toegepast, gewoonlijk gebaseerd op (een combinatie van) traditioneel recht, de shari'a, wetgeving uit de periode van onafhankelijkheid vóór Siad Barre en uit de periode Barre.28 Met name het gebrek
26 Het jaarlijke bedrag van overmakingen door Somaliërs uit het buitenland wordt geschat op 200-500 miljoen USD.
27 FSAU, Food security report, mei 2003
28 UN/ECOSOC, Situation of Human Rights in Somalia, Report of the Special Reporter, Ms. Mona Rishmawi
21


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

aan actuele wetgeving met betrekking tot eigendom van land en gebouwen vormt een groot probleem, daar deze zaken de basis vormen voor conflicten.29 In verschillende delen van Somalië functioneren nog steeds shari'ahoven. Deze hoven hebben - vergeleken met de daaraan voorafgaande periode van wetteloosheid - verbetering gebracht op het gebied van de openbare orde en de rechtshandhaving.
Hier staat tegenover dat sommige shari'astraffen, zoals amputatie van handen in geval van diefstal, of steniging in geval van overspel, in strijd zijn met internationaal aanvaarde mensenrechten. Ook is een eerlijke procesgang niet in alle gevallen gegarandeerd30. Overigens zijn in de verslagperiode geen gevallen van amputatie of steniging bekend geworden. In deze omstandigheden bestaan in Somalië geen formele waarborgen tegen schendingen van mensenrechten. De naleving van mensenrechten is dan ook voornamelijk afhankelijk van de relatie tussen bestuur en bevolking in het desbetreffende gebied.
3.2 Naleving en schendingen
Onderstaand worden de naleving en schendingen van de mensenrechten besproken, voor zover hierin wijzigingen zijn opgetreden ten opzichte van het vorige ambtsbericht. Voor niet vermelde categorieën geldt dat de situatie zoals die was in de vorige verslagperiode in de huidige niet wezenlijk is veranderd. 3.2.1 Vrijheid van meningsuiting
Somaliërs zijn zeer sterk in onderlinge communicatie, zonodig buiten de media om. De orale traditie is sterk ontwikkeld. De radio is nog steeds het belangrijkste medium voor massacommunicatie, maar er zijn inmiddels ook vijf TV-stations31.
29 Comments on the Action Plan for Somalia adopted by the High Level Working Group on Asylum and Migration, Amnesty International (Brussel, 1 december 1999)
30 De Speciale VN-Rapporteur geeft aan dat een oordeel over het functioneren van het rechtssysteem pas mogelijk zou zijn na een zorgvuldige studie (UN/ECOSOC, 2000, par.63)
31 Lokale radio zenders zijn o.a: BBC Somali Service, Bosasso FM, Horn Afrik Radio, Radio Baidoa, Radio Free Somalia, Somali Television Network Radio, Voice of the Holy Koran, Voice of the People, Voice of the Republic of Somalia, Voice of the Republic of Somaliland. TV- zenders zijn: Horn Afrik, Somali Television Network, Somaliland Television, STV en TV Burco (bron: UNDP Human Development Report 2001, p. 87)

---


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

Veel Somaliërs beluisteren buitenlandse zenders zoals de BBC die dagelijks een programma uitzendt in de Somalische taal. De geschreven pers bestaat voornamelijk uit kranten met een kleine oplage, die in de grotere steden verschijnen. In Mogadishu verschijnen ongeveer twintig dagbladen. Somaliland heeft twee onafhankelijke kranten plus een overheidskrant, naast twee Engelstalige weekbladen. In heel Somalië verschijnen ongeveer 40 dagbladen. Inmiddels heeft ook het internet zijn intrede gedaan in Somalië. In oktober 2000 werd in Hargeisa de eerste lokale internetprovider operationeel. Sinds januari 2002 zijn in Mogadishu al twee internetproviders actief. Volgens de onafhankelijke deskundige van de VN voor Somalië, dr. Ghanim Alnajjar, bestaat vrijheid van meningsuiting in hoge mate in Mogadishu, Somaliland en Puntland. Dit laat onverlet dat er in afgelopen jaren een aantal incidenten heeft plaatsgehad van hinder, arrestatie en detentie van journalisten. Dit geldt voor alle delen van het land, inclusief Somaliland en Puntland. In dit verband wordt verwezen naar de incidenten die werden vermeld in het ambtsbericht van februari 2003.
In Puntland bleven incidenten in de verslagperiode beperkt tot de sluiting van kantoren van enkele mensenrechtenorganisaties in Bossasso. Het betreft die van INXA (een koepel-NGO voor mensenrechtenorganisaties), van het Dulmidid Centre en van WAWA (We Are Women Activists). De activiteiteiten van deze organisaties zouden volgens de autoriteiten niet in het belang zijn van de bevolking van Puntland32.
In Puntland werd het zendverbod van de Somali Broadcasting Company in Bosasso, dat deze zender een jaar geleden door de regering van president Yusuf kreeg opgelegd, in mei 2003 opgeheven33. De heractivering van de zender, die toebehoort aan de Darod/Majerteen/Osman Mahamud clan van generaal Ade, zou volgens ingewijden onderdeel zijn van de verzoening tussen hem en president Yusuf.
In Somaliland werd in juni 2003 een voormalige minister van Somalië tijdens een tussenlanding in Hargeisa gearresteerd en een etmaal vastgehouden. Betrokkene, Jama Muhammad Ghalib, is afkomstig uit Somaliland en behoort tot de Issaq/Gar clan. Hij verklaarde openlijk een federale staat Somalië boven een onafhankelijk Somaliland te verkiezen. Betrokkene werd door de Somalilandse autoriteiten officieel niets ten laste gelegd, maar hij werd naar Djibouti uitgewezen.

3.2.2 Vrijheid van vereniging en vergadering

32 IRIN persbericht van 5 maart 2003
33 IRIN persbericht van 12 mei 2003
23


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

In het dagelijks leven wordt de vrijheid van vereniging en vergadering in het algemeen weinig in de weg gelegd. Te denken valt hierbij aan de vele `qat'-café's, waar mannen zich dagelijks verzamelen om de meest uiteenlopende onderwerpen te bespreken, waaronder zeker ook politieke kwesties. Vele clans en facties hielden bijeenkomsten in de loop van het jaar, zij het in de conflict- en overgangsgebieden gewoonlijk onder strikte veiligheidsmaatregelen om zo zichzelf te beschermen. In formele zin (bijvoorbeeld met betrekking tot partijvorming) bestaat wel een aantal beperkingen van de zijde van de (lokale) autoriteiten. Zo vereisen politieke bijeenkomsten doorgaans instemming van de dominante clan in het desbetreffende gebied.
In Somaliland kan publiekelijk oppositie worden gevoerd. In juni 2000 stemde het parlement in met een wet die de vorming van politieke partijen toestaat. De nieuwe Grondwet bevestigt de vrijheid van vereniging. Ook de islamitische organisatie Al-Ittihad is niet verboden. Deze is sterk vertegenwoordigd in de provincie Sool en is vooral actief in het onderwijs. Inmiddels zijn negen politieke partijen geregistreerd en hebben verkiezingen voor de gemeenteraden en voor de president in respectievelijk december 2002 en in april 2003 plaatsgevonden. Hoewel de regeringspartij UDUB domineert, kan niet gesteld worden dat de oppositie stelselmatig gedwarsboomd wordt. Tijdens de campagne voor de presidentsverkiezing waren demonstraties echter verboden. Op de dag na de verkiezing werd een demonstratie van aanhangers van de verliezende KULMIYE door de politie uiteengejaagd. Hierbij liep een aantal demonstranten verwondingen op en werden tien arrestaties verricht. Betrokkenen werden na enkele uren weer vrijgelaten34.
In Puntland zijn politieke partijen nog altijd niet toegestaan. Mensen mogen wel bij elkaar komen en over politiek praten. De islamitisch-fundamentalistische beweging Al-Ittihad is verboden. Leden die zich profileren lopen grote kans te worden gearresteerd. In de verslagperiode werd geen melding van arrestaties ontvangen. Evenmin is bekend op welke wijze mogelijke arrestanten worden berecht.
In de `Grondwet' van de overgangsregering, het Transitional National Charter, wordt niet gesproken over de vrijheid van vereniging en vergadering. Zoals reeds gesteld is de TNA langs clanlijnen samengesteld. In theorie bestaat er in Mogadishu een verbod op demonstraties.
In de praktijk vinden demonstraties wel plaats, zoals onder meer in mei 2003 toen de Somali Medical Association een staking organiseerde om tegen het voortdurende geweld en de staat van anarachie in Mogadishu te protesteren. Dit initiatief werd door 14 organisaties en scholen gevolgd. Bij deze actie werden geen
34 The Rebublican, 24 mei 2003

24


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

arrestaties verricht35. Eind juni 2003 gingen in Mogadishu duizenden mensen de straat op om opnieuw tegen het geweld en de ontvoeringen te demonstreren36. De slechte veiligheidssituatie in Mogadishu vormt de voornaamste beperking van de vrijheid van vergadering.
3.2.3 Vrijheid van godsdienst
De overgrote meerderheid van de Somaliërs is soennitisch moslim. Er is een sterke sociale druk om de islamitische tradities na te leven. In Somaliland is de shari'a als basis van de Grondwet genomen. In verschillende gebieden van Somalië zijn shari'ahoven invloedrijk. In delen van Somalië komt, over regio- en clangrenzen heen, de islamitisch-fundamentalistische beweging Al-Ittihad voor, met name in Luuq in de provincie Gedo, in Galgadud en Puntland. Mede als gevolg van Al- Ittihad is onder de bevolking een opleving van de islamitisch-fundamentalistische interpretatie van de islam waarneembaar, met als gevolg een toegenomen druk in de samenleving om zich te conformeren aan islamitisch-fundamentalistische gedragsregels. In de verslagperiode heeft de aanwezigheid van Al-Ittihad geen merkbare effecten gehad op de veiligheidssituatie. Er is een kleine, onopvallende christelijke gemeenschap. Mensen die openlijk verklaren geen moslim te zijn, kunnen worden lastig gevallen. De lokale traditie verbiedt zending onder moslims; dit wordt dan ook niet getolereerd. Internationale christelijke hulporganisaties kunnen in Somalië in het algemeen wel ongestoord werken.37
3.2.4 Bewegingsvrijheid
Somaliërs kunnen in het algemeen vrij het land in en uit reizen. De staatsgrenzen worden nauwelijks gecontroleerd. Dit is overigens in lijn met een eeuwenoude nomadische traditie. Daarnaast is het ook eenvoudig om de buurlanden te bereiken door de lucht of over zee. Indien men via een luchthaven het land binnenkomt of uitreist, is een paspoort of reisdocument in het algemeen nodig. De controle is evenwel op zijn best weinig complex te noemen. Vaak wordt er bij inreis een geldbedrag gevraagd.
Door het wegvallen van een centrale overheid in 1991 is er geen officieel erkende instantie meer die Somalische paspoorten uitgeeft of de geldigheidsduur ervan
35 IRIN, 22 mei 2003

36 IRIN, persbericht 30 juni 2003
37 US Department of State, Country Report on Human Rights Practices 2001, pagina 9 en Country Report on Religious Freedom, 2001, p. 2; UN/ECOSOC.

25


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

verlengt. Somalische paspoorten zijn in Somalië en in de buurlanden op de markten te koop. Somalische paspoorten of andere reisdocumenten kunnen voorts in principe worden afgegeven door Somalische missies die reeds bestonden voor het uiteenvallen van de Somalische staat in 1991, bijvoorbeeld in Genève en Rome. Ook blijken Somaliërs reisdocumenten te verwerven van de buurlanden Kenia, Ethiopië, Jemen en Djibouti door zich uit te geven voor staatsburgers van die landen. Geen van de landen van de Europese Unie erkennen Somalische paspoorten. De Nederlandse overheid accepteert het paspoort als reisdocument voor de uitreis uit Nederland, doch niet als bewijs van identiteit. Paspoorten uitgegeven door de autoriteiten van Somaliland worden internationaal niet erkend. Binnen Somalië wordt de bewegingsvrijheid niet ingeperkt door regelgeving. In de praktijk legt de veiligheidssituatie echter beperkingen op. Zo kunnen in het 'relatief veilige deel van Somalië' (zie 2.3) Somaliërs in het algemeen vrij en veilig reizen. Er is tamelijk vrij verkeer tussen de noordoostelijke en noordwestelijke regio's, en tussen de noordoostelijke regio's en de aangrenzende regio's in het zuiden. Zo nodig zullen Somaliërs daarbij wel hun voorzorgen nemen (bepaalde plaatsen en tijden vermijden, in groepen reizen, etc.). Banditisme is niet uit te sluiten; dit treft ook vaak buitenlandse, vooral westerse reizigers en hulpverleners, die dan ook gewoonlijk onder gewapende escorte reizen. In het overgangsgebied van Somalië en in de conflictgebieden zijn de risico's van reizen groter, met name in de buurt van steden of andere locaties waar strijd wordt geleverd. Buiten deze locaties is reizen veiliger, maar vormen banditisme, illegale wegversperringen en onverwachte incidenten risico's. 3.2.5 Rechtsgang
In Somalië bestaat geen uniform rechtssysteem dat het recht op een eerlijk proces overeenkomstig internationale normen kan garanderen. Met de desintegratie van de staat stortten ook het oude wettelijk kader, de rechtsspraak en het sanctiesysteem in. Verschillende gemeenschappen in Somalië passen thans verschillende regels toe. Deze regels berusten op traditioneel clanrecht, gewoonterecht, de shari'a, de wetgeving uit de periode van onafhankelijkheid vóór Siad Barre of die uit de periode Barre, of een combinatie van deze systemen. Over het algemeen is in die gebieden waar het bestuur verder is ontwikkeld, de rechtsgang formeler geïnstitutionaliseerd. Dit laat onverlet dat zelfs in Somaliland de kwaliteit van de rechtsgang volgens de onafhankelijke deskundige van de VN voor Somalië, dr. Ghanim Alnajjar, zwak is.
26


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

3.2.6 Arrestaties en detenties
Ontvoering en gijzeling komen in de conflict- en overgangsgebieden van Somalië nog steeds regelmatig voor, zonder dat hierover bijzonderheden naar buiten komen. Bij gebrek aan geldende wetgeving met bijbehorende waarborgen zijn `arrestaties' overigens per definitie willekeurig. In de verslagperiode werden geen berichten ontvangen van politiek gemotiveerde ontvoeringen of arrestaties in het relatief veilige gebied. Dit wil echter niet zeggen dat willekeurige arrestaties niet meer voorkomen. In Puntland werden in het verleden aanhangers van Ali Jama gearresteerd, getuige de vrijlating begin februari 2003 in Garowe van 141 van zijn aanhangers. 3.2.7 Mishandeling en foltering
Er zijn geen berichten bekend van foltering, bijvoorbeeld door factieleiders of milities in het relatief veilige gebied, noch in het overgangs- of conflictgebied. Niet uitgesloten kan worden dat voorvallen niet naar buiten zijn gekomen. Wel maakte in deze gebieden geweld in de diverse gewapende conflicten honderden willekeurige slachtoffers, zowel doden als gewonden. Vooral burgers en in het bijzonder kinderen, vrouwen, ouderen en leden van minderheidsgroepen (zie 4.2) werden getroffen. Ook banditisme maakte, met name in het overgangs- en conflictgebied, slachtoffers. Sommige straffen opgelegd door de shari'ahoven zijn in strijd met internationaal aanvaarde mensenrechten (amputatie van ledematen, steniging). Overigens zijn in de verslagperiode geen gevallen van amputatie of steniging bekend geworden.
Het in Somalië wijdverbrijde gebruik van vrouwenbesnijdenis (FGM) wordt behandeld in 3.4.4.
De omstandigheden in de gevangenissen variëren per regio, maar zijn over het algemeen slecht38. In Somaliland kwalificeerde de onafhankelijke deskundige van de VN voor Somalië deze omstandigheden als sub-standard, derhalve beneden internationale maatstaven. Deze omstandigheden zijn in de verslagperiode niet verbeterd.
3.2.8 Verdwijningen
Er zijn dezerzijds geen berichten bekend van politieke verdwijningen. Overigens zouden in de overgangs- en conflictgebieden dergelijke verdwijningen gemakkelijk voor de buitenwacht (media, non-gouvernementele organisaties) te
38 UN/Ecosoc, Report of the Independent Expert, januari 2002
27


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

verbergen zijn geweest. In het relatief veilige gebied zouden dergelijke verdwijningen naar verwachting niet ongemerkt kunnen plaatsvinden. Ontvoeringen bleven ook in de verslagperiode voorkomen, met name in Mogadishu (87).
Er was één melding van gijzeling van bemanningsleden van een koopvaardijschip door piraten voor de kust van Puntland. Dankzij de hulp van een patrouilleschip kon de kaping worden beëindigd (zie ook 2.3). 3.2.9 Buitengerechtelijke executies en moorden Bij de verschillende gewapende conflicten zijn in het afgelopen jaar honderden slachtoffers gevallen, in meerderheid burgers. Voor de duidelijkheid: het betreft hier naast buitengerechtelijke executies met name willekeurige slachtoffers van geweld tussen diverse facties en milities. Het onderscheid is echter, bij gebrek aan exact feitenmateriaal, moeilijk aan te geven. Er bestaan in de verslagperiode geen berichten van politiek gemotiveerde moorden.
3.2.10 Doodstraf
De doodstraf wordt door plaatselijke autoriteiten in de conflict- en overgangsgebieden regelmatig uitgesproken en in een beperkt aantal gevallen ook uitgevoerd. Zo werd bijvoorbeeld in juli 2001 een militielid door de RRA- autoriteiten geëxecuteerd wegens moord. Het traditionele recht kent de doodstraf voor moord als de familie of de clan van het slachtoffer niet tot overeenstemming komt met de familie of de clan van de dader over de compensatieregeling (diya). Ook de shari'ahoven kennen de doodstraf (bijvoorbeeld steniging in geval van overspel) maar in de verslagperiode zijn geen gevallen van steniging bekend geworden.
In Beled Weyne in het centrale deel van Somalië is begin februari 2003 een man doodgeschoten. De dader (van de Hawiye/Hawadle clan) werd gearresteerd. Zijn familie weigerde compensatie te betalen aan de familie van het slachtoffer. De rechter heeft derhalve de dader ter dood veroordeeld. De wet in Somaliland kent de doodstraf voor moord. De voltrekking ervan wordt evenwel doorgaans afgewend door betaling van compensatie (diya). In de verslagperiode zijn geen gevallen van tenuitvoerlegging bekend geworden. Ook in Puntland bestaat de mogelijkheid van de doodstraf, uitsluitend voor bewezen moord. Op 21 juli 2003 werden voor dit vergrijp in Bosasso drie personen ter dood gebracht.

28


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

3.3 Positie van specifieke groepen
In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de positie van vrouwen en minderjarigen. Aan de positie van minderheden, te weten de Bantu, Benadiri, Bajuni, de beroepskasten (Midgan, Tumal en Yibir ofwel tezamen Gaboye) en Eyle zal in dit ambtsbericht slechts aandacht worden geschonken in het kader van paragraaf 4.2.
3.3.1 Vrouwen
In deze paragraaf wordt ingegaan op de positie van de vrouw in de Somalische maatschappij in het algemeen, alsmede de positie van alleenstaande vrouwen en vrouwen die buiten de eigen clan gehuwd zijn. Ook wordt ingegaan op het wijdverbreide gebruik van vrouwenbesnijdenis (Female Genital Mutilation). Somali vrouwen hebben van oudsher een ondergeschikte positie. Traditiegetrouw werden zij uitgehuwelijkt teneinde bondgenootschappen te sluiten met andere groepen binnen of buiten de clan. Enerzijds kon een vrouw in een gemengd clanhuwelijk met loyaliteitsproblemen te maken krijgen op het moment dat de clans met elkaar in oorlog raakten. Anderzijds fungeerden `gemengd gehuwde' vrouwen, soms ook tijdens ernstige clanconflicten, als een communicatiekanaal tussen de strijdende clans. In het noorden bestaat voorkeur voor een huwelijk met een persoon van een andere clan39. Ook huwelijken tussen leden van verschillende clanfamilies kwamen geregeld voor, al zou hierin na het uitbreken van de burgeroorlog van 1991-92 een teruglopende tendens zijn. Bij de Rahanweyn en Digil kwamen huwelijken tussen neef en nicht veel voor40. Vrouwen hebben in de veehouderij een belangrijke economische rol in het hoeden van kleinvee, maar worden buiten de waardevolle kamelenfok gehouden. Evenmin hebben ze formeel aandeel in de besluitvorming binnen de familie of de clan. Aan de andere kant genieten Somali vrouwen de reputatie krachtdadig te zijn en hun mond open te doen. Zij hebben grote vrijheid van beweging en grote onafhankelijkheid41. De maatschappelijke status van een vrouw neemt enigszins toe wanneer zij trouwt, zeker als zij de eerste vrouw van de betrokken man is. Ook neemt haar status toe naarmate zij meer kinderen en dan vooral zonen krijgt, en naarmate zij ouder wordt. Ten slotte is de maatschappelijke status van de vrouw
39 B. Helander, The Somali Family, in: Conference Report I, Life and Peace Institute, z.j. (ca. 1993). Voorzover uit de tekst kan worden opgemaakt wordt 'clan' hier gebruikt in dezelfde betekenis als in dit ambtsbericht.
40 ibidem; en: I.M. Lewis, Understanding Somalia, 1981, 1993
41 Olivia Bennett, Jo Bexley en Kitty Warnock, Vrouwen in Oorlog, NOVIB, 1995

29


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

groter naarmate haar eigen clan sterker is. Voor het goede begrip: deze verschillen in status zijn relatief, in de context van de lage sociale status van de vrouw. Bovengenoemde tradities zijn in het huidige Somalië aan verandering onderhevig, door de verstedelijking en modernisering van de laatste decennia, maar ook door het wegvallen van de staat en door de oorlogen. Onder het bewind van Barre werd de wetgeving met betrekking tot de rechten van vrouwen gemoderniseerd (familie- en arbeidswetgeving, politieke rechten). Tot uitvoering kwam het nauwelijks, mede door de oorlogen die volgden. Waar clans met elkaar in conflict kwamen, werden de regels ten aanzien van de gemengde huwelijken tussen deze clans niet langer nageleefd. Verkrachting werd een oorlogswapen voor de milities en bandieten, onder meer in kampen voor ontheemden en vluchtelingen. Aan de andere kant zijn vrouwen na de ineenstorting van de staat gedwongen een grotere economische rol op zich te nemen. Volgens een schatting uit 1998 is 80% van de Somalische huishoudens geheel afhankelijk van het inkomen verdiend door de vrouwen42. Ook het toegenomen gebruik van qat door mannen, bijvoorbeeld in Somaliland, drijft vrouwen de arbeidsmarkt op.
Vrouwen zijn ook actief in de oprichting van NGO's op het gebied van vrouwenrechten en vredesbevordering. Aan het vredesproces in Mbagathi nemen 35 vrouwen deel, maar zij waren niet vertegenwoordigd in de thematische werkgroepen. Wel hebben zij in een door hen opgesteld pamflet hun aanbevelingen aan de commissies kunnen doorgeven.
In vele delen van Somalië de laatste jaren een opleving van islamitisch fundamentalisme waarneembaar, met als gevolg een toenemende druk op vrouwen om een meer teruggetrokken rol te spelen. Volgens ingewijden wordt deze ontwikkeling overigens niet door alle Somalische vrouwen als verontrustend beschouwd, omdat de elementaire rechten van de vrouw zijn benoemd in de Koran en tevens zijn vastgelegd in shari'a wetgeving. Wat door de vrouwen wel als onderdrukkend wordt ervaren, is de uitleg van de betekenis van deze rechten door mannelijke schriftgeleerden en rechters. Dan heerst nog steeds de traditionele interpretatie.
Somalië kent een groot aantal alleenstaande vrouwen, ofwel omdat de vrouw is gescheiden (of verlaten), ofwel omdat de man is omgekomen of elders werk heeft gezocht. Een Somali weduwe kan in het algemeen terugvallen op zowel de familie van de overleden echtgenoot als op haar eigen familie. De familie van de overleden echtgenoot heeft de eerste verantwoordelijkheid, en veelal zal de vrouw bij de clan van de overleden echtgenoot blijven wonen in een zwagerhuwelijk (dumaal). Het is echter niet ongewoon dat overleg plaatsvindt tussen de vader van de weduwe en de zwager, waarbij ook de vrouw haar voorkeur kan duidelijk maken.

42 UNDP, Human Development Report Somalia 1998,
30


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

Zou de vrouw bijvoorbeeld behoren tot een clan die in het gebied geen woongebied heeft, dan zou zij in een sociaal isolement kunnen raken door te blijven na het wegvallen van de echtgenoot. In dat geval kan ervoor worden gekozen dat zij teruggaat naar haar eigen clan. Leeftijd en geslacht van de kinderen spelen bij de beslissing waar de vrouw heen gaat een ondergeschikte rol, al zullen vooral oudere jongens liever bij de familie van de vader blijven. Een weduwe en haar kinderen zullen zelden zonder bescherming achterblijven. Een Somali gescheiden vrouw kan in het algemeen niet op bescherming rekenen van de clan van haar ex-echtgenoot. Wel kan zij gewoonlijk terugvallen op haar eigen clan en clanfamilie. Kinderen, die zoals vermeld behoren tot de clan van de vader, blijven na een scheiding veelal bij de moeder als ze jong zijn. Als ze ouder worden kunnen ze zelf kiezen. Het is moeilijk om algemene uitspraken te doen over de positie van een gescheiden vrouw en haar kinderen in het geval het huwelijk (vóór de scheiding) gemengd was en er ernstige conflicten zijn, of in het recente verleden waren, tussen de desbetreffende clans (zie voor de clans die betrokken zijn bij ernstige recente conflicten 2.3 en 4.2). Het is mogelijk dat de vrouw en met name haar kinderen in zo'n situatie minder welkom zijn bij de eigen clan. De vrouw of de kinderen kunnen te maken krijgen met pesterijen en vooral met het weigeren van steun bij het opbouwen van een nieuw bestaan en het verwerven van inkomen. Ook de status van de vrouw (zie hierboven) speelt een rol. Is haar status hoger, dan is de kans op problemen kleiner. In het geval van een gemengd huwelijk zal de clan van de vrouw in het algemeen bescherming bieden aan haar en haar gezin, wanneer deze zich vestigen in het clangebied van de vrouw. Maar in het geval van ernstige recente conflicten tussen de clans van de echtgenoten, kunnen de echtgenoten en met name de man, bij vestiging in het clangebied van de vrouw, te maken krijgen met moeilijkheden van de kant van de clan van de vrouw. Indien de echtgenoot zich in het verleden politiek of militair geprofileerd heeft in een conflict met de clan van de vrouw, kan hij zeker problemen verwachten bij vestiging in het clangebied van de vrouw. Indien een vrouw vanwege een huwelijk met een man uit een minderheidsgroep is verstoten door haar clan, kan zij niet op deze clan terugvallen bij het overlijden van haar man. Ook eventuele kinderen uit dit huwelijk worden door de clan van de vrouw niet geaccepteerd.
Over de positie van (alleenstaande) vrouwen behorend tot minderheidsgroepen is weinig specifieke informatie beschikbaar. Het is niet bekend in hoeverre de hierboven gegeven informatie over de positie van Somali alleenstaande vrouwen en over gemengde huwelijken ook van toepassing is op vrouwen uit de diverse minderheden. In het algemeen kan gesteld worden dat de positie van deze vrouwen een kwetsbare is.
Het is mogelijk dat alleenstaande vrouwen die niet kunnen terugvallen op een sociaal vangnet van de kant van leden van dezelfde minderheid en/of niet
31


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

zelfstandig in hun levensonderhoud kunnen voorzien (onvoldoende inkomen), in een kwetsbare of zelfs in een persoonlijk onveilige situatie komen te verkeren (verkrachting, moord). Dit geldt met name voor binnenlands ontheemde alleenstaande vrouwen behorend tot minderheidsgroepen (zie 4.2). Ook in het uitzonderlijke geval van een huwelijk tussen een Somali man en een vrouw uit een minderheidsgroep kan de vrouw in het algemeen niet rekenen op bescherming door de clan van haar man na scheiding of na het overlijden van de man.
Naar schatting 98% van de Somalische meisjes wordt besneden. Van deze besnijdenissen vindt ruim 70% plaats in de vorm van infibulatie en de overige in een minder ingrijpende vorm. De ingreep vindt plaats bij de leeftijd tussen 6 en 13 jaar. In de Somalische samenleving wordt vrouwenbesnijdenis beschouwd als deel van de identiteit van de vrouw. In Somalië is het voor de ouders vrijwel onmogelijk om hun dochter te onttrekken aan besnijdenis, althans, het gebeurt zeer zelden dat men de druk van de omgeving om aan de traditie te voldoen kan of wil weerstaan. Voor zover zij nog niet zijn besneden, ontkomen ook meisjes die met familie uit de diaspora terugkeren naar Somalië, niet aan besnijdenis. Dit geldt in theorie eveneens voor meisjes van ouder dan dertien jaar.43 Ingewijden wijzen er echter op dat de ingreep bij deze meisjes in de praktijk veelal niet zal plaatsvinden. Als reden wordt door hen aangevoerd dat bij een meisje ouder dan 13 jaar het genezingsproces langzamer verloopt en de ingreep daarom meer riskant is. In Somalië wordt een niet-besneden vrouw nog steeds niet als een huwbare partner gezien en zij zal moeite hebben haar bestaan veilig te stellen. Slechts in de steden en bij hoger opgeleide families is op dit punt ruimte voor discussie en lijkt de bereidheid te ontstaan om minder ingrijpend te besnijden. Inmiddels zijn door enkele lokale koepel-NGO's (Cogwa in Mogadishu, Nagaad in Somaliland en NPA in Galkayo) campagnes opgezet die vrouwen besnijdenis ter discussie stellen. Deze campagnes zijn er op gericht om bij de bevolking een proces van bewustwording op gang te brengen. In de voorlichting wordt uitgelegd dat besnijdenis niets van doen heeft met religie, zoals de heersende opvatting wil, maar alles met traditie. Ook worden Midgan vrouwen, die de besnijdenis veelal uitvoeren, in de campagnes betrokken. Zij kunnen bijvoorbeeld financiële steun van de NGO's ontvangen wanneer zij zich op ander werk richten. De voormalige minister voor Gezinsontwikkeling en Sociale Zaken in Somaliland, mevrouw Edna Aden, is een prominent bestrijder van FGM.
In de Grondwet van Somaliland is een verbod op FGM inbegrepen in het verbod op schadelijke traditionele praktijken, terwijl in Puntland een expliciet wettelijk
43 In het vorige algemeen ambtsbericht Somalië van februari 2003 stond als leeftijdsgrens 12 jaar vermeld. Nader onderzoek bij betrouwbare en terzake kundige bronnen heeft echter uitgewezen dat de leeftijdsgrens bij 13 jaar ligt (deze leeftijdsgrens van 13 jaar geldt dus ook voor de periode die in het vorige algemeen ambtsbericht Somalië wordt beschreven).
32


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

verbod op FGM is opgenomen in de wetgeving. Het ligt evenwel voor de hand dat ingesleten culturele patronen als FGM niet gemakkelijk uit te bannen zijn. Van strafrechtelijke vervolging van uitvoerders van FGM is geen sprake. 3.3.2 Minderjarigen
In heel Somalië komt kinderarbeid veel voor. Daarbij moet worden bedacht dat vele van de door kinderen uitgevoerde werkzaamheden (zoals vee hoeden, helpen in de huishouding) in Somalië worden beschouwd als onderdeel van de opvoeding.
Het onderwijssysteem is, bij gebrek aan een goed functionerende overheid, nog altijd in een slechte staat. Wel blijkt uit cijfers van UNICEF dat er sinds 1998/99 38% meer kinderen naar de lagere school gaan. De grootste toename in inschrijving was in Somaliland (56%), gevolgd door Centraal en Zuid-Somalië (33%)44.
Mede als gevolg van de oorlog kent Somalië relatief veel alleenstaande kinderen. Ouders kunnen zijn gedood, of het gezin kan uiteengerukt zijn. Alleenstaande jongeren worden in beginsel opgevangen door de familie, hetzij van vaders-, hetzij van moederskant. In het licht van de ontberingen die het leven in Somalië traditioneel met zich bracht, is het niet ongebruikelijk dat kinderen worden grootgebracht door anderen dan de ouders45. Het feit dat er niettemin veel kinderen op straat leven of zijn opgenomen in weeshuizen, duidt erop dat de flexibiliteit van de extended family niet onbeperkt is. De burgeroorlog heeft in een aantal gevallen het traditionele familienetwerk onder druk gezet, zo niet ontwricht. In Somalië bestaat een aantal weeshuizen, maar de kwaliteit en de capaciteit ervan laten ­ ook gemeten naar lokale maatstaven ­ dikwijls te wensen over46. Over het Hargeisa Orphanage Centre (Somaliland) is de volgende informatie bekend: het zorgt voor onderdak, basisgezondheidszorg en voedsel voor 327 wezen in de leeftijd van 1 maand tot 18 jaar. Het gaat om 252 jongens en 75 meisjes; de meesten van hen zijn vondeling (velen behorend tot minderheidsgroepen) of hun ouders zijn bij gewelddadigheden omgekomen. Er verblijven geen kinderen uit de diaspora. Naast het volgen van basisonderwijs bestaat bij dit weeshuis de mogelijkheid voor de kinderen om een vak te leren. Het weeshuis wordt gesteund door enkele NGO's uit Zweden en Duitsland. De overheid van Somaliland draagt USD 2000 per maand bij, de gemeente Hargeisa
44 Unicef: Survey of Primary Schools in Somalia 2000/2001, Vol 1.
45 B. Helander, The Somali Family
46 Zie bijv. UN/Ecosoc, Report of the Independent Expert, 2002, p. 16, waarin een beschrijving van de weeshuizen in Baidoa wordt gegeven.
---


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

voorziet het weeshuis van medicijnen. Naar lokale maatstaven kunnen de omstandigheden in het weeshuis als goed worden gekwalificeerd. Volgens de onafhankelijke deskundige voor Somalië van de VN worden kinderen in een aantal delen van het land (Mogadishu, Baidoa) gerekruteerd in milities. In zijn rapport wordt met name gewezen naar het RRA47. Volgens UNICEF zijn daarentegen weinig aanwijzingen dat er grote aantallen kindsoldaten in Somalië zijn48. Ingewijden menen dat actieve recrutering van kindsoldaten in Somalië niet voor komt, en dwang hierbij al helemaal niet. Het initiatief om zich bij milities aan te sluiten gaat uit van de opgroeiende en op straat levende jongeren zelf. Zij willen overleven en zijn op deze wijze tenminste verzekerd van voeding. Overigens kent Somalië geen traditie van gedwongen rekrutering bij de verschillende clanmilities. In dit verband moet in acht worden genomen dat Somaliërs traditioneel als volwassen worden beschouwd op de leeftijd van 15 jaar. Volgens het Burgerlijk Wetboek (1973) is de leeftijd van meerderjarigheid 18 jaar; in de Wet op de Somalische nationaliteit van 1962 is deze 15 jaar. 4 Migratie
4.1 Motieven
In de verslagperiode is geen aanleiding geweest voor een plotselinge toe- of afname van de vluchtelingenstroom uit Somalië. Dit wordt weerspiegeld in een gestage daling (overigens al sinds 1995) van het aantal Somalische vluchtelingen in de regio en voortgaande bevordering van repatriëring door de UNHCR. In Europa bleef het aantal asielaanvragen van Somaliërs in 2002 ongeveer gelijk aan 2001, te weten 9.398 versus 9.30249.
Er is sprake van economisch gemotiveerde (arbeids)migratie, zowel binnenlands als buitenlands. Het gebrek aan werkgelegenheid in bepaalde gebieden speelt hier een grote rol. Andere push-factoren zijn onder meer de onveiligheid als gevolg van de gewapende conflicten en het banditisme, de voedselsituatie als gevolg van droogte en overstromingen, epidemieën, armoede en het gebrek aan voorzieningen. Van sommige gezinnen verblijven de vrouwen en kinderen in de vluchtelingenkampen (in buurlanden Kenia, Ethiopië), waar de behoeften aan voedsel, water, onderwijs en gezondheidszorg gedekt zijn, terwijl de mannen terugkeren naar Somalië. Somaliërs met voldoende middelen zijn zelden bereid een gezin groot te brengen in Somalië, waar gezondheidszorg en onderwijs uiterst beperkt zijn. Gebrek aan onderwijs is een belangrijke reden om kinderen naar het
47 UN/Ecosoc, Report of the Independent Expert, 2002, p. 16
48 Unicef: A Situation Analysis, p. 251
49 INDIAC, Asylum Trends, April 2003
34


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

buitenland te sturen. Volwassen Somaliërs trekken van oudsher naar het buitenland (bijvoorbeeld de Golfstaten) om met hun verdiensten de familie bij te staan. De aanwezigheid van Somalische gemeenschappen in een bepaald land vormt een belangrijke aantrekkingskracht voor vertrekkende Somaliërs50. 4.2 Feitelijke vestigingsgebieden
In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de vraag in hoeverre de verschillende Somali clans en Somalische minderheidsgroepen zich kunnen vestigen51 in het relatief veilige gebied in Somalië.
In principe heeft elke Somali het eigen clangebied waar hij veilig voor geweld van andere (sub)clans kan verblijven. Wel is het zo dat, ten tijde van een gewapend conflict tussen twee (sub)clans, leden van deze (sub)clans een risico lopen te worden gegijzeld, mishandeld of gedood indien zij in handen vallen van de andere (sub)clan. In het eigen gebied is de (sub)clan in staat tegen dergelijke daden bescherming te bieden. Indien het eigen clangebied is gelegen in het crisis- of overgangsgebied kan hij/zij echter wel te vrezen hebben voor algehele onveiligheid als gevolg van conflicten met andere clans of banditisme. In het overgangs- en conflictgebied is de veiligheid vooralsnog onvoldoende gegarandeerd.
In het `relatief veilige gebied' van Somalië zijn de lokale en regionale besturen in het algemeen in staat de openbare orde te handhaven. Leden van de Darod, Hawiye, Issaq en Dir clanfamilies (de nomadische clanfamilies) kunnen zich in het algemeen veilig vestigen in het gehele woongebied van de eigen clanfamilie in het relatief veilige deel van het land, tenzij sprake is van ernstige, gewapende conflicten (elders in Somalië) in het heden of recente verleden binnen de clanfamilie. Ook kunnen zij zich in het algemeen veilig vestigen in gebieden waar andere clanfamilies de meerderheid uitmaken of politiek overheersen, tenzij sprake is van ernstige, gewapende conflicten (elders in Somalië) in het heden of recente verleden tussen betrokken clanfamilies.52 Bescherming door de eigen clan(familie) is dus niet in alle gevallen noodzakelijk. Als Somali zich vestigen in een gebied waar de eigen clan niet overheerst, wordt wel van hen verwacht dat zij
50 UNDP, Human Development Report Somalia, 2001, p.59-60
51 Tenzij anders aangegeven wordt met de term `vestigen' in dit hoofdstuk bedoeld: wonen, verblijven, zich verplaatsen en in zijn levensonderhoud voorzien.

52 Daarbij moet aangetekend worden dat de overheid van Somaliland zijn beleid richt op de opvang van terugkerende Somalilanders, al zijn de grenzen tussen Somaliland en Puntland open. Vestiging van Somaliërs uit het zuiden vindt dan ook met name in Puntland rond Bosasso plaats.
35


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

zich aanpassen aan de bestaande machtsverhoudingen en dat zij zich niet politiek of economisch profileren.
De positie van een Somali die zich vestigt in het woongebied van een andere clan of clanfamilie is sterker indien hij/zij bijvoorbeeld via moeder of echtgeno(o)t(e) een relatie heeft met de overheersende clan. Somali die zich in het verleden politiek of militair hebben geprofileerd in conflicten tegen een bepaalde clan, kunnen problemen ondervinden bij vestiging in het woongebied van die clan. Somaliërs die vrijwillig terugkeren naar het relatief veilige deel van Somalië ondervinden geen problemen bij inreis of vestiging. UNHCR heeft in de afgelopen jaren tienduizenden Somaliërs helpen terugkeren naar Somalië, vooral naar het noorden en gaat hiermee voort. In mei 2003 bracht deze organisatie vanuit Kenia een luchtbrug tot stand voor 2.880 vluchtelingen met bestemming Galkayo en Bosasso (Puntland). Westerse landen verkrijgen echter moeilijk de benodigde instemming van de lokale autoriteiten van Puntland en Somaliland voor begeleide terugkeer.
Nederland heeft begin 1998 een Tripartiete Overeenkomst gesloten met de autoriteiten van Somaliland en de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) ten behoeve van terugkeer van afgewezen asielzoekers die oorspronkelijk afkomstig waren uit Somaliland. Terugkeer op basis van deze overeenkomst heeft feitelijk niet plaatsgevonden omdat de regering van Somaliland de overeenkomst in haar brief van 23 februari 2000 eenzijdig heeft opgezegd.Besprekingen over de effectieve uitvoering van de tripartiete overeenkomst zijn weliswaar in juli 2001 hervat, doch deze hebben vooralsnog niet tot resultaat geleid. Vrijwillige terugkeer naar Somalië vanuit Nederland via het IOM vindt echter wel plaats: in de verslagperiode keerden vijf personen terug, één naar Mogadishu, één naar Burao (Somaliland) en drie naar Hargeisa (Somaliland). De autoriteiten in Somaliland en Puntland wijzen op de beperkte mogelijkheden om terugkeerders werk en voorzieningen te bieden en op het belang van de financiële overmakingen door in Nederland verblijvende Somaliërs. Samengevat betekent het bovenstaande dat vestiging in het relatief veilige deel van Somalië - al dan niet in het woongebied van de eigen clan(familie) ­ in veel gevallen mogelijk is, maar ook aan beperkingen onderhevig is. Hieronder worden de beperkingen en mogelijkheden voor specifieke clan(familie)s genoemd, zoals die op dit moment nog steeds gelden. Ook wordt ingegaan op de vestigingsgebieden van minderheden.

36


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

Hawiye
Alle Hawiye-clans53 hebben (een deel van) hun traditionele woongebied in de provincies Hiiran, Mudug of Galgadud dan wel kunnen er veilig verblijven.54 Over het algemeen zal men bij hervestiging van elders naar de stad in het desbetreffende clangebied trekken, vanwege de grotere mogelijkheden om in het levensonderhoud te voorzien. Voor Hawadle is dit Beled Weyn; voor Murusade is dat El-Bur; voor Habar Gedir/ Sa'ad de plaats Galcayo; de Habar Gedir/Ayr hebben Dusa Mareb.
Het is niet zeker dat elke Hawiye zich veilig zou kunnen vestigen in het Majerteen woongebied in Puntland. Reden hiervoor is de strijd in Kismayo tussen pro TNG- Hawiye krijgsheren en SRRC-milities verbonden met (en gesteund door) Puntland.
Binnen de Hawiye clanfamilie stonden ook in deze verslagperiode in en rond Mogadishu vele clan- en subclanmilities tegenover elkaar (zie 2.2). In het algemeen zijn de effecten van deze conflicten op het woongebied van de Hawiye in Centraal Somalië beperkt. Voor het goede begrip zij overigens vermeld dat de meeste Hawiye sinds het uitbreken van de burgeroorlog in 1991 steeds in Mogadishu zijn gebleven; Mogadishu wordt gedomineerd door Hawiye-clans. Darod
Darod-clans kunnen een veilig heenkomen vinden in het relatief veilige deel van Somalië, behalve in onderstaande gevallen.
Het is niet zeker dat Darod zich veilig kunnen vestigen in Hawiye-gebieden in Mudug, Galgadud en Hiiran, als gevolg van de in hoofdstuk 2.3 vermelde spanningen tussen Hawiye en Darod in en rond Kismayo. Ten aanzien van de Marehan moet een onderscheid worden gemaakt. Enerzijds Marehan-subclans wier (voor)ouders oorspronkelijk afkomstig zijn uit de provincie Galgadud (district Abu Dwaq). Dit betreft subclans Reer Dini, Wagardha, Siad Hussein en Elle. Zij kunnen zich veilig vestigen in Galgadud. Het is echter niet zeker dat deze Marehan zich veilig kunnen vestigen in Puntland. Marehan-subclans wier (voor)ouders afkomstig zijn uit Gedo, anderzijds, kunnen
53 Op dit moment worden onderscheiden: Habr Gedir, Mudulod/Abgal, Hawadle, Murusade, Duduble, Faqishimi, Galjaal, Sheikhal, Badi-Adde, Jejele, Silcis, Haskul en Gugundabe, vergelijk de zeteltoedeling in het TNA.

54 In bijlage II is een kaart opgenomen met de huidige woongebieden van de belangrijkste clans in Somalië. Deze kaart geeft slechts een indicatie. De informatie op de kaart is niet onomstreden. Vaststelling van het woongebied van clans is in het algemeen mogelijk via het ministerie van Buitenlandse Zaken.

37


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

zich wel veilig vestigen in Puntland. Een en ander is het gevolg van de in hoofdstuk 2.3 vermelde spanningen tussen deze clans in en rond Kismayo en in Gedo.
De Darod/Ogadeni hebben als clan geen ernstig conflict met andere Darod-clans in het Noorden. Wel is er sprake van gewapende confrontaties aan de zuidgrens tussen bepaalde Ogaden-subclans en bepaalde Marehan-subclans (zie 2.4). Dit laat evenwel onverlet dat Ogadeni zich in het algemeen veilig kunnen vestigen in Puntland, zolang het niet om duizenden gaat.55 Er zijn in de verslagperiode geen berichten ontvangen dat hiervan sprake zou zijn.
Van de Galgale kan de meerderheid van deze groep die tot de Darod wordt gerekend, zich desgewenst hervestigen in de woongebieden van de Darod/Majerteen in Puntland. De minderheid die zichzelf rekent tot de Hawiye/Abgal kan zich veilig vestigen in de Abgal-woongebieden in onder meer Mudug en Galgadud.
Rahanweyn en Digil
De Rahanweyn en Digil zijn tijdens de gewelddadigheden in de jaren `90 herhaaldelijk het slachtoffer geworden van moord, plundering en andere mensenrechtenschendingen. Vanaf juni 1999 verbeterde de veiligheidssituatie in hun traditionele woongebieden, met de verovering van de provincies Bay en Bakool door het RRA. Kort na de oprichting van het regionale bestuur van de State of Southwestern Somalia op 1 april 2002 is de situatie echter weer verslechterd (zie 2.3). Gezien de gewelddadige uitbarstingen blijkt het RRA niet in alle gevallen in staat de orde en veiligheid in Bay en Bakool te handhaven. In het noorden van Somalië verblijven duizenden Rahanweyn en Digil, waarvan de meesten in Puntland (aldaar dikwijls Eelay genoemd, naar één van de Rahanweyn-clans). In Somaliland zouden hooguit enkele honderden personen (360) verblijven (ter vergelijking: in Mogadishu zouden er circa 250.000 verblijven). De ontheemde Rahanweyn en Digil verblijven in Puntland (naar lokale maatstaven) onder povere omstandigheden (veelal in de ontheemdenkampen) doch zijn in staat in hun levensonderhoud te voorzien. Veel vrouwen van deze clanfamilie hebben werk gevonden als huishoudster. Anderen doen ongeschoold werk of bedelen. Er zijn geen aanwijzingen van systematische bedreiging van deze groepen. Nieuwkomers kunnen zonodig een beroep doen op verwanten die reeds in het noorden verblijven. Hun positie is (iets) sterker dan die van andere ontheemden uit het zuiden, omdat ze althans gedeeltelijk onder de clanwetten vallen, zij het als minder `nobel'.
55 Brief van de minister van Buitenlandse Zaken aan de Staatssecretaris van Justitie van 12 november 1999, kenmerk DPC/AM-666490, met betrekking tot de Ogadenclan.

38


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

Minderheden
Ook minderheidsgroepen hebben zich in Somaliland en Puntland gevestigd, zij het in verschillende aantallen. Het gaat hier om de Bantu's, de Benadiri en drie beroepskasten verzameld onder de naam Gaboye (Midgan, Tumal en Yibir) en Eyle. Of en zo ja, in hoeverre, zij zich ook in de overige gebieden van het relatief veilige deel van Somalië gevestigd hebben, is onbekend. De Bajuni verblijven, voor zover dezerzijds bekend, niet in Puntland of Somaliland. Zij wonen voornamelijk op de eilanden voor de zuidkust van Somalië en zijn werkzaam in de visserij.
Van de Eyle is niet bekend of en zo ja, in welke getale zij in het noorden van Somalië leven.
Naar schatting hebben enkele duizenden Bantu zich gevestigd in Somaliland en Puntland. Hier hebben zij vooral in de bouw werk gevonden56 en zijn zij relatief beter af dan andere ontheemden uit minderheidsgroepen. Nieuwkomers kunnen een beroep doen op verwanten die er reeds verblijven. Er zijn zelfs gevallen van huwelijken met (arme) leden van de Somali clans57. Volgens ingewijden verblijven Benadiri slechts in kleine aantallen (enkele tientallen) in Puntland, Somaliland of de overige relatief veilige gebieden. De aantallen zijn te klein om algemene uitspraken over te doen. In de periode 1992- 1996 passeerden veel Benadiri Noord-Somalië, op doorreis naar (onder meer) Jemen. Slechts enkelen zijn gebleven, bijvoorbeeld na een huwelijk met een inwoner van dit gebied.
Ten aanzien van de beroepskasten (Gaboye) dient een onderscheid gemaakt te worden tussen enerzijds diegenen die van oudsher in Noord-Somalië wonen en traditioneel een cliënt-relatie hebben met de Darod of Issaq en anderzijds diegenen die afkomstig zijn uit Zuid- en Centraal Somalië en traditioneel een cliënt-relatie hebben met de Hawiye.
In Puntland worden de leden van beroepskasten die van oudsher in het gebied wonen en een cliënt-relatie hebben met de Darod/Majerteen, de `Majerteen Midgan'58, als autochtoon geaccepteerd.
In Somaliland is het herstel, na de oorlog tussen SNM en Barre van eind jaren tachtig, voor Midgan afkomstig uit deze regio extra moeilijk gebleken, doordat destijds leden van deze groepen dienst hadden genomen in het leger van Barre, en vanwege hun achtergestelde economische positie. Er zijn in Somaliland echter tekenen van een veranderende houding onder de Somalilanders. Terugkerende Gaboye vluchtelingen hebben een groot deel van hun vooroorlogse bezittingen
56 Report on Minority Groups, p. 39
57 Ibidem, p. 37

58 In het Report on Minority Groups in Somalia (september 2000) kent de Midgan twee sub-groepen, t.w. de Madhiban en de Musa Dheere.
39


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

herkregen.59 In 1998 zijn tenminste 2000 Gaboye teruggekeerd grotendeels uit Ethiopië, vooral naar Hargeisa. Er is één zetel in de Senaat voor de Gaboye. Hun beroepsmogelijkheden zijn nog steeds grotendeels beperkt tot de traditionele beroepen zoals kapper en schoenmaker.60
Voor de leden van beroepskasten die van oudsher in Zuid- en Centraal Somalië woonden en traditioneel een cliënt-relatie hadden met de Hawiye, de `Hawiye Midgan', is integratie in Puntland of Somaliland lastiger. Ingewijden achten het zeer onwaarschijnlijk dat deze zuidelijke Midgan in Somaliland of Puntland wonen omdat zij hier geen bescherming zouden ontvangen van de heersende clan. Indien zij er wel zijn dan gaat het om een verwaarloosbaar aantal. Zij zullen doorgaans in de ontheemdenkampen leven en kunnen geen beroep doen op de noordelijke Gaboye. Mogelijk kunnen Hawiye-Midgan aansluiting vinden bij Hawiye clans in het relatief veilige gebied in Centraal Somalië. Voor de goede orde zij herhaald dat de Gaboye ­ naar de aard van deze groep - geen eigen traditioneel woongebied hebben.
De in Somaliland en Puntland aanwezige minderheidsgroepen worden niet vervolgd en in het algemeen is hun veiligheid niet in gevaar. Wel is hun sociaal- economische situatie vaak hachelijk, dit wil zeggen dat zij vaak onvoldoende inkomen kunnen verwerven om in hun voedselbehoefte te voorzien, en worden zij gediscrimineerd, onder meer op het vlak van werk en toegang tot voorzieningen. Zij slagen er evenwel in het algemeen in om in hun levensonderhoud te voorzien door flexibel in te spelen op de lokale arbeidsmarkt c.q. door allerlei soorten werk aan te pakken. Een aantal van hen is in staat relatief zelfstandig met hun vak een inkomen te verwerven61. Nieuwkomers vinden veelal aansluiting bij leden van de desbetreffende minderheid indien die in enigen getale aanwezig zijn. Alleenstaande vrouwen van minderheden kunnen zich veilig vestigen in het relatief veilige deel van Somalië indien deze vrouwen terug kunnen vallen op leden van de eigen minderheidsgroep of indien zij zelfstandig in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Is dit niet het geval dan zou haar situatie, ook in het veilige gebied, als gevaarlijk moeten worden beoordeeld. Omdat zij geen bescherming zou ontvangen, zou zij het risico lopen gemakkelijk slachtoffer te worden van ernstige schending van mensenrechten als verkrachting, mishandeling en uitsluiting. Overigens zijn geen gevallen bekend van alleenstaande vrouwen uit minderheidsgroepen die zich gevestigd hebben in Somaliland of Puntland zonder
59 DRAFT Rebuilding from the ruins: A Self-Portrait of Somaliland, Somaliland Centre for Peace and Development/War-torn Societies Project (WSP)

60 onder meer: Plan of Action for Repatriation, Rehabilitation and Reintegration, Initiative of the Administration of Somaliland with the support of UNDP and UNHCR, Juli 1999.
61 Khalid Medani: Report on Internal Migration and Remittance Inflows, 2000, annex 1

40


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

dat zij kunnen terugvallen op leden van hun eigen minderheidsgroep en/of zelfstandig in hun levensonderhoud kunnen voorzien.

4.3 (Landen van) eerste ontvangst
Het grootste deel van de Somalische vluchtelingen is gevlucht naar de buurlanden (Kenia, Ethiopië, Djibouti, Jemen) en daar opgenomen in UNHCR-kampen. UNHCR classificeert deze landen niet zonder meer als veilige landen van eerste ontvangst of veilige derde landen waarheen afgewezen asielzoekers zouden kunnen terugkeren, daar deze landen zelf te maken hebben met veiligheidsproblemen en economische moeilijkheden, mede als gevolg van de grote aantallen vluchtelingen. Ook doen zich in en rondom de kampen veiligheidsproblemen voor, vooral voor de vrouwen (banditisme, verkrachtingen). Over de situatie van Somalische vluchtelingen in een aantal landen van eerste ontvangst wordt verwezen naar het ambtsbericht `Somaliërs in derde landen' van 28 februari 2002.
De Verenigde Staten hebben zich in februari 2003 bereid verklaard om 11.800 Bantu vluchtelingen uit Kenia op te nemen. De eerste 70 leden van deze groep arriveerden op 21 mei 2003 in Salt Lake City62. De regering van Tanzania maakte in juni 2003 bekend 3.000 Somalische vluchtelingen van Bantu-origine uit te nodigen de Tanzaniaanse nationaliteit aan te vragen63.
4.4 Beleid van andere Europese landen
Hieronder wordt het toelatings- en terugkeerbeleid ten aanzien van Somalische asielzoekers van een aantal Europese landen beschreven. Tenzij anders vermeld hebben de cijfers betrekking op de periode 1 oktober 2002 tot 31 mei 2003. Gegevens over het toelatings- en terugkeerbeleid van Somalische asielzoekers in andere Europese landen zijn beperkt tot die van België, Denemarken, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland.
België
De verzoeken van Somalische asielzoekers worden volgens de gangbare procedure behandeld, dat wil zeggen elk verzoek wordt individueel op de asielvoorwaarden getoetst. Er is geen sprake van subsidiaire bescherming van bepaalde categorieën asielzoekers uit Somalië.
In de verslagperiode zijn wegens technische redenen geen Somaliërs gedwongen teruggekeerd.

62 Arada-persbericht, 21 mei 2003
63 BBCnews, 26 juni 2003

41


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

Denemarken
Denemarken maakt een onderscheid tussen asielzoekers uit Somaliland, Centraal Somalië (Mogadishu) en Zuid-Somalië.
Op grond van een nieuwe vreemdelingenwet die op 1 juli 2002 in werking is getreden worden in het toelatingsbeleid geen categorieën vreemdelingen onderscheiden. Alle asielverzoeken worden individueel behandeld. Met de defacto regering van Somaliland heeft Denemarken enkele jaren geleden een terugname-overeenkomst gesloten. Vrijwel alle asielzoekers afkomstig uit dit gebied worden afgewezen en teruggestuurd.
Na 1 juli 2002 krijgen asielzoekers uit Centraal- en Zuid-Somalië niet meer automatisch de vluchtelingenstatus. Asielverzoeken worden afgewezen indien de aanvragers in hun woongebied bescherming kunnen genieten. Uitzettingen naar Mogadishu en Zuid-Somalië hebben nog niet plaatsgevonden. Hieraan ligt geen beleidsmatige reden ten grondslag.

Duitsland
Het Duitse toelatings- en terugkeerbeleid is sinds november 2002 niet gewijzigd. Verreweg de meeste asielverzoeken van Somaliërs worden door de Duitse autoriteiten afgewezen. De meerderheid van de Somaliërs geeft aan afkomstig te zijn uit Centraal en Zuid-Somalië. Hun asielverzoeken worden afgewezen omdat in die gebieden geen functionerend overheidsgezag bestaat. `Vervolging door derden' levert volgens Duitse jurisprudentie geen grond voor asiel. Als er geen sprake is van vervolging, doet zich ook de vraag niet voor naar een vluchtalternatief. In Somaliland en Puntland is volgens Duitsland sprake van semi- statelijke structuren, zodat er sprake kan zijn van vervolging. Die zou betrekking kunnen hebben op deelnemers aan de Arta-conferentie, aanhangers van de TNG, kritische journalisten en voor wat betreft Somaliland, ook op vooraanstaande persoonlijkheden van de Darod in het oosten van Somaliland. Afgewezen Somalische asielzoekers kunnen in principe gedwongen worden teruggestuurd op voorwaarde dat een directe terugkeer in het eigen clan-gebied mogelijk is, aldaar geen gewapend conflict heerst en de lokale autoriteiten met de terugkeer instemmen. Aan deze voorwaarden wordt in de praktijk echter vrijwel nooit voldaan. De Duitse rechters hebben in het verleden voor het merendeel geoordeeld dat uitzetting naar Somalië achterwege moet blijven, wegens een gevaar voor lijf, leden of vrijheid. Deze mensen werden in het bezit gesteld van een Duldung (gedoogstatus) die inhoudt dat betrokkene vooralsnog niet wordt verwijderd. In de periode januari ­ mei 2003 vonden dan ook geen gedwongen verwijderingen plaats.
Verenigd Koninkrijk

42


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

Het onderscheid dat het VK sinds 2001 maakte tussen Somaliërs afkomstig uit Somaliland en Puntland enerzijds en uit de rest van het land anderzijds, werd in oktober 2002 opgeheven. Somalische asielzoekers kunnen zich per die datum evenmin kwalificeren voor subsidiaire bescherming (exceptional leave to remain). Dit betekent een belangrijke beleidswijziging, in die zin dat Somaliërs niet afkomstig zijnde uit Somaliland en Puntland, vóór oktober 2002 in aanmerking konden komen voor een tijdelijke subsidiaire bescherming. Niettemin kan in individuele gevallen deze bescherming alsnog worden gegeven indien terugkeer van deze personen naar het land van herkomst in strijd zou zijn met art. 3 EVRM.
Het VK zette ook in deze verslagperiode geen Somaliërs gedwongen uit naar Somalië, voornamelijk vanwege het ontbreken van terugkeerovereenkomsten met de Somalische autoriteiten.
Zwitserland
Aanvragen van asielzoekers uit Somaliland en Puntland, of met clanbanden in dat gebied, worden in het algemeen afgewezen. Voor de overige gebieden speelt het binnenlands vluchtalternatief wel een rol. Hierbij wordt nagegaan of het behoren tot een bepaalde clan beperkingen voor verblijf in een bepaald gebied betekent. Indien die beperkingen niet aanwezig zijn, wordt de asielaanvraag afgewezen. Om technische redenen (geen rechtstreekse vliegverbindingen, geen reisdocumenten, geen overeenkomst met de autoriteiten) vond geen gedwongen terugkeer plaats.
4.5 Activiteiten van internationale organisaties In Somalië is een groot aantal NGO's, VN- en andere internationale organisaties actief en vertegenwoordigd, met aanwezigheid van lokale zowel als ­ in mindere mate - internationale staf. Vanwege de veiligheidssituatie worden de activiteiten evenwel beheerd vanuit Nairobi, Kenia. Het reizen in en naar Somalië, met name door internationale staf, is omkleed met veiligheidsmaatregelen, waarbij steeds wordt gedifferentieerd naar tijd en plaats. Lokale staf kan er over het algemeen makkelijker opereren. Van ICRC is alle internationale staf in Nairobi gestationeerd, terwijl in Somalië alleen lokale staf werkt. Wel bezoeken internationale stafleden Somalië regelmatig. In deze verslagperiode werden voor de aanvang van de militaire acties in Irak de internationale stafleden van de EC-liaisonkantoren in Somalië geëvacueerd. Nadat bleek dat de invasie in Irak geen anti-westerse stemming in Somalië teweeg bracht, keerden de stafleden medio april 2003 op hun post terug. De stafleden van VN- en non-gouvernementele organisaties zijn in de verslagperiode in Somalië
43


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

gebleven.
De internationale aanwezigheid in Somalië is met name gericht op humanitaire hulp en rehabilitatiehulp. Om een indicatie te geven van de schaal van de activiteiten: het voor 2003 door de VN aan de internationale gemeenschap gevraagde bedrag voor hulp aan Somalië (het Consolidated Appeal) bedraagt USD 71 miljoen. In de praktijk wordt hiervan overigens nog geen 50% gehaald. UNHCR ondersteunt programma's voor georganiseerde vrijwillige terugkeer van groepen Somaliërs uit Ethiopië, Kenia, Djibouti, Jemen en Egypte naar Somaliland en Puntland. In Kenia houdt een groep van 2.880 vluchtelingen zich gereed om naar Somalië terug te keren. Vijftig Somaliërs van deze groep werden door de UNHCR reeds op 13 mei 2003 naar Galkayo in Puntland overgebracht64. Daarnaast wordt de terugkeer van individuele Somaliërs gefaciliteerd die zelf aangeven terug te willen keren naar andere delen van het land. Naar schatting bevonden zich in januari 2003 nog ongeveer 200.000 Somalische vluchtelingen in de buurlanden Ethiopië (32.000), Djibouti (21.000), Kenia (142.000) en Eritrea (4.600). In de periode januari ­ juni 2003 keerden 788 Somaliërs georganiseerd terug65. Deze repatrianten waren afkomstig uit Kenia en Djibouti. Terugkeer naar Zuid- en Centraal Somalië wordt alleen dan gefaciliteerd indien betrokkene hierop aandringt. De UNHCR-steun behelst dan alleen het vervoer, niet de materiële steun die men normaliter ontvangt bij georganiseerde terugkeer. Het vredesproces is voor UNHCR vooralsnog geen aanleiding geweest om over te gaan tot groepsgewijze gefaciliteerde terugkeer naar het Zuid- en Centraal Somalië.
5 Samenvatting
De verdeeldheid en fragmentatie die Somalië sinds 1991 kenmerken duurden in de periode februari 2003 ­ augustus 2003 voort. Het gezag van de Transitional National Government (TNG) als regering van nationale eenheid is vrijwel verdwenen. Het beperkt zich tot een klein deel van Mogadishu. De oppositie, met name de Somali Restoration and Reconciliation Council (SRRC), kon door onderlinge verdeeldheid evenmin op een positieve wijze bijdragen aan de ontwikkelingen in Somalië. Deze tweedracht was in deze verslagperiode oorzaak van menige gewelddadige confrontatie.
Bij buurlanden blijft Somalië om tegengestelde redenen in de belangstelling staan. Libië, Saoedi-Arabië en Djibouti steunen de TNG om Somalië als islamitische eenheidsstaat te behouden. Ethiopië daarentegen heeft belang bij een verdeeld
64 AFP persbericht, 13 mei 2003
65 UNHCR, Nairobi, 15 juli 2003
---


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

Somalië. Internationaal bestaat eveneens aandacht voor Somalië, bevreesd als men is dat het verdeelde en stuurloze land een veilige haven zal zijn voor terroristen. Dit mag met name blijken uit de steun van de VS en EU voor het vredesproces in Mbagathi (Kenia), dat als laatste kans wordt gezien om stabiliteit en ontwikkeling in Somalië tot stand te brengen.
In de verslagperiode duurden in diverse delen van Zuid- en Centraal-Somalië de gewapende conflicten onverminderd voort. Dit ondanks het in Eldoret - waar het vredesproces aanving - overeengekomen staakt-het-vuren van eind oktober 2002. Deze conflicten waren deels van puur lokale aard, deels het gevolg van verdeeldheid binnen clanfamilies, alsook van genoemde tegenstelling tussen TNG en SRRC. Deze gewapende conflicten speelden voornamelijk in en rond de steden Mogadishu en Kismayo. De provincies Bay en Bakool waren opnieuw regelmatig toneel van de veel slachtoffers eisende machtstrijd tussen RRA-leider Shatiguduud en zijn opponenten Madobe en Habsade. Om deze reden kunnen deze provincies tezamen met de eerdergenoemde steden Mogadishu en Kismayo als conflictgebied worden aangemerkt.
In de provincies Lower- en Middle Juba, Lower en Middle Shabelle en Gedo vonden intra- en interclangevechten plaats, zij het met lagere intensiteit en frequentie. Deze gebieden kunnen wat veiligheid voor de burger betreft tot het overgangsgebied worden gerekend.
Door het voortgaande democratiseringsproces heeft de regering van Somaliland aan gezag gewonnen en is de stabiliteit van de samenleving toegenomen. In Puntland heeft de verzoening tussen president Yusuf en generaal Ade er voor gezorgd dat gedurende deze verslagperiode nauwelijks gewapende incidenten plaatsvonden. Het gezag over de provincies Sanaag en Sool bleef een twistpunt tussen Somaliland en Puntland.
Aan het eind van deze verslagperiode kunnen als relatief veilig gebied worden beschouwd: Somaliland, Puntland, de centrale provincies Hiiran en Galgaduud en het zuiden van Mudug, alsook de eilanden voor de kust van Zuid-Somalië. Een stabiele veiligheidssituatie wil echter niet zeggen dat in het relatief veilige gebied geen mensenrechtenschendingen zouden voorkomen. In Somaliland werd tegen demonstranten geweld gebruikt en werd een voormalig minister van Somalië gedeporteerd omdat hij bekend staat als voorstander van een eenheidsstaat Somalië. In Puntland zijn politieke partijen nog altijd niet toegestaan. De kwaliteit van de rechtsgang is in het beste geval (Somaliland) zwak te noemen. Gevangenisomstandigheden zijn in de verslagperiode niet verbeterd en dus blijven deze beneden internationale normen. Ondanks wettelijke verboden (in Somaliland en in Puntland) vindt vrouwenbesnijdenis op grote schaal plaats. Voorlichtingscampagnes van diverse NGO's proberen een kentering op dit gebied tot stand te brengen.

45


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

De marginale positie van de binnenlands ontheemden in hervestigingsgebieden maakt deze groep kwetsbaar voor uitbuiting.
In Somalië bestaan geen formele waarborgen tegen schending van mensenrechten. Bij afwezigheid van een effectieve centrale overheid blijft de naleving van de mensenrechten afhankelijk van de relatie tussen lokaal bestuur en bevolking. De rechtsgang is beperkt. Shari'arecht mist een eenduidige interpretatie door de rechters. De positie van vrouwen en minderheden blijft een ondergeschikte. Zoals blijkt uit vigerende migratiepatronen is hervestiging in het relatief veilige deel van Somalië zonder dat men clanbanden heeft met het desbetreffende gebied in veel gevallen mogelijk. Personen van een andere clan dan de in dat gebied dominante clan wordt doorgaans weinig in de weg gelegd. Dit is echter niet het geval indien sprake is (geweest) van ernstige, gewapende conflicten in het heden of recente verleden tussen de clan waartoe men behoort en de clan die het beoogde hervestigingsgebied domineert. Met name Somali die zich in het verleden politiek of militair hebben geprofileerd in conflicten met een bepaalde clan, kunnen problemen ondervinden bij vestiging in het woongebied van die clan. Ook bepaalde minderheden hebben zich gevestigd in het relatief veilige gebied. Hoewel hun sociaal-economische positie over het algemeen marginaal is, worden zij niet vervolgd en is hun veiligheid niet in gevaar. In geen van de andere Europese landen die in dit ambtsbericht worden genoemd, vond in de verslagperiode gedwongen terugkeer van Somaliërs naar Somalië plaats.
Somaliërs die vrijwillig terugkeren naar het relatief veilige deel van Somalië ondervinden geen problemen bij inreis of vestiging van de kant van de lokale autoriteiten. Voor georganiseerde terugkeer naar Somaliland en Puntland is de instemming van deze autoriteiten nodig. UNHCR beschouwt Somaliland en Puntland als voldoende veilig voor terugkeer en bevordert dan ook alleen naar die gebieden georganiseerde terugkeer voor personen die uit die gebieden afkomstig zijn.

46


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003


Bijlage I LANDKAART (ADMINISTRATIEF)


47


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003


Bijlage II LANDKAART (CLANS)


48


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003


Bijlage III LIJST VAN AFKORTINGEN (met uitzondering van namen van facties, zie hiervoor Bijlage IV) AI Amnesty International
AU Afrikaanse Unie
EU Europese Unie
EIU Economic Intelligence Unit
ICRC International Committee of the Red Cross IGAD Intergovernmental Authority on Development IOM Internationale Organisatie voor Migratie NGO Niet-gouvernementele organisatie OLF Oromo Liberation Front
UNDOS United Nations Development Office for Somalia UNDP United Nations Development Programma UNHCR United Nations High Commissioner for Refugees UNITAF Unified Task Force
UNOSOM United Nations Operation in Somalia UNPOS United Nations Political Office for Somalia UNSC United Nations Security Council USD United States Dollar
VN Verenigde Naties
VS Verenigde Staten


49


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003


Bijlage IV LIJST VAN FACTIES
JVA Juba Valley Alliance Coalitie tussen Habar Gedir/Ayr en SNF/Marehan,
die een gedeelte van Lower Juba beheersen. Gelieerd aan de TNG. PSC Puntland Salvation Council Beweging van tegenstanders van president Yusuf, opgericht door Jama Ali Jama in oktober 2001
RRA Rahanweyn Resistance Army Politiek-militaire groep gevormd door de Rahanweyn in 1995, geleid door Hassan Mohamed Nur "Shanti Gadood" (alias "Shatiguduud" of "Shargadud"). Belangrijk deel van de SRRC. SNA Somali National Alliance Politieke factie van de Hawiye/Habar Gedir; maakt deel uit van het USC; is verdeeld in een factie onder leiding van Hussein Aidid en een factie onder leiding van Osman "Ato". Maken deel uit van SRRC. SNF Somali National Front Factie van de Darod/Marehan in Gedo; wordt geleid door generaal Omar Haji Masaleh. Sinds april 1999 is een subfactie, bestaande uit Marehan oorspronkelijk afkomstig uit Galgadud, afgescheiden onder leiding van Ali Nur (die werd gedood in april 1999) en vervolgens door Ahmed Sheikh Burale. SNM Somali National Movement Beweging van de Issaq uit het noordwesten, opgericht in 1980. SPA Somali Peace Alliance Politieke en militaire coalitie, gevormd op 16 augustus 1999 in Garowe, de hoofdstad van Puntland; bestaande uit het RRA, het SPM/Morgan, de SNF-subfactie van Ahmed Sheikh Burale, de Somali Consultative Conference van kolonel Omar Hashi Aden en het leger van Puntland. SPM Somali Patriotic Movement
50


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

Beweging die in 1989 werd opgericht door de Darod/Ogadenclan en in 1990 tegen de troepen van Barre (Darod/Marehan) vocht. In 1991 gesplitst in aantal facties waaronder een factie onder leiding van de Darod/Majerteen generaal Morgan (SPM/Morgan). Daar de andere facties
nauwelijks nog bestaan wordt met SPM ook wel de factie Morgan aangeduid. Sinds 1997 bestaat de achterban van de SPM/ Morgan uit de Darod/Harticlans (d.w.z. Majerteen, Dulbahante en Warsangeli clans). SRRC Somali Reconstructionand Recociliation Council
Coalitie van tegenstanders van de TNG, bestaande uit de RRA, SPM/Morgan, en de Hawiye-krijgsheren Aidid, Ato en Musa Sudi, opgericht in maart 2001. SSNM- BIREM Southern Somali National Movement-Bimal Resistance Movement Politieke beweging van de Bimal, onder leiding van Abdullahi Sheikh Ismael. Maakt deel uit van de SRRC. TNA Transitional National Assembly. Het tijdens de vredesconferentie van Arta gekozen nationale parlement. TNG Transitional National Government De nationale overgangsregering die is benoemd als uitvloeisel van de vredesconferentie van Arta en de vorming van de TNA (hierboven). USC United Somali Congress Hawiye groep, gevormd in 1989, die in 1991 het bewind Barre in Mogadishu omverwierp. Is sinds die tijd verdeeld geraakt in een aantal subfacties, waaronder USC/SNA, USC/SSA en USC/PM.

51


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003


Bijlage V LITERATUUR
Bij de totstandkoming van dit ambtsbericht is gebruik gemaakt van de volgende openbare bronnen:
Abdullahi, Mohamed Diriye, Minorities of Somalia: Victims forgotten amid War and Chaos (1998), http://www.antro.uu.se/bh/nomadnet/diriye.html Administration of Somaliland with the support of UNDP and UNHCR, Plan of Action for Repatriation, Rehabilitation and Reintegration (Hargeisa, juli 1999) Ambroso, G. Somalis in the Horn of Africa (UNHCR, z.j.) Amnesty International, Comments on the Action Plan for Somalia adopted by the High Level Working Group on Asylum and Migration (Brussel, 1 december 1999) Amnesty International, afdeling Vluchtelingen, brieven aan Vluchtelingenwerk d.d. 13 juli 2001 en aan A.J.J. Fraanje d.d. 3 oktober 2001 Bennett, Olivia, Jo Bexley en Kitty Warnock, Vrouwen in Oorlog, NOVIB (Den Haag, 1995)
Bryden, Matt: New Hope for Somalia? The Building Blocks Approach. In: Review of African Political Economy Vol.26 nr.79 (maart 1999) Bryden, Matt: Reviving the Somali Peace Process: Perspectives and Prospects in the Post-Arta Period (paper presented to the 8th congress of the Somali studies international association, juli 2001
Cassanelli, L. Victims and Vulnerable Groups in Southern Somalia (Ottawa, Canada, mei 1995)
Danish Immigration Service/Swedish Immigration Service, Report on the Nordic fact-finding mission to the Gedo Region of Somalia, 15 to 30 October 1998 (Copenhagen, november, 1998)
Danish Immigration Service/Swedish Immigration Board, Report on Nordic fact- finding mission to Nairobi and the Middle Shabelle region of Somalia 21 February
- 6 March 1999 (Copenhagen, 1999)
Danish Immigration Service, Fact finding mission tot Somalia 2002. Europa Publications, Africa South of the Sahara 2000, Somalia, Recent History (Londen, 1999)

52


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

EIU, Country Report Somalia, maart 2003 (Londen)
Helander, B. The Somali Family, in: Conference Report I, Life and Peace Institute, z.j. (ca. 1993)
Herbold Green, R. Khatt and the realities of Somalis: Historic, Social, Household, Political & Economic, Review of African Political Economy No. 79:33-49, Jrg. 26, maart 1999
Immigration and Nationality Directorate, UK Home Office: Country Assessment Somalia, oktober 2000
ICRC, Country Report Somalia, ICRC worldwide consultation on the rules of war, Report by Greenberg Research, Inc. (Geneva, oktober 1999) ICRC: the ICRC in Somalia (5 maart 2002)
Joint British, Danish, and Dutch Fact-finding Mission to Nairobi, Kenya: Report on Minority Groups in Somalia (november 2000)
Luling, Virginia, Minority Groups in Traditional Somali Society (1983) Lewis, I.M. Understanding Somalia (Londen, 1981, 1993) Lewis, I.M. Peoples in the Horn of Africa (Londen, 1994) Minority Rights Group International, Minority children of Somalia, in: War: The Impact on Minority and Indigenous Children (1997)
Medani, Khalid: Report on Internal Migration and Remittance Inflows in NW and NE Somalia (Nairobi, 2000)
Menkhaus, Ken: Somalia: a Situation Analysis, november 2000 Perouse de Montclos, M.A.: Minorities and Discrimination, Exodus and Reconstruction of Identities: the case of Somali refugees in Mombasa, 1997 Raad van de Europese Unie, Actieplan voor Somalië (Brussel, 1999) Somaliland Centre for Peace and Development/War-torn Societies Project (WSP), DRAFT Rebuilding from the ruins: A Self-Portrait of Somaliland (Hargeysa, oktober 1999)

53


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

Samatar, Ahmed I., ed. The Somali Challenge, from catastrophe to renewal? (London, 1994)
Simons, Anna, Networks of dissolution, Somalia undone (Colorado, 1995) UNCU, Discussion Paper: Talking Seriously about Somalia (Genève, 7 februari 2002)
UNDOS, Lower Shabelle Region, Study on Governance (Nairobi, november 1997)
UNDOS, Studies on Governance: Awdal Region (Nairobi, december 1997) UNDOS, DRAFT for Review: The Puntland State of Somalia (Nairobi, juni 1999) UNDOS, South Mudug and Galgadud, Draft Preliminary Assessment Report (Nairobi, juli 1999)
UNDOS, Assessment of the Judiciary System of Somaliland (Nairobi, november 1999)
UNDP, Human Development Report Somalia 2001 (Nairobi, 2001) UN/ECOSOC, Situation of Human Rights in Somalia, Report of the Independent Expert, Ms. Mona Rishmawi, 26 januari 2000 (New York, 2000) UN/ECOSOC, Situation of Human Rights in Somalia, Note by the Secretariat, 13 maart 2001 (New York, 2001)
UN/ECOSOC, Situation of Human Rights in Somalia, Report of the Independent Expert, Dr. Ghanim Alnajjar (14 januari 2002)
UNHCR, 2000 Global Report ­ Somalia
UNHCR, Background Paper on Somalia for the European Union High Level Working Group on Asylum and Migration (Genève, maart 1999) UNHCR, The impact of the current situation on repatriation to Somalia (Nairobi, mei 2000)
UNICEF, Survey of Primary Schools in Somalia 2000/2001, vol. 1 (september 2001)

54


Algemeen ambtsbericht Somalië | September 2003

UNICEF, Childhood denied: Assessment of children in need of special protection measures in Somalia (draft)(januari 2000)
UN Interagency Returnee Settlement Area Assessment: Draft Informational Report, Hargeisa, mei 2002
UNOHCHR, SCCP Rule of Law Component, UNDP Somalia Civil Protection Programme (2001)
UNOCHA, Consolidated Appeal 2002: Somalia (Nairobi, november 2001) UNSC, Report of the Secretary-General on the Situation in Somalia (New York, augustus 1999, december 2000, oktober 2001 en februari 2002) UNSC, Statement by the President of the Security Council, (New York, 11 januari 2001, 31 oktober 2001)
US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices for 2001 (Washington, febr. 2002)
US Department of State, International Religious Freedom Report, (Washington, okt. 2001)
Waal, A. de, Land Tenure and the Roots of Conflict in Somalia, Research Seminars, Rural Development Studies, Institute of Social Studies (Den Haag, 1993/94)
Waal, A. de, Land tenure, the creation of famine and prospects for peace in Somalia, paper presented at Uppsala forum (januari 1994) War Torn Societies Somali Programme, Rebuilding Somalia: issues and possibilities for Puntland (Londen, 2001)
Diverse nieuwsdiensten (AFP, Reuters, IRIN, e.a.)

---




---- --