Aan de voorzitter van het Comité van Ministers van de Nederlandse
Taalunie
Mevrouw mr. M.C. van der Laan
Staatssecretaris van Cultuur en Media
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
Postbus 25000
2700 LZ ZOETERMEER
datum: 29 september 2003
onderwerp: Advies inzake taalvariatie
Geachte mevrouw Van der Laan,
Hierbij ontvangt u het adviesrapport van de Raad voor de Nederlandse
Taal en Letteren (RNTL) inzake taalvariatie.
De RNTL heeft de afgelopen jaren in verschillende adviezen aandacht
besteed aan taalvariatie. Het betreft achtereenvolgens het Raadsadvies
inzake de erkenning van het Zeeuws als regionale taal van 26 juli
2001, het Raadsadvies inzake taalbeleid in Europees perspectief van 14
augustus 2001 en het Raadsadvies over het meerjarenbeleid van de
Nederlandse Taalunie 2003-2007 van 3 september 2001. Naar aanleiding
van het advies "Naar een samenhangend taalbeleid voor het Nederlands
vanuit Europees perspectief" is nu, op verzoek van het Comité van
Ministers, een nader advies uitgewerkt over taalvariatiebeleid in
Taalunieverband. De Raad heeft ter voorbereiding van het advies een
Werkgroep Taalvariatiebeleid ingesteld.
De Raad heeft het rapport van de werkgroep besproken in zijn plenaire
vergaderingen van 20 juni en 12 september 2003 en heeft besloten het
integraal over te nemen.
Achtergronden
Het rapport heeft betrekking op het Nederlands als gesproken en
geschreven taal. Het behandelt zowel variatie binnen de Standaardtaal
als variatie die tot uitdrukking komt in dialecten, regiolecten en
sociolecten van het Nederlands zoals gebruikt in België en Nederland.
In het rapport wordt een onderscheid gemaakt tussen
Standaardnederlands en niet-Standaardnederlands. Standaard- en
niet-standaardvariëteiten vervullen complementaire communicatieve en
sociale functies. Binnen het Standaardnederlands wordt onderscheid
gemaakt tussen taalgebruik in formele domeinen en in de schrijftaal,
en taalgebruik in meer informele domeinen, met name in de spreektaal.
De werkgroep onderkent dat er geografisch en historisch bepaalde
verschillen bestaan tussen het Standaardnederlands in Nederland en het
Standaardnederlands in België. In de geschreven Standaardtaal en het
daar dicht bij aansluitende formele register van gesproken taal is er
meer convergentie dan in de gesproken taal, waar zelfs enige
divergentie is waar te nemen.
De werkgroep heeft in zijn rapport een middenweg gezocht tussen
streven naar standaardisering een streven naar erkenning van
taalvariatie als natuurlijk maatschappelijk verschijnsel. De Raad kan
zich vinden in de uitgangspunten die de Werkgroep Taalvariatiebeleid
heeft geformuleerd.
* Het onderkennen en accepteren van taalvariatie dient een
belangrijk uitgangspunt te zijn voor overheidsorganen die zich met
taalbeleid bezighouden.
* Ten aanzien van variatie binnen de Standaardtaal verdient het de
voorkeur het accent te leggen op normvorming en niet op normgeving
opdat het beleid aansluit bij de talige werkelijkheid, waar sprake
is van diversiteit.
* Uit de aard der zaak richt taalbeleid zich vooral op de
standaardvariëteiten, maar vanwege hun maatschappelijke functie
dient ook aandacht besteed te worden aan
niet-standaardvariëteiten.
Adviezen
Deze zienswijze heeft consequenties voor de verschillende domeinen van
het taalbeleid. De Raad heeft in zijn vergadering van 12 september jl.
een keuze gemaakt uit de in het rapport vermelde aanbevelingen die met
prioriteit uitgevoerd dienen te worden. Hij heeft zich daarbij laten
leiden door de Nederlands-Vlaamse integratie die het Taalunieverdrag
voorstaat en door het uitgangspunt van het meerjarenbeleidsplan
2003-2007, te weten de ondersteuning van de taalgebruiker zodat die in
alle mogelijke situaties van het Nederlands gebruik kan maken.
Standaardvariëteiten
Status
Erkenning van de taalpolitieke en taalkundige gelijkwaardigheid van
Nederlands Nederlandse en Belgisch Nederlandse standaardvariëteiten en
attitudevorming om die erkenning ook in de praktijk gestalte te geven:
* Acties die erop gericht zijn taalgebruikers te sensibiliseren voor
het bestaan van verschillende standaardvariëteiten. Zij moeten er
ook van bewust gemaakt worden dat variatie een normaal
verschijnsel is.
* Het inventariseren van situaties waarin verschillen tussen de
Belgische en Nederlandse standaarden voor burgers een rol spelen
(bijvoorbeeld voor vertalers, journalisten en schrijvers) en
streven naar positieve attitudevorming ten opzichte van die
variatie bij de betreffende actoren.
Corpus
* Het realiseren van een corpus waarin Belgisch Nederlandse en
Nederlands Nederlandse variëteiten expliciet worden beschreven.
* Beschrijving van de Standaardtaal in al haar facetten (uitspraak,
lexicon, grammatica) en het voortdurend bijhouden van al haar
(sub)variëteiten.
* Waar mogelijk afstemming van terminologie.
Acquisitie
* Bewustmaking van de verschillen in het onderwijs, zowel in het
moedertaalonderwijs als in het onderwijs voor Nederlands als
tweede taal als in de extramurale Neerlandistiek.
Niet-standaardvariëteiten
Status
* Erkenning van de functionele gelijkwaardigheid van variëteiten.
* Taalvariëteiten behandelen als cultureel erfgoed.
* Geen erkenning van regionale variëteiten van het Nederlands
krachtens het Europees Handvest, maar in afstemming met Europese
partners in de Europese Federatie van Taalbeleidsinstellingen
beleid ontwikkelen voor de ondersteuning van deze variëteiten.
Corpus
* Het opzetten van een Nederlands-Vlaams institutioneel kader waarin
variatieonderzoek op structurele basis kan plaatsvinden.
Om draagvlak te scheppen voor bovenstaande adviezen beveelt de Raad
aan om een aantal sensibiliseringssacties te ondernemen, waarbij onder
meer gebruik gemaakt wordt van radio- en tv-spots en brochures.
Met vriendelijke groeten,
Annick Schramme,
Voorzitter RNTL
Bijlage
Rapport VARIATIE IN HET NEDERLANDS: EENHEID IN VERSCHEIDENHEID
Taalvariatiebeleid in Taalunieverband
---
© Nederlandse Taalunie
Nederlandse Taalunie