Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 2513 AA `s-GRAVENHAGE

Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer ABG/DB/03/75177 333

Onderwerp Datum Contactpersoon kabinetssstandpunt evaluatie wet SAMEN 26 september 2003

Hierbij bied ik u aan het kabinetsstandpunt wet SAMEN, met bijgevoegd het onderzoeksrapport Evaluatie Wet SAMEN, `De partners aan het woord', feiten, ervaringen en visies.


1. Aanleiding en inleiding
Per 31 december 2003 loopt de wet Stimulering Arbeidsdeelname Etnisch Minderheden (SAMEN) af. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft (voorjaar 2003) toegezegd de Tweede Kamer zomer 2003 te berichten over de vraag of en, zo ja, op welke wijze werkgevers verder gestimuleerd kunnen worden in het voeren van multicultureel personeelsbeleid gericht op in- en doorstroom en behoud van etnische minderheden. (TK 2002-2003, 27223 nr. 44 )
Het kabinet wil de arbeidsparticipatie van etnische minderheden verhogen van 50% in 2001 tot 54% in 2005. Dit streven past in de opvatting van het kabinet dat het economisch noodzakelijk en maatschappelijk zeer gewenst is de arbeidsparticipatie te vergroten van groepen waarvan het potentieel op dit moment onderbenut is. Het kabinet is zich terdege bewust van het feit dat de arbeidsmarktpositie van etnische minderheden nog steeds zorgelijk is. Hoewel sinds 1995 sprake is geweest van een flinke verbetering, is de werkloosheid onder deze doelgroep in 2002 met 10% nog steeds driemaal zo hoog als die onder autochtonen. Veel allochtonen werken in lage en/of flexfuncties, hun doorstroming in bedrijven laat te wensen over.

Het kabinet plaatst de evaluatie van de wet SAMEN in het bredere kader van het specifieke arbeidsmarktbeleid voor etnische minderheden en de inzet daarbinnen van instrumenten die gericht zijn op werkgevers. De wet SAMEN is één van die instrumenten. In dat verband worden ook de ervaringen met en resultaten van andere instrumenten, zoals het MKB-minderhedenconvenant, de .KOM-projecten en het Raamconvenant Grote Ondernemingen (RGO) bij de evaluatie betrokken.

Dit kabinetsstandpunt schetst kort de achtergrond van de wet en de naleving ervan. Vervolgens worden het evaluatieproces en de uitkomsten ervan samengevat. Tenslotte wordt een voorstel op hoofdlijnen gedaan voor uitgangspunten van en in te zetten instrumenten voor het ondersteunen van werkgevers in de komende jaren.




---


2. De wet SAMEN
De wet SAMEN is als tijdelijke wet per 1 januari 1998 ingevoerd. Doel van de wet (evenals dat van haar voorganger, de Wbeaa) is het bevorderen van een evenredige arbeidsdeelname van etnische minderheden door het voeren van een multicultureel personeelsbeleid. De wet is tevens bedoeld als ondersteunend instrument van het tweede minderhedenakkoord van sociale partners 'Met minderheden meer mogelijkheden'.

De wet verplicht werkgevers met een onderneming waarin tenminste 35 personen werkzaam zijn, tot het voeren van een afzonderlijke personeelsregistratie en het opstellen van een jaarverslag wet SAMEN. In het jaarverslag vermeldt de werkgever het aantal allochtone werknemers (volgens de definitie van de wet), de niveaus waarop zij werkzaam zijn en welke maatregelen worden getroffen om evenredigheid te realiseren.

De afgelopen jaren is aanzienlijk geïnvesteerd in het ondersteunen van werkgevers bij de uitvoering van de wet en het voeren van multicultureel personeelsbeleid. Te denken valt onder meer aan:
· de website www.wetsamen.nl, met onder meer informatie over multicultureel personeelsbeleid, een benchmarkinstrument en de mogelijkheid om gedeponeerde jaarverslagen digitaal in te zien;
· de telefonische helpdesk wet SAMEN;
· de bedrijfsadviseurs minderheden bij de CWI's.

De afgelopen jaren is een toenemend percentage bedrijven de wet gaan naleven, tot 82% over het jaar 2001, het meest recente jaar waarover gegevens beschikbaar zijn. Uit de analyse van de jaarverslagen blijkt dat:
· het aandeel werkzame etnische minderheden nagenoeg is gestabiliseerd (8,5% in 2001 tegenover 8,6% in 2000);
· meer etnische minderheden zijn ingestroomd dan uitgestroomd (14,5% t.o.v. 12,6%); · het aandeel etnische minderheden op de lagere functieniveaus in vergelijking met voorgaande jaren licht is gestegen. Op de hogere functies is er sprake van een daling; · het aantal maatregelen dat bedrijven nemen om de positie van etnische minderheden te verbeteren met 17% is toegenomen; gemiddeld zijn dat 4 maatregelen per bedrijf en staan er ook nog 5 op stapel;
· grote ondernemingen (>500 werknemers) de wet vaker naleven (66,1%) dan kleine ondernemingen met 35 tot 49 werknemers (38,4%); · de sector overheid/onderwijs/gezondheidszorg met een nalevingspercentage van 71,4% het hoogst scoort.

Belangenorganisaties Forum, Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie en Landelijk Overleg Minderheden hebben bedrijven en gemeenten aangeschreven die niet aan hun wettelijke verplichtingen voldeden. Deze actie had als doel de naleving en uitvoering van de wet te verbeteren. Het mogelijk starten van een civiele procedure is voor een aantal van de organisaties aanleiding geweest om de wet alsnog na te leven. Uit de actie werd duidelijk dat de aangeschreven bedrijven niet onwelwillend staan tegenover de wet, maar behoefte hadden aan praktische ondersteuning om de wettelijke verplichtingen na te kunnen komen.1


1 `Wet SAMEN, een juridisch antwoord op het niet-naleven van de wet', LOM, Forum en LBR, Utrecht, 2003





---


De wet SAMEN is bedoeld als een tijdelijk instrument. Die tijdelijkheid is een bewuste keus: de wet moest een impuls geven aan de bewustwording en aan concrete acties binnen bedrijven. De wetgever heeft er bewust voor gekozen deze tijdelijkheid in de wet te verankeren: de wet vervalt automatisch op 1-1-2004.

3. De wetsevaluatie
In opdracht van het ministerie van SZW heeft KPMG onderzoek2 gedaan naar de feiten en meningen rondom de wet. Centrale vraag daarbij was of de wet een geschikt instrument is om werkgevers te stimuleren tot het verhogen van de arbeidsparticipatie van etnische minderheden. Belangrijkste conclusies m.b.t. deze vraag zijn: · veel werkgevers lijken de registratie vooral als een doel op zich te zien en niet als startpunt voor het ontwikkelen van intercultureel management; · er is een grote voorkeur voor minder administratieve ballast; · vooroordelen jegens en/of slechte ervaringen met allochtonen spelen een belangrijke rol bij werkgevers;
· het effect van de wet op verhoging van de in- en doorstroom en vermindering van de uitstroom van allochtonen in bedrijven en op verbetering van hun arbeidsmarktpositie wordt door de respondenten sterk betwijfeld; · de wet is vooral succesvol geweest m.b.t. het bevorderen van de bewustwording van de positie van etnische minderheden op de arbeidsmarkt. Het aantal maatregelen dat bedrijven (willen) treffen om multicultureel personeelsbeleid te bevorderen is eveneens fors toegenomen;
· met name convenanten en branchegerichte afspraken worden als succesvol ervaren; · als belangrijkste knelpunten worden genoemd het ontbreken van draagvlak en prioriteit en deskundigheid m.b.t. multicultureel personeelsbeleid binnen bedrijven. · werkgevers, overheid en de doelgroep zelf moeten nu en in de toekomst een belangrijke rol op dit terrein blijven spelen;
· er is een breed draagvlak voor een integrale aanpak waarbij diversiteit als uitgangspunt wordt gehanteerd (leeftijd, sekse, etniciteit)

In aanvulling op het KPMG-rapport heeft het ministerie van SZW zomer 2003 de meningen gepeild van een aantal betrokken organisaties.3 Ook is overleg gevoerd met de organisaties van werkgevers en werknemers in de Stichting van de Arbeid. Bovendien zijn brieven ontvangen van onder meer de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) en van diverse minderhedenorganisaties. Hieruit blijkt:
· nagenoeg alle gesprekspartners (ongeacht hun opvatting over het nut van de wet SAMEN) benadrukken het belang van het onderbrengen van `multicultureel personeelsbeleid' binnen een breder `diversiteitsmanagement' als focus van modern human resource management binnen bedrijven. Binnen zo'n diversiteitsmanagement zouden werkgevers in ieder geval aandacht moeten besteden aan de dimensies `etniciteit', `sekse' en `leeftijd' van hun personeelssamenstelling op diverse


2 `Evaluatie Wet SAMEN, de partners aan het woord: feiten, ervaringen en visies', KPMG, Utrecht, augustus 2003; het onderzoek bestond uit een exploratieve schriftelijke enquête onder werkgevers en overige partijen, interviews met stakeholders, een werkconferentie en literatuurstudie.


3 Gesproken is met FNV en CNV, VNO-NCW, MKB-Ned., CWI, VNG, LOM, LBR, Forum, E-quality, Taskforce Ouderen en Arbeid, CGB, Syntens, expertisecentrum Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en Kenniscentrum Integratie Etnische Minderheden.




---


functieniveaus. Als benadering kan diversiteitsmanagement rekenen op meer draagvlak onder werkgevers dan `multicultureel personeelsbeleid' sec; · werkgeversorganisaties en CWI benadrukken dat het maximale effect van de wet bereikt is en pleiten ervoor het accent te verleggen naar andere instrumenten ter ondersteuning van het voeren van diversiteitsmanagement in bedrijven; · minderhedenorganisaties en FNV en CNV pleiten voor continuering van de nu in de wet SAMEN opgenomen registratieverplichting: zij zien die als aangrijpingspunt voor maatsschappelijke actie richting bedrijven en als kennisbron voor beleidsontwikkeling. In aanvulling daarop zijn zij voorstander van inzet van andere instrumenten gericht op het ondersteunen van diversiteitsmanagement. Zij benadrukken dat de overheid samen met sociale partners een actieve rol moet blijven spelen in het arbeidsmarktbeleid voor etnische minderheden.
De CGB pleit eveneens voor handhaving van de registratie(verplichting); de gegevens gebruikt zij in haar onderzoek.

4. Toekomstige ondersteuning van werkgevers
Het kabinet concludeert op basis van het evaluatieonderzoek dat de wet SAMEN op dit moment haar positief effect maximaal heeft bereikt; (continuering van) regelgeving is de komende jaren geen effectief instrument meer om werkgevers te stimuleren een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van etnische minderheden. Gezien de conclusies van het evaluatierapport en de kabinetsdoelstelling om te dereguleren en de administratieve lasten voor werkgevers te verminderen, ligt het in de rede om niet over te gaan tot vormgeving van nieuwe wettelijke verplichtingen à la die van de wet SAMEN of tot verankering van de wettelijke registratieverplichting in bestaande wetten (zoals de Algemene wet gelijke behandeling, de wet Ondernemingsraden of de wet Jaarrekening). Immers: het bewustwordingseffect van de wet is `uitgewerkt' en effect op de feitelijke positieverbetering van etnische minderheden is niet aantoonbaar en discutabel. Bovendien werkt een langjarige inzet van het instrument regelgeving negatief door naar de inzet van veel werkgevers, een belangrijke partij bij positieverbetering van etnische minderheden op de arbeidsmarkt. Daarnaast is het de vraag welk risico blijvende inzet van regelgeving voor stigmatisering van etnische minderheden met zich meebrengt.

Als follow up van de wet SAMEN wil het kabinet daarom de komende jaren actief inzetten op een aantal andere instrumenten om werkgevers te stimuleren tot diversiteitsmanagement. Deze voorstellen komen op hoofdlijnen overeen met de suggesties die zijn gedaan tijdens de expertmeeting die is georganiseerd als onderdeel van het onderzoek door KPMG en de gespreksronde die daarop is gevolgd.

Uitgangspunten
Het kabinet hecht aan de eigen verantwoordelijkheid van alle partijen afzonderlijk. In de eerste plaats is het in het eigenbelang van ondernemers is om te (blijven) investeren in personeelsbeleid. Multicultureel personeelsbeleid cq. diversiteitsmanagement zal hierin in toenemende mate een belangrijke rol spelen. Immers, door de demografische ontwikkelingen zijn werkgevers de komende jaren voor hun personeelsvoorziening in steeds grotere mate aangewezen op etnische minderheden en andere tot nu toe onderbenutte groepen op de arbeidsmarkt, zoals herintredende vrouwen. Door ontgroening en vergrijzing zal een aanzienlijk percentage van de beroepsbevolking bestaan uit allochtonen. (Het aandeel van minderheden in de jongerenpopulatie is aanzienlijk hoger dan hun aandeel in de




---


totale bevolking.) Volgens prognoses van het CBS groeit de totale populatie niet-westerse allochtonen van 10% nu naar 12% in 2010 (2 miljoen op een bevolking van 17 miljoen). De toename van het aantal allochtonen zal ook na 2010 doorzetten. Het CBS schat in dat in 2050 de niet-westerse populatie zal stijgen tot 22% (3,9 miljoen op een bevolking van 18 miljoen).
Bovendien vormen allochtone burgers ook uit marketingoogpunt een voor bedrijven steeds interessanter bevolkingsgroep. Dit heeft implicaties voor de, commercieel gezien wenselijke, personeelssamenstelling van bedrijven. Uit onderzoek4 naar besteedbaar bedrag blijkt dat het besteedbaar jaarinkomen van de grootste groepen etnische minderheden meer dan 5,5 miljard euro bedraagt. Minder voorzichtige ramingen komen uit op circa 10 miljard euro.
Het ligt dan ook zeer voor de hand dat werkgevers weten hoe hun personeelssamenstelling eruit ziet en welke ontwikkelingen zich daarin aftekenen met betrekking tot in-, door- en uitstroom. Daarom is het gewenst dat werkgevers de registratie van hun personeel op basis van etniciteit, sekse en leeftijd voortzetten. Ook voor maatschappelijke organisaties en de overheid is de beschikbaarheid van deze gegevens van belang.

Desondanks blijkt uit recent onderzoek5 dat de meeste werkgevers uit zichzelf weinig geneigd zijn om actief te investeren in multicultureel personeelsbeleid en verbetering van de arbeids(markt)positie van etnische minderheden. Slechts een klein percentage bedrijven geeft wel het goede voorbeeld.

Ook (allochtone) werkzoekenden en werknemers hebben een eigen verantwoordelijkheid; zij moeten zich actief inzetten om werk te vinden en waar nodig hun positie op de arbeidsmarkt cq. binnen het bedrijf te verbeteren.

Gezien het grote maatschappelijk belang blijft ook de Rijksoverheid haar verantwoordelijkheid nemen. Het kabinet ziet daarbij vooral een positief-ondersteunende, prikkelende rol waarbij bestuurlijke afspraken met sociale partners worden gemaakt, actief met werkgevers wordt meegedacht en vraaggericht instrumenten worden aangeboden. Voor het welslagen van de hierna te noemen instrumenten is een daadwerkelijk commitment van de organisaties van werkgevers en werknemers, zowel op centraal als sectoraal niveau, een voorwaarde. Die betrokkenheid zal ook bij de bestuurlijke vormgeving en de concrete uitvoering van instrumenten tot uitdrukking moeten komen. Deze gezamenlijke verantwoordelijkheid van sociale partners biedt voor maatschappelijke organisaties aanknopingspunten om met werkgevers(organisaties) over dit onderwerp in gesprek te gaan; hen te adviseren en zonodig aan te spreken op het nakomen van gemaakte afspraken, of hen aan te sporen afspraken te maken.

Daarnaast sluit het kabinet zich aan bij de wens, zoals blijkt uit het evaluatie-onderzoek en uit gesprekken met betrokken organisaties, om `multicultureel personeelsbeleid' onder te

4 `Nieuwe Nederlanders: etnomarketing voor diversiteitsbeleid', Pieter Paul Verheggen, Motivaction, (Bureau voor onderzoek en strategieontwikkeling).

5 `Oriëntaties van managers over diversiteitsbeleid, een aspect van maatschappelijk verantwoord ondernemen', VU-SCW, Amsterdam, 2003; `Deuren open voor doelgroepen, Participatie van vrouwen, allochtonen, gehandicapten en ouderen', TNO Arbeid, Hoofddorp, 2002




---


brengen binnen `diversiteitsmanagement' als uitgangspunt van human resource management in bedrijven: gericht op de gewenste diversiteit van het personeelsbestand naar etniciteit, sekse en leeftijd. Onder diversiteitsmanagement wordt hier verstaan: het bewerkstelligen van een evenwichtige diverse samenstelling van personeel binnen arbeidsorganisaties op alle niveaus, alsmede het centraal stellen van de aandacht voor verschillen en het benutten van verschillen door arbeidsorganisaties, waarbij de organisaties zo worden ingericht dat `oog hebben voor verschil' gewaarborgd wordt. In- en doorstroom en behoud van etnische minderheden maakt uiteraard deel uit van een dergelijk diversiteitsmanagement. Hierbij is draagvlak binnen de gehele organisatie een essentiële voorwaarde. De ondernemingsraad en de vakbonden zijn daarbij belangrijke spelers. Een grote rol spelen ook HR-functionarissen: die moeten, meer dan nu het geval lijkt, diversiteitsmanagement als vanzelfsprekende focus krijgen.

Voorstellen
Concreet zal het kabinet met betrekking tot het stimuleren van diversiteitsmanagement in bedrijven de komende tijd de volgende instrumenten/initiatieven nader uitwerken:

· Het stimuleren van registratie t.a.v. etniciteit, sekse en leeftijd door werkgevers: o.a. via afspraken met de Stichting van de Arbeid, afspraken met brancheorganisaties en het bevorderen van afspraken hierover in CAO's. Belangrijk hierbij is de toegankelijkheid van die gegevens voor anderen, in ieder geval door vermelding in het sociaal jaarverslag en wellicht ook op de website van het bedrijf. Het ministerie zal werkgevers daartoe stimuleren via gerichte communicatieactiviteiten. Werkgevers(organisaties) hebben belang bij goede registratie. Uitgangspunt bij (het stimuleren van) registratie en rapportage is dan ook dat sociale partners hiervoor zelf verantwoordelijk zijn.

· Het oprichten van een `Landelijk Centrum Diversiteitsmanagement'(LCD): een klein kernteam van deskundigen dat werkgevers informeert en adviseert, bedrijven met elkaar in contact brengt en `goede voorbeelden' verspreidt. Ook via andere kanalen organiseert het LCD kennisuitwisseling en het uitvoeren van onderzoek. Belangrijke taak kan ook gelegen zijn in het stimuleren van de toepassing van onder meer duale trajecten en `elders verworven competenties'(EVC). Het LCD bevordert de deskundigheid van human resource managers, in bedrijven en via hun opleidingsinstituten. Daarnaast kan het, via het ontwikkelen en toepassen van een bedrijfseconomisch rekenmodel, de kosten en baten van diversiteitsmanagement voor werkgevers inzichtelijk maken. Binnen zo'n centrum kunnen bestaande kennis en informatie, waaronder de gegevens van de Centrale Database wet SAMEN, worden ondergebracht.
Het kabinet wil een LCD onderbrengen bij één van de bestaande expertisecentra. Bij de vormgeving van het LCD zullen de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van sociale partners en organisaties werkzaam op het gebied van vrouwen, minderheden en leeftijdsbewust personeelsbeleid op een herkenbare manier tot uitdrukking worden gebracht.

· Het oprichten van een ambassadeursnetwerk van werkgevers, zowel uit grote bedrijven als uit het MKB; de leden van dit netwerk maken onderling resultaatgerichte afspraken over het nemen van initiatieven in hun eigen achterban: hun bedrijf, branche- of regionaal netwerk. Bedrijven uit het RGO-netwerk zullen hiertoe gericht benaderd worden.




---


Het is van essentieel belang dat werkgevers met `goede voorbeelden' zelf als ambassadeur richting collega's gaan optreden, zodat aanstekelijke successen en leerervaringen breed gedeeld kunnen worden. Dit sluit aan bij initiatieven die worden of zijn genomen op het gebied van herintredende vrouwen (o.a. convenanten) en de Taskforce Ouderen en Arbeid.
Daarnaast kunnen de leden, bijvoorbeeld samen met het LCD, gelijke behandeling binnen bedrijven bevorderen door het introduceren en implementeren van gedragscodes, klachtenregelingen en het 'gelijkebehandelingsproof' maken van bestaande procedures binnen bedrijven.
Bij het oprichten van het ambassadeursnetwerk speelt de overheid een initiërende rol. Het functioneren en `onderhoud' ervan zijn primair een verantwoordelijkheid van de betrokken personen en bedrijven.

· Het afsluiten van convenanten met branches om diversiteitsmanagement te stimuleren; hierbij worden onder meer de ervaringen van RGO, MKB-Minderhedenconvenant en .KOM-projecten benut. Daarbij wordt bezien of aansluiting bij arboconvenanten tot de mogelijkheden behoort. Het LCD kan zowel de totstandkoming van de convenantsafspraken als de uitvoering daarvan met raad en daad ondersteunen. Aan deze convenanten worden geen subsidies gekoppeld.
Ook bij dit instrument is het uitgangspunt dat afzonderlijke werkgevers en sectoren zelf belang hebben bij het maken en uitvoeren van concrete afspraken op dit terrein. Het commitment van alle betrokken partijen moet dan ook tot uiting komen in de bindendheid van de afspraken en het wederzijds aanspreken van partijen op het nakomen van gemaakte afspraken.

Het kabinet zal, daar waar leden van het kabinet optreden als sectorwerkgever, zelf het goede voorbeeld geven wat betreft het maken van afspraken over het concretiseren van diversiteitsmanagement binnen de verschillende onderdelen van de overheid. Belangrijk onderdeel daarvan is het maken van afspraken over goede registratie van en rapportage over het personeelsbestand en ­beleid. Het kabinet gaat er van uit dat gemeenten, provincies en andere publiekrechtelijke organisaties dit goede voorbeeld zullen volgen.

De komende jaren zal de overheid de uitvoering van diversiteitsmanagement door bedrijven blijven monitoren. Belangrijk onderdeel daarvan is het bevorderen van beschikbaarheid van geaggregeerde registratiegegevens op regionaal, wellicht ook sectoraal en landelijk niveau. Het kabinet zal bezien welke instellingen (bijvoorbeeld: CBS, Kamers van Koophandel, CWI) deze taak op zich kunnen (blijven) nemen. Minderhedenorganisaties, vakcentrales en Commissie Gelijke Behandeling kunnen deze gegevens desgewenst gebruiken ten behoeve van hun activiteiten.

Vanzelfsprekend zal de komende jaren bij het inzetten van instrumenten geprofiteerd worden van de ervaringen met recent ingezette instrumenten. Zo blijkt uit de RGO-monitor en de evaluatie van de .KOM-projecten dat deze activiteiten van de Rijksoverheid een stimulerend effect hebben op de investeringen van werkgevers in een multicultureler personeelsbeleid. Het MKB-minderhedenconvenant werd dankzij een daadkrachtige, praktische en vraaggerichte aanpak (tegen de achtergrond van een krappe arbeidsmarkt) een succes: meer dan 60.000 allochtonen zijn aan werk gekomen. De waardering van werkgevers voor deze drie instrumenten is uitgesproken positief.




---


Tenslotte
De hierboven genoemde instrumenten maken deel uit van het bredere kabinetsbeleid om de arbeidsparticipatie van etnische minderheden (met speciale aandacht voor allochtone vrouwen) te vergroten.
Allereerst voert het kabinet algemeen arbeidsmarktbeleid gericht op het vergroten van de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt; het stimuleren van leven lang leren, employability, duale trajecten (onder meer voor oud- en nieuwkomers) en toepassing van EVC. Alle specifieke groepen hebben baat bij deze instrumenten.
Daar waar het algemene beleid (nog) onvoldoende resultaat oplevert voor specifieke groepen is een extra impuls nodig. Uiteindelijk doel is immers dat het arbeidsmarktbeleid zodanig wordt ingericht dat genoemde specifieke groepen daarvan evenredig profiteren. Zo worden met CWI en UWV in het kader van het jaarplan afspraken gemaakt over de dienstverlening aan etnische minderheden. De resultaten daarvan worden onder meer inzichtelijk gemaakt in de kwartaalrapportages van CWI en UWV. Gemeenten worden met de invoering van de WWB opgeroepen om binnen de ruimte van het eigen lokale arbeidsmarktbeleid aandacht te blijven besteden aan (re)integratie van etnische minderheden. Daarnaast heeft aanbodversterking alle aandacht, onder meer via scholing van allochtone werkzoekenden en werkenden. Specifieke aandacht voor allochtone jongeren is een belangrijk onderdeel van het plan van aanpak jeugdwerkloosheid. Gezien hun lage participatiegraad vragen de integratie en emancipatie van allochtone vrouwen bijzondere aandacht. De onlangs ingestelde Commissie Participatie van Vrouwen uit Etnische Minderheidsgroepen (PaVEM) onder leiding van de heer Rosenmöller zal onder meer gemeenten ondersteunen om de maatschappelijke participatie van deze vrouwen te bevorderen.

Het kabinet zal de Tweede Kamer zo spoedig mogelijk nader informeren over uitwerking van de hierboven genoemde voorstellen. Bij die uitwerking zullen de sociale partners - via de Stichting van de Arbeid - en minderhedenorganisaties van meet af aan actief worden betrokken.
Het kabinet zal de Kamer jaarlijks via het RIEM informeren over de voortgang van bovengenoemde voorstellen voor de ondersteuning van werkgevers. Een evaluatie van de effecten van de voorgestelde instrumenten zal uiterlijk eind 2007 aan de Kamer worden gezonden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(M. Rutte)