Christen Democratisch Appel European People's Party European People's
Party and European Democrats Group
Persbericht
Resolutie over WTO ministersconferentie te Cancún
Datum: 26 September 2003
Hieronder vindt u de gemeenschappelijke resolutie van het Europees
Parlement over de Vijfde ministersconferentie van de
Wereldhandelsorganisatie te Cancún, zoals aangenomen tijdens de
plenaire vergadering in straatsburg op 25 september.
Het Europees Parlement,
- onder verwijzing naar zijn resolutie van 3 juli 2003 over de
voorbereiding van de Vijfde WTO-ministersconferentie in Cancún(1),
- onder verwijzing naar zijn resoluties van 18 november 1999 over de
mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over
de benadering van de WTO-millenniumronde door de EU(2), van 15
december 1999 over de Derde ministersconferentie van de
Wereldhandelsorganisatie in Seattle(3) en van 13 maart 2001 met de
aanbeveling van het Europees Parlement aan de Commissie over de
WTO-onderhandelingen in het kader van de 'built-in'-agenda(4),
- gezien de resultaten van de verklaring van de Vierde
ministersconferentie van de Wereldhandelsorganisatie die op 14
november 2001 in Doha is aangenomen en onder verwijzing naar zijn
resolutie van 13 december 2001 over de WTO-bijeenkomst in Qatar(5),
- onder verwijzing naar zijn resoluties van 12 maart 2003 over de
Algemene Overeenkomst betreffende Handel en Diensten (GATS) in het
kader van de Wereldhandelsorganisatie, met inbegrip van de culturele
verscheidenheid(6), van 12 februari 2003 over de WTO-onderhandelingen
over de handel in landbouwproducten(7), van 4 juli 2002 over de
mededeling van de Commissie getiteld' Bevordering van fundamentele
arbeidsnormen en verbetering van de sociale governance inde context
van de globalisering'(8) en van 25 oktober 2001 over openheid en
democratie in de internationale handel(9),
1. betreurt dat de WTO-leden de kans hebben gemist om de
Doha-ontwikkelingsagenda ten uitvoer te leggen en om een kader vast te
stellen voor de voltooiing daarvan tegen 2004; vreest dat dit ten
koste zal gaan van de wereldeconomie en met name van de
ontwikkelingslanden; onderstreept evenwel dat de ontwikkelingsronde
van Doha door zal gaan en dat het onderhandelingsbod van de EU nog
steeds geldt;
2.verwelkomt de nieuw verworven organisatiecapaciteit en assertiviteit
van de ontwikkelingslanden, die uitzicht biedt op het ontstaan van een
nieuwe, rechtvaardiger wereldorde en waardoor het streven om
overeenstemming te bereiken tussen de 148 leden van de WTO kan worden
vergemakkelijkt doordat er een klein aantal onderhandelingsblokken
ontstaat;
3.is van mening dat een akkoord in Cancún binnen handbereik lag,
hetgeen zowel voor de ontwikkelde en ontwikkelingslanden als voor de
minder ontwikkelde landen (MOL)voordelen zou hebben opgeleverd in de
vorm van vermindering en opheffing van handelsdistorsies veroorzakende
landbouwsubsidies, billijker toegangsvoorwaarden tot industrie-,
landbouw- en dienstenmarkten, en een betere multilaterale regeling ter
waarborging van rechtvaardige verhoudingen en ter vrijwaring van
niet-handelsbelangen zoals milieu- en voedselveiligheidsnormen;
4.blijft nadrukkelijk zijn steun uitspreken voor multilaterale
handelsovereenkomsten als het beste instrument voor de bevordering van
een vrije en eerlijke handel ten voordele van iedereen, niet in het
minst van de ontwikkelingslanden; waarschuwt de WTO-leden voor de
risico's die voor de ontwikkelingslanden, en met name de MOL, zijn
verbonden aan een unilateraal handelsbeleid; betuigt derhalve opnieuw
met klem zijn steun voor het open en liberale multilaterale
handelsstelsel van de Wereldhandelsorganisatie; roept de Verenigde
Staten op zich aan te sluiten bij de EU-inspanningen om vast te houden
aan de multilaterale opzet van het internationale handelsbeleid;
5.onderstreept de noodzaak om onmiddellijk over te gaan tot het
treffen van vertrouwenwekkende maatregelen ten einde de
onderhandelingen nieuw leven in te blazen; roept de
Wereldhandelsorganisatie derhalve op uitvoering te geven aan de
maatregelen die zijn overeengekomen met betrekking tot de
'implementatiekwesties' en het zo spoedig mogelijk eens te worden over
de nog resterende vraagstukken; is van mening dat, om de
bilateraliseringstendens een halt toe te roepen, dringend een nieuwe
impuls moet worden gegeven aan de Doha-ronde door het samenroepen van
een bijzondere ministersconferentie begin 2004, die tot taak heeft de
implementatie van de ontwikkelingsagenda van Doha te bespoedigen, en
roept de Commissie op daartoe snel een initiatief te nemen;
6.is voorts van mening dat de ervaring van Cancún leert dat er
behoefte is aan een diepgaande herevaluatie van zowel de
Wereldhandelsorganisatie zelf als van haar plaats in het ruimere kader
van de internationale machtsverhoudingen;
7.is van mening dat er behoefte is aan een hervorming van de regels,
werkmethoden en besluitvormingsprocedures van de
Wereldhandelsorganisatie, teneinde een efficiëntere, meer op regels
gebaseerde, opener en meer naar buiten gerichte organisatie tot stand
te brengen, en roept de Commissie op in overleg met het Parlement
daartoe strekkende voorstellen in te dienen;
8.merkt eveneens op dat Cancún duidelijk heeft laten zien hoe moeilijk
het is om uitsluitend binnen een WTO-context oplossingen te vinden
voor de problemen van de arme landen om het hoofd te kunnen bieden aan
de overgangsproblemen die zijn verbonden aan de liberalisering van de
handel en om gebruik te maken van de mogelijkheden tot uitbreiding van
de export; onderkent tevens dat zich in Cancún voor het eerst een
nieuwe alliantie heeft gevormd van ontwikkelingslanden waarvoor dit
een kardinaal probleem was en waarvan de ACS-landen, de Afrikaanse
Unie en een aantal MOL deel uitmaken;
9.is van oordeel dat een en ander duidelijk de noodzaak aantoont van
een nauwere relatie tussen de Wereldhandelsorganisatie en andere
internationale organisaties zoals het UNDP, de IAO, het UNEP, de
MEA-secretariaten en de Wereldbank; beschouwt dit als een essentiële
stap op weg naar een ander en duurzamer mondialiseringsmodel, waarbij
de taak van mondiale instellingen erin bestaat samen te werken ten
behoeve van de gemeenschappelijke doelstellingen die o.a. zijn
neergelegd in de streefdoelen van de Verenighde Naties en de
fundamentele arbeidsnormen van de IAO;
10.is ten zeerste ingenomen met het in Genève bereikte akkoord om
geneesmiddelen betaalbaarder te maken; wijst er evenwel op dat er
bezorgdheid heerst omtrent het risico dat de regels die zijn bedoeld
om misbruik tegen te gaan, de effectieve tenuitvoerlegging van dat
akkoord zouden kunnen belemmeren; roept de EU-lidstaten op zich
ondubbelzinnig bereid te verklaren om op verzoek over te gaan tot
versnelde toekenning van de nodige vergunningen; onderstreept voorts
dat de toegang tot medicijnen slechts een onderdeel is van de
oplossing voor de problemen waarmee de gezondheidsstelsels in de
ontwikkelingslanden te kampen hebben;
11.betreurt met name dat het in Cancún niet is gelukt overeenstemming
te bereiken over de afschaffing van handelsdistorsies veroorzakende
subsidies , met name de 3,5 miljard dollar steun voor Amerikaanse
katoenproducenten, die tien miljoen Afrikaanse katoentelers in hun
levensonderhoud bedreigen; is ingenomen met de bereidheid van de EU
het katoen-initiatief van Mali, Burkina Faso, Tsjaad en Benin in
aanmerking te nemen, verzoekt de Commissie, in nauwe samenwerking met
de ACS en andere ontwikkelingslanden, met voorstellen te komen voor de
spoedige sluiting van een billijk akkoord voor katoentelers, en er bij
de VS op aan te dringen hierop in positieve zin te reageren door op
korte termijn over te gaan tot hervorming van zijn katoensector;
12.uit zijn voldoening over de flexibele houding die de
EU-onderhandelaars tentoon hebben gespreid door de ontwikkelingslanden
tegemoet te komen op essentiële punten zoals de handel in
landbouwproducten, investeringen en mededingingsregels; herinnert
eraan dat het in zijn bovengenoemde resolutie van 3 juli 2003 twijfels
had geuit omtrent de vraag of er onder de WTO-leden wel de nodige
steun bestaat voor het aangaan van onderhandelingen over de zgn.
'Singapore-punten';
13.wijst op het belang van handelsbevordering en transparantie bij
overheidsaankopen voor de versterking van het handelsverkeer tussen
alle landen, met name de ontwikkelingslanden; spreekt evenwel tevens
zijn steun uit voor het voornemen van de Commissie om zich tijdens de
onderhandelingsprocedure ten aanzien van deze kwesties flexibel te
tonen, indien aldus een evenwichtig resultaat kan worden bereikt;
14.constateert dat de hervorming van het gemeenschappelijk
landbouwbeleid het juiste uitgangspunt voor de discussies is gebleken
en roept de andere belangrijke spelers, met name de VS, op
soortgelijke ambitieuze hervormingen door te voeren;
15.is van mening dat de laatste hervorming van het GLB een solide
basis heeft gelegd voor een flexibele EU-onderhandelingspositie en
verzoekt de Commissie door te gaan met haar geplande hervorming van
het GLB met het oog op de opheffing van handelsdistorsies
veroorzakende subsidies, en tijdig een formule te zoeken waarmee het
multifunctionele karakter van de landbouw als activiteit kan worden
gehandhaafd en de agrarische levenswijze en de werkgelegenheid in
landbouwgebieden in stand kan worden gehouden;
16.dringt erop aan dat de onderhandelingen binnen de Doha-agenda
blijven en dat de EU zich sterk blijft maken voor haar standpunt
inzake geografische aanduidingen;
17.is van mening dat er meer werk moet worden gemaakt van
capaciteitsverbetering, teneinde de ontwikkelingslanden - en met name
de MOL - betere kansen te bieden om het vertrouwen te herstellen;
18.is ingenomen met het feit dat alle drie de instellingen in Cancún
met grote eensgezindheid zijn opgetreden; uit zijn tevredenheid over
de wijze waarop de Commissie de onderhandelingen heeft gevoerd; prijst
de Commissie voorts omdat zij het Parlement tijdens de
ministersconferentie in Cancún volledig op de hoogte heeft gehouden en
tevens de onderhandelingsstrategie van de EU met het Parlement heeft
doorgesproken; betreurt echter de formele positie die aan de leden van
het Europees Parlement op de ministersconferentie werd gegeven en
dringt erop aan dat deze onverwijld wordt herzien;
19. uit zijn voldoening over de parlementaire conferentie inzake de
Wereldhandelsorganisatie, die tijdens de Vijfde ministersconferentie
heeft plaatsgevonden; merkt op dat hieraan 300 parlementsleden uit de
hele wereld hebben deelgenomen en dat zij met algemene stemmen een
verklaring hebben aangenomen waarin erop wordt aangedrongen
parlementsleden nauwer bij het WTO-onderhandelingsproces te betrekken;
20.blijft aandringen op een grotere democratische
verantwoordingsplicht en openheid van de Wereldhandelsorganisatie en
op de oprichting van een parlementaire WTO-assemblee;
21.verzoekt zijn Voorzitter binnen het Europees Parlement een kleine
werkgroep op te richten om zich te beraden over de WTO-hervormingen
die noodzakelijk zijn om het multilaterale karakter van het
wereldhandelsbestel in stand te houden;
22.verbindt zich ertoe begin 2004, in samenwerking met de
interparlementaire Unie, een nieuwe parlementaire conferentie over de
Wereldhandelsorganisatie te organiseren om te beraadslagen over
verdere stappen, zowel ten aanzien van de WTO-onderhandelingen over de
handel als van de hervorming van de Wereldhandelsorganisatie;
23. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de
Raad, de Commissie, de parlementen van de lidstaten en de
kanditaat-lidstaten, alsmede aan de directeur-generaal van de
Wereldhandelsorganisatie.
---
---------- (
1) P5_TA(2003)0336 (2) PB C 189 van 7.7.2000, blz. 213. (3) PB C 296
van 18.10.2000, blz. 121. (4) PB C 343 van 5.12.2001, blz. 96. (5) PB
C 177 E van 25.7.2002, blz. 290. (6) P5_TA(2003)0087. (7)
P5_TA(2003)0053. (8) P5_TA(2003)0374. (9) PB C 112 E van 9.5.2002,
blz. 326.
Wim van Velzen