Toespraak van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de heer H. Hoogervorst
tijdens het congres Weer een (t)huis van de Federatie Opvang en Aedes, vereniging van
woningcorporaties.
Rotterdam, 25 september 2003
Uitgesproken door de heer S. Bersee, directeur Geestelijke Gezondheidzorg, Verslavingszorg en
Maatschappelijke Opvang.
Dames en heren,
Om te beginnen wil ik de Federatie Opvang en Aedes een compliment maken. U bent al
begonnen met het uitwerken van een van de onderwerpen uit het Hoofdlijnenakkoord van dit
kabinet. In veel steden werken woningcorporaties en opvanginstellingen samen met gemeenten
aan een maatschappelijke opvang die 24 uur per dag toegankelijk is bij crisissituaties.
Dat vind ik een prima ontwikkeling. U geeft daarmee aan niet van plan te zijn af te willen
wachten wat het rijk bedenkt. U neemt zelf het heft in handen!
En als u vorige week dinsdag Prinsjesdag hebt gevolgd, weet u dat het kabinet u daarbij
ondersteunt met extra geld. Ik kom daar zo meteen op terug.
Eerst wil ik nog wat meer zeggen over de gevolgen van Prinsjesdag. Het is u ongetwijfeld niet
ontgaan dat dit kabinet gaat snijden in de instellingssubsidies. Dat raakt allerlei uiteenlopende
organisaties: van de sjoelbond tot de Landelijke Huisartsen Vereniging. Ook de subsidie van de
Federatie Opvang wordt de komende twee jaar afgebouwd.
Ik zal u uitleggen waarom het kabinet tot deze maatregelen heeft besloten. De Federatie Opvang
en de meeste andere organisaties waarop bezuinigd gaat worden, kregen de instellingssubsidie
om de interne organisatie goed op poten te zetten, bijvoorbeeld voor het voeren van een
secretariaat. Het kabinet vindt dat dergelijke structurele subsidies niet meer passen in het huidige
subsidiebeleid. Het voeren van een secretariaat hoort tot de eigen verantwoordelijkheid van een
koepelorganisatie als de Federatie. Het gaat in feite om belangenbehartiging. Het financieren
daarvan is geen taak van het Rijk, maar van die organisaties die de koepel zelf in het leven
hebben geroepen.
Voor alle duidelijkheid: ik heb het over instellingssubsidies. Ik heb het niet over projectsubsidies,
de subsidies voor doelgerichte activiteiten. Goede projecten, bijvoorbeeld het stimuleren van
innovaties en ontwikkelingen die de cliënten ten goede komen, blijven passen in het vernieuwde
subsidiebeleid.
Dames en heren, ik ben nog maar kort minister van VWS, maar mij is al snel duidelijk geworden
dat het met de opvang niet goed gaat. Net als veel andere Nederlandse burgers, zie ik haast
dagelijks mensen op straat zwerven. De een hangt doelloos voor een winkel een biertje te
drinken, een ander is druk met bedelen en een derde wacht op het stationsplein zijn kans af om
een portemonnee te rollen. Het aantal dak- en thuislozen lijkt de laatste jaren sterk te zijn
toegenomen. In ieder geval zijn ze veel zichtbaarder geworden. Met als gevolg dat veel mensen
zich steeds onveiliger op straat zijn gaan voelen.
Als verantwoordelijke voor VWS kan ik echter aan de veiligheid op straat weinig doen. Dat ligt
op het terrein van Justitie. Maar waar ik wel wat aan kan doen, is de leefsituatie van deze
mensen. Ik ben voor een duidelijke, zo nodig harde aanpak. Maar er is meer nodig. We moeten
ook er voor zorgen dat deze groep zo snel mogelijk weer kan deelnemen aan de samenleving. Ze
moeten een plek hebben om te wonen en we moeten ze helpen hun leven op orde te brengen.
Want als hun leefomstandigheden verbeteren, neemt de kans dat ze op straat gaan zwerven en
daar voor overlast zorgen, ook af. Op zo'n manier werkt de maatschappelijke opvang als een
mes dat aan twee kanten snijdt: je helpt mensen die, door wat voor reden ook, op straat zijn
gekomen weer aan een dak boven hun hoofd en je voorkomt dat ze op straat afglijden naar de
criminaliteit.
---
Het kabinet deelt mijn mening en heeft voor de opvang van dak- en thuislozen de komende jaren
een extra bedrag, dat oploopt tot 8 miljoen euro, beschikbaar.
Dit geld moet vooral ingezet worden voor het verbeteren van de uitstroom uit de dak- en
thuislozencentra. Want daar zit momenteel het grootste probleem van de opvang. Ondanks de
miljoenen die de afgelopen jaren extra zijn uitgegeven, is het aantal mensen in de tijdelijke
opvang niet toegenomen. Sterker, ik lees in het jaarbericht van de Monitor Maatschappelijke
Opvang dat het aantal opnames daalt; dat het aantal afwijzingen toeneemt. Tegelijkertijd is voor
een grote groep mensen de opvangcentra een definitief huis geworden. Het gevolg hiervan heb
ik u zo net geschetst: het aantal mensen dat op straat zwerft is niet afgenomen, maar
toegenomen.
Het is noodzakelijk de maatschappelijke opvang weer vangnet te laten zijn. Om de uitstroom uit
de dak- en thuislozenopvang te verbeteren is het onontbeerlijk dat er meer woningen beschikbaar
komen voor mensen die niet zelfstandig kunnen wonen. Als mensen weer een eigen plek
hebben, kan ook gericht gewerkt worden aan de reïntegratie in de samenleving.
Het kabinet vindt dat gemeenten in eerste instantie verantwoordelijk zijn voor dergelijke
laagdrempelige woonvoorzieningen voor hun eigen inwoners. Gemeenten krijgen daarvoor met de
nieuwe bijstandswet ook meer mogelijkheden. Samen met woningcorporaties, maatschappelijke
opvanginstellingen - de sociale pensions - en instellingen uit de geestelijke gezondheidszorg,
kunnen zij het lokale aanbod realiseren.
Maar ook de cliënt mag aangesproken worden op zijn eigen verantwoordelijkheid. Het zijn niet
allemaal zielige mensen die nergens meer toe in staat zijn; zo mogen we ze ook niet behandelen.
Hij of zij moet meewerken om zo snel mogelijk weer op eigen benen te staan. We moeten dan
ook uitgaan van de mogelijkheden die ze hebben en ze niet afschrijven.
Natuurlijk weet ik heel goed dat het niet voor iedereen is weggelegd om weer op eigen benen te
staan. Ik zie zelf op straat de mensen die dat niet kunnen. Vaak gaan ze ook elke vorm van
hulpverlening uit de weg. Ik worstel daarmee, want je vraagt je af of je deze mensen wel aan
hun lot kunt overlaten. Sterker, mag je dat als overheid toelaten? Ik wil de komende tijd met u
nadenken of wij niet wat dwingender dan nu moeten ingrijpen.
Bij de vrouwenopvang speelt een ander probleem. Vrouwen of hun verwijzers moeten vaak vele
telefoontjes plegen voordat een opvangplaats is gevonden. Ik vind dat schrijnend want het gaat
om vrouwen op de vlucht voor geweld. Daar is dan al veel aan vooraf gegaan.
Ik ben van mening dat de sector zelf verantwoordelijk is om dit efficiënter te organiseren. Op de
eerste plaats moet er gewerkt worden aan eenduidige toelatingscriteria. Ook het
aanmeldingsproces moet beter en er moet een goed werkend centraal meldpunt komen, zo dat
snel duidelijk is waar opvangplaatsen vrij zijn.
Een bijkomend probleem in de vrouwenopvang is het gebrek aan plaatsen. Dat komt omdat er
meer vrouwen en kinderen met zware en ingewikkelde problemen naar de vrouwenopvang
komen. Vrouwen die bovendien geen Nederlands spreken en van wie vaak onduidelijk is of ze
legaal in Nederland zijn.
Ik noemde zojuist al de positieve gevolgen van een goede doorstroom in de dak- en
thuislozenopvang voor een veiligere samenleving. Dat is ook van toepassing op de
vrouwenopvang. De samenleving wordt veiliger wanneer er goede vrouwenopvang is voor
vrouwen en kinderen die hun huis moeten ontvluchten. Het kabinet trekt hiervoor een bedrag uit,
dat oploopt tot 4 miljoen euro. De nadruk ligt daarbij op de landelijk toegankelijke
opvangvoorzieningen voor vrouwen en hun eventuele kinderen die groot gevaar lopen, onder wie
ook slachtoffers van eerwraak en vrouwenhandel.
Dames en heren, ik ga dit deel van mijn verhaal afsluiten. Ik heb u duidelijk gemaakt dat de
problemen in de maatschappelijke opvang voor het kabinet aanleiding zijn om extra geld
beschikbaar te stellen. Dit extra geld is een stimulans. Het is aan u, de gemeenten, de
opvangcentra en de woningcorporaties om er gezamenlijk verder invulling aan te geven. In een
aantal gemeenten wordt daar al aardig aan gewerkt.
En dat brengt mij bij het tweede deel van mijn optreden.
---
Twee jaar geleden hield u een congres met de titel Onder dak en verder. In het slotdebat
beloofde minister Remkes, toen staatssecretaris van Volkshuisvesting, om op een volgend
congres een symbolische prijs uit te reiken aan een aansprekend samenwerkingsproject. Mij is
gevraagd die prijs te overhandigen.
De prijs gaat naar een project dat door samenwerking gedwongen huisuitzetting wil voorkomen.
Want zo'n uitzetting heeft niet alleen financiële consequenties, maar betekent vooral veel
menselijk leed. Met alle mogelijke gevolgen, zoals ik ze zo net al noemde. Als dat kan worden
voorkomen, dan is dat veel waard.
Het gaat bij een huisuitzetting om veel partijen en dan is samenwerken beslist niet eenvoudig.
Ook in Leiden ging dat met vallen en opstaan. Maar dat is toch gelukt.
Ik wil daarom de heren De Boer, directeur van woningcorporatie Portaal Leiden en Brandhorst,
directeur van De Binnenvest Leiden, uitnodigen om naar voren te komen voor het in ontvangst
nemen van deze symbolische prijs, die ik ook namens minister Dekker aanbied.
---
---- --
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport