Meer landelijke sturing op politie
26 september 2003
De ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en
van Justitie krijgen de mogelijkheid om op hoofdlijnen sturing te
geven aan het beheer en het beleid voor de taakuitoefening van de
regionale politiekorpsen.
Dit staat in een brief van de ministers Remkes (BZK) en Donner
(Justitie) aan de Tweede Kamer, waarmee de Ministerraad heeft
ingestemd. De veranderingen zullen worden opgenomen in een voorstel
tot wijziging van de Politiewet.
---
De burgemeesters houden het gezag over de politie waar het gaat om de
feitelijke handhaving van de openbare orde en de hulpverlening, de
officieren van justitie houden het gezag over de politie waar het gaat
om de feitelijke strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde.
Hierdoor blijft regionaal en lokaal maatwerk mogelijk. Maar de
ministers van BZK en Justitie stellen de hoofdlijnen van het beleid
vast. Hiermee krijgen de ministers meer invloed op het beheer, de
taakuitoefening en het prestatieniveau van de politie. De
korpsbeheerders (burgemeesters van de grootste gemeenten in de
politieregio's) moeten over de uitvoering van de hoofdlijnen
verantwoording afleggen aan de ministers, in plaats van aan de andere
burgemeesters in de politieregio en de hoofdofficier van justitie (de
regionale colleges). De ministers krijgen de mogelijkheid zowel
tijdens de rit als achteraf te controleren of de vastgestelde
hoofdlijnen worden uitgevoerd. Als het nodig is kunnen de ministers
ingrijpen. In het uiterste geval kan een burgemeester als
korpsbeheerder worden vervangen of kan er een waarnemer komen.
De versterkte sturing door de ministers geldt voor typische
beheerszaken als de bedrijfsvoering van de korpsen. Een duidelijk
voorbeeld hiervan is de inzet van informatie- en
communicatietechnologie, die nu nog veel te versnipperd en
verschillend is. Maar ook geldt de versterkte sturing voor de
hoofdlijnen van het politiebeleid, bijvoorbeeld het aanpakken van
veelplegers, het aantal verdachten dat de politie bij de officier van
justitie aanlevert of het aantal boetes en transacties uit zogenoemde
staandehoudingen (dus niet uit de flitspaal of uit registratie van
kenteken).
In het voorstel tot wijziging van de Politiewet komt ook de
mogelijkheid van samenwerking tussen politiekorpsen in
publiekrechtelijke organisaties. Hiermee wordt de basis gelegd voor
nauwere samenwerking en voor het instellen van een shared
serviceorganisatie, die bijvoorbeeld kan zorgen voor gezamenlijke
inkoop of gezamenlijk ict-beheer.
Noodzaak
Op dit moment zijn de mogelijkheden voor de ministers om in te grijpen
in het beheer van politiekorpsen te beperkt. De invloed van de
ministers verloopt vooral via overleg en overreding. Aan die
vrijblijvendheid maakt het voorstel van het kabinet een einde.
Verder is het huidige politiebestel te versnipperd. De politiekorpsen
kijken vooral naar hun eigen regio, en te weinig naar het
concernbelang van de Nederlandse politie als geheel.
Met de wijzigingen van het kabinet moet bereikt worden dat de politie
als geheel:
* slagvaardig, effectief en als eenheid optreedt;
* nationaal vastgestelde hoofdlijnen uitvoert;
* binnen korte tijd nationale prioriteiten adequaat kan oppakken;
* in bovenregionaal, nationaal en internationaal verband kan
samenwerken;
* regionaal en lokaal maatwerk kan leveren.
Vervolg
De voorstellen van het kabinet komen in een voorstel tot wijziging van
de Politiewet, dat binnenkort voor advies naar de Raad van State gaat
en vervolgens bij de Tweede Kamer wordt ingediend.
Daarnaast zal in 2005 worden bekeken of deze wijzigingen voldoende
zijn. Daarbij zal onder meer aan de orde komen of verdergaande
centralisatie van het beheer van de korpsen bij BZK nodig is, dus of
de burgemeesters nog wel de korpsbeheerders kunnen blijven.
---
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties