De voorzitter van de vaste commissie voor
Bijgaand treft u de antwoorden aan op de vragen, die zijn gesteld in het
verslag van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, naar aanleiding van de indiening van de begroting 2004
van het Huis der Koningin en het Ministerie van Algemene Zaken en de
daarbij gevoegde notitie over de positie van het Kabinet der Koningin.
De MINISTER-PRESIDENT,
Minister van Algemene Zaken,
Mr. dr. J.P. Balkenende
Bijlagen:
- vragen en antwoorden betreffende de begroting 2004 van het Huis der Koningin;
- vragen en antwoorden betreffende de begroting 2004 van het Ministerie van
Algemene Zaken;
- vragen en antwoorden betreffende de notitie over de positie van het Kabinet der
Koningin.
BEANTWOORDING VRAGEN VASTE CIE VOOR BZK BETREFFENDE DE
BEGROTING VAN HET HUIS DER KONINGIN (I) VOOR HET JAAR 2004
TWEEDE KAMER 29 200 I
Nr Vraag en antwoord Blz
1 Waarom worden van de in de begroting opgenomen uitkeringen aan 3
leden van het Koninklijk Huis de A en de C-component gebaseerd op
het werkelijke uitgavenniveau per mei 2003 en de B-component
gebaseerd op het uitgavenniveau medio 2002, vermeerderd met de
verwachte prijsontwikkeling 2003 en 2004 volgens het CEP 2003?
De ontwerpbegroting 2004 is gebaseerd op het meest actuele cijfermateriaal.
Voor de A- en C-component was het niveau van de ambtenarensalarissen -die
per 1 mei 2003 zijn aangepast- het meest actueel. Omdat binnen de sector Rijk
voor 2004 nagenoeg geen loonontwikkeling wordt voorzien, is hier rekening
mee gehouden. Het meest actuele cijfermaterieel dat voor de de B-component
beschikbaar was, was gebaseerd op de consumentenprijsdex voor alle
huishoudens van medio 2002. Daarbij is rekening gehouden met een
prijsontwikkeling in 2003 en 2004 overeenkomstig hetgeen gepubliceerd in het
CEP 2003.
Pagina
2/2
BEANTWOORDING VRAGEN VASTE CIE VOOR BZK BETREFFENDE DE
BEGROTING VAN HET MINISTERIE VAN ALGEMENE ZAKEN (III) VOOR HET
JAAR 2004
TWEEDE KAMER 29 200 III
Nr Vraag en antwoord Blz
1+6 Welk budget staat aan een minister en aan een staatssecretaris ter 0
beschikking voor de inrichting van zijn of haar werkkamer? Welk
budget staat hiervoor aan kamerleden ter beschikking?
Zijn er bewindslieden die op kosten van de overheid over een pied-à-
terre of ander verblijf beschikken? Zo ja, om welke bewindspersonen
gaat het, welk budget is hiervoor beschikbaar en wat zijn de regels met
betrekking tot gebruik en inrichting ervan?
Het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen (Stb. 2002, 369),
waarvoor de minister van BZK verantwoordelijk is, bevat de
onkostenregelingen en het voorzieningenstelsel voor bewindspersonen. Het
uitgangspunt van deze regeling is, dat ministers en staatssecretarissen optimaal
dienen te worden gefaciliteerd om hun werkzaamheden te verrichten. Daarbij
staat de zorg voor een kwalitatief hoogwaardige, rustige en veilige
werkomgeving voorop.
De inrichting van de werkkamer en de beschikbaarheid van een pied à terre
behoren tot de voorzieningen, die vanuit de bedrijfsvoering van het ministerie
beschikbaar (kunnen) worden gesteld. Het Voorzieningenbesluit geeft geen
nadere voorschriften voor de inrichting van een werkkamer, wel voor de
beschikbaarheid van een pied à terre. Zo is bepaald, dat aan bewindspersonen
van wie de woning zich op een afstand van meer dan 50 kilometer van het
ministerie bevindt, op hun verzoek een gemeubileerde verblijfsvoorziening
binnen een afstand van 25 kilometer ter beschikking wordt gesteld. Het
intensieve werkprogramma van de bewindspersoon, met niet zelden
(kamer)vergaderingen tot laat in de avond en daarop aansluitend de volgende
ochtend vroeg weer andere verplichtingen, kan het noodzakelijk maken om
over een dergelijke verblijfsvoorziening (bijvoorbeeld een hotelkamer of een
appartement) te kunnen beschikken. Er bestaat geen centrale registratie
De aan een werkkamer en een pied à terre verbonden kosten zijn niet
genormeerd en derhalve ter beoordeling van de betrokken bewindspersoon,
daarbij geadviseerd door zijn of haar secretaris-generaal. De kosten van deze
voorzieningen worden in de begrotingsstukken van het betreffende ministerie
geraamd en verantwoord.
Over eventueel genormeerde budgetten voor de inrichting van werkkamers
van kamerleden beslist het Parlement zelf.
Pagina
3/3
2 Wordt door de regering, overeenkomstig de 6 criteria zoals die zijn 0
vermeld in de brief over de massamediale voorlichtingscampagnes 2004
die als bijlage bij de begroting is gevoegd, aan de burgers meegedeeld
hoe zij het beste om kunnen gaan met de voorgestelde bezuinigingen?
Nieuwe maatregelen worden door de ministeries en de uitvoeringsorganen
zoals gebruikelijk via verschillende kanalen naar de betrokken doelgroepen
gecommuniceerd. Een massamediale voorlichtingscampagne ter zake is niet
voorzien.
3 Is er, nu de reclame "Werken bij het Rijk" is gestopt, nog meting 0
gedaan naar lange termijn effecten op de opvatting van burgers over het
Rijk? Is die opvatting door de vacaturestop tijdens de campagne
verbeterd of verslechterd?
De minister van BZK draagt een eerste verantwoordelijkheid voor dit
beleidsterrein. De begrotingsbehandeling van BZK biedt de mogelijkheid hier
nader op in te gaan. De campagne "Werken bij het Rijk, als je verder denkt", is
overigens niet gestopt. In de begroting van BZK is voorzien in de continuering
van een beperkt aantal activiteiten op het gebied van
arbeidsmarktcommunicatie. Het imago van het rijk op de arbeidsmarkt kan
hiermee worden onderhouden. Het gaat om een bescheiden voortzetting van
de campagne. Er is, naast de gebruikelijke trackingonderzoeken, een
merkbelevingsonderzoek uitgevoerd onder de doelgroep van de campagne
(HBO/WO opgeleiden). Hieruit bleek dat een aanzienlijk deel (37%) van de
doelgroep positiever is gaan denken over werken bij het rijk. Na de campagne
vond de helft van de doelgroep het rijk als werkgever aantrekkelijker dan
daarvoor.
4 Kan de regering aangeven hoe ver het onderzoek naar de ondertiteling 0
van Postbus 51 spotjes is gevorderd? Wanneer kan de Kamer van dit
onderzoek de resultaten verwachten?
Er loopt op dit moment een test om alle Postbus 51 spots via Teletekstpagina
888 van de publieke omroep te ondertitelen. In verband met technische
knelpunten bij de publieke omroep is de test tijdelijk stopgezet. Aan het
oplossen van de technische knelpunten wordt gewerkt. Met de commerciële
exploitanten wordt op dit moment gekeken naar de mogelijkheden om ook op
deze zenders de Postbus 51 spots te ondertitelen via de pagina voor doven en
slechthorenden. Over de resultaten zal de Kamer te zijner tijd uiteraard
worden geïnformeerd.
Pagina
4/4
5 Hoeveel sponsorgeld wil de regering inzamelen voor de komende 0
Europese top in Nederland?
Ik verwijs naar de beantwoording van de Kamervragen van het lid De Wit over
het Nederlandse voorzitterschap EU 2004 en sponsoring door de
staatssecretaris voor Europese Zaken mede namens mij op 21 augustus 2003.
Op de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken is een bedrag
gereserveerd voor een eventuele Europese Top in Nederland.
7 Waarom ontbreekt de integratie van de tien nieuwe lidstaten bij de 4
opsomming van voornemens voor het voorzitterschap van de EU in de
tweede helft van 2004 waar wel gewag wordt gemaakt van
toetredingsonderhandelingen met Bulgarije en Roemenië en van
intensivering van de relaties met de Balkan?
De integratie van de tien nieuwe lidstaten is een voortgaand proces dat
voortvloeit uit eerdere, bestaande besluitvorming van de (Europese) Raad. Ten
aanzien van Bulgarije en Roemenië en de Balkan zal de (Europese) Raad naar
verwachting in de periode van het Nederlandse voorzitterschap een aantal
nieuwe formele besluiten moeten nemen. Voor het overige verwijs ik naar de
behandeling van de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
8 Waarom is het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties 4
niet bij het Innovatieplatform betrokken, terwijl op dat ministerie ook
veel aandacht aan ICT wordt besteed?
De minister van EZ is coördinerend bewindspersoon voor het ICT-beleid in
algemene zin, terwijl de minister voor BVK/BZK specifiek verantwoordelijk is
voor het informatiebeleid voor de openbare sector. Het kabinet wordt in het
Innovatieplatform vertegenwoordigd door de Minister-President en de
ministers van EZ en OCenW. Andere bewindspersonen, waaronder de
minister voor BVK/BZK, zijn betrokken via de Raad voor Wetenschaps-,
Technologie- en Informatiebeleid (RWTI).
Pagina
5/5
9 Wat doet het kabinet concreet als het gaat om het herstel van waarden 4
en normen?
Op diverse terreinen worden concrete maatregelen genomen. Deze zijn
opgenomen in de departementale begrotingsstukken. Zo wordt om een
aantal voorbeelden te geven in het onderwijs de maatschappelijke stage
gestimuleerd en wordt nagegaan in hoeverre het mogelijk en nuttig is dat
ouders en scholen in contracten afspraken vastleggen over wat men van elkaar
verwacht en waar men elkaar op kan aanspreken. In het basisonderwijs en in
de eerste jaren van het voortgezet onderwijs zullen waarden en normen een
herkenbare plaats krijgen door deze expliciet op te nemen in de kerndoelen.
Verder gaat het bijvoorbeeld om maatregelen om jongeren met verschillende
achtergronden beter met elkaar om te laten gaan, om de gezinscoach en om
programma's ter versterking van de handhaving van wetten en regels. Ook bij
de inburgering zal meer dan voorheen aandacht worden besteed aan de
oriëntatie op en kennis van waarden en normen in de Nederlandse
samenleving. Op wijk- en buurtniveau zal het gesprek tussen allochtone en
autochtone burgers over wederzijdse verwachtingen en opvattingen ten
aanzien van waarden en normen worden gestimuleerd.
10 Waarom wordt de communicatie-aanpak van het beleid ten aanzien van 4
het herstel van waarden en normen ondersteund door de RVD? De
ministeries die het nauwst betrokken zijn bij deze vier beleidsterreinen:
onderwijs, veiligheid, jeugdbeleid en integratie, hebben toch ook een
eigen afdeling voorlichting?
De Minister-President draagt een coördinerende en stimulerende
verantwoordelijkheid voor het kabinetsbeleid inzake waarden en normen. De
ondersteunende rol van de RVD vloeit daaruit voort. De meest betrokken
ministeries, waaronder Algemene Zaken, stellen een gemeenschappelijk
communicatieplan op, zodat de herkenbaarheid voor de burger wordt
vergroot.
11 Waarom wordt aan één van de speerpunten van het kabinet -het 4
innovatieplatform onder leiding van de Minister-president- slechts één
alinea besteed in de begroting AZ?
Het kabinet hecht veel belang aan het Innovatieplatform. Aan de oprichting
hiervan is dan ook niet alleen in de begroting van het ministerie van AZ
aandacht besteed vanwege de rol van de Minister-President-, maar vooral ook
in de begrotingen van de ministeries van EZ en OCenW, alwaar primair het
beleid inzake kennis en innovatie vorm en inhoud wordt gegeven.
Pagina
6/6
12 Zal bij de invulling van de drie thema's van het Nederlandse 5
voorzitterschap binnen het thema vrijheid, veiligheid en
rechtvaardigheid ook aandacht worden geschonken aan de
mensenrechten inzake het recht op demonstratie en het recht op
privacy?
Aan de invulling van dit thema wordt thans gewerkt door de ministeries van
Justitie en BZK. Vertrekpunt daarbij is de evaluatie van het Tampereproces,
dat zich richt op asiel en migratie, criminaliteitsbestrijding en justitiële
samenwerking. Voor het overige verwijs ik naar de behandeling van de
begrotingen van beide ministeries.
13 Bij welk ministerie ligt het voortouw als het gaat om het voorzitterschap 5
van de Europese Unie in de tweede helft van 2004? Hoe zal de
samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken eruit zien?
Het ministerie van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor de coördinatie
van het EU-voorzitterschap. Er is dagelijks actualiteitenoverleg voorzien
waaraan in ieder geval de ministeries van BZ en AZ deelnemen. Er wordt dus
nauw samengewerkt. Op politiek niveau zal wekelijks, en zonodig vaker,
worden overlegd in een ministeriële stuurgroep onder voorzitterschap van de
Minister-President.
14 Wat is de reden voor additionele onderzoeksmiddelen voor de WRR? 6
De WRR is een onafhankelijk advieslichaam dat een centrale functie heeft voor
het debat op het snijvlak van wetenschap en beleid. De nieuwe raad is er van
overtuigd, dat het goed is als de WRR behalve aan adviezen aan de regering
voor de langere termijn, die tot de kerntaak van de WRR blijven behoren, meer
aandacht geeft aan de korte termijn- en actuele problemen die potentieel
belangrijke uitstralingseffecten op de lange termijn hebben. Bovendien wil de
raad in de nieuwe raadsperiode meer ruimte in het werkprogramma inbouwen
voor specifieke verzoeken van het kabinet op beleidsterreinen die een brede
oriëntatie vragen. Zo bevat het programma onderwerpen, die op verzoek van
het vorige kabinet zijn opgenomen (Waarden, Normen en Gedrag) of
waarvoor door een bewindspersoon aandacht gevraagd werd (Media).
De raad wil meer dan voorheen een platform zijn voor discussie en advisering
met een focus op vraagstukken die op de wat kortere termijn spelen maar die
veel impact op de langere termijn hebben.
Een voorbeeld van deze benadering is het project over de Europese
Conventie, dat de raad in het voorjaar heeft georganiseerd. Dit project heeft
geleid tot een intensieve discussie tussen de Nederlandse vertegenwoordigers
van de regering en het parlement in de Conventie enerzijds en experts op de
verschillende terreinen anderzijds en werd afgesloten met een brede
Conferentie eind mei.
Teneinde deze aanpak mogelijk te maken zijn de (onderzoeks) middelen van de
WRR licht verruimd. Dit past ook in het streven van het kabinet om de inhuur
van externen terug te dringen.
Pagina
7/7
15 Wat wordt onder een "geringe verruiming" verstaan als het gaat om de 7
openstelling van het Koninklijk Staldepartement en het Koninklijk
Huisarchief?
Beide zijn werkruimten waardoor het bestaande aantal rondleidingen slechts in
zeer beperkte mate kan worden uitgebreid.
16 Is er bij de overweging tot openstelling van de koninklijke paleizen ook 7
rekening gehouden met de verwachte opbrengsten hiervan? Hoe hoog
zijn die opbrengsten? Hoeveel wordt nu (direct en indirect) uitgegeven
aan het onderhoud van de koninklijke paleizen?
Opbrengsten kunnen slechts een fractie van de kosten dekken. Informatie over
de hoogte van opbrengsten en van uitgaven voor onderhoud zijn opgenomen
in de begroting van de Rijksgebouwendienst.
17 Is bij het onderzoek naar publieksopenstelling van de Koninklijke 7
Paleizen ook gekeken naar tijdelijke en gedeeltelijke openstelling van de
paleizen?
Ja.
18 Welke mogelijkheden zijn er voor de burger om desgewenst het beleid 8
te beïnvloeden, en is bekend in hoeverre de burger van die
mogelijkheden op de hoogte is?
Interactieve beleidsvorming biedt de burger de mogelijkheid om
beleidsontwikkeling te beïnvloeden. Het rijk verschaft via de
stimuleringsregeling interactieve beleidsvorming gemeentes en provincies
subsidies voor experimenten met interactieve beleidsvorming. De mate waarin
burgers op de hoogte zijn hangt samen met de reikwijdte van het onderwerp,
de overheidsorganisatie en het te dienen belang. De minister voor BVK/BZK
stuurt dit jaar nog een beleidskader interactieve beleidsvorming aan de Kamer.
Daarin wordt ook de beleving van de burger meegenomen. Voor verdere
vragen op dit terrein wordt verwezen naar de begrotingsbehandeling van BZK.
19 Indien geen kengetallen en/of (kwantitatieve) prestatie-indicatoren voor 8
de coördinatie van het algemeen regeringsbeleid zijn te vast te stellen,
hoe kan dan wel worden beoordeeld of het coördinatiebeleid effectief is?
Kan worden aangegeven of en zo ja, in hoeverre in de Financiële
Verantwoording over de begroting Algemene Zaken over het jaar 2003
zal worden teruggekomen op het behalen van de genoemde
doelstelling?
Coördinatie is geen doel op zich, maar één van de middelen om te komen tot
eenheid van het algemeen regeringsbeleid. Of de coördinatie afdoende is
geweest, hangt in hoge mate af van de feitelijke situatie, de politieke context en
de inspanningen van het kabinet als geheel. De ondersteuning vanuit
Algemene Zaken bevordert deze coördinatie en het bereiken van eenheid.
Pagina
8/8
20 Waarom is er een extra veiligheidsdienst die onder het ministerie van 8
Algemene Zaken ressorteert als er reeds een veiligheidsdienst van het
ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bestaat?
Onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Algemene Zaken
ressorteert geen veiligheidsdienst. Mogelijk wordt gedoeld op de Coördinator
van de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten, welke krachtens de Wet op de
Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten is belast met het voorzitterschap van het
Comité Verenigde Veiligheidsdiensten Nederland. De functie wordt
uitgeoefend door de secretaris-generaal van Algemene Zaken
21+4Kan de regering de actuele stand van zaken weergeven van de 8/22
9 inventarisatie die de Nationale Ombudsman momenteel maakt van de
beantwoording van burgerbrieven door de rijksoverheid? Kan over de
bevindingen inderdaad, zoals aangekondigd in de beantwoording van
de vragen naar aanleiding van het jaarverslag van het ministerie van
Algemene Zaken, dit najaar aan de Kamer worden gerapporteerd?
Is de termijn waarbinnen de overheid brieven van burgers afhandelt
naar de mening van de regering nog steeds tijdig en adequaat? Zo ja, is
die termijn dan het afgelopen jaar korter geworden?
De inventarisatie van de Nationale Ombudsman van de beantwoording van
burgerbrieven door de rijksoverheid is bijna gereed en zal 30 november a.s.
worden gepubliceerd. Hiermee wordt voldaan aan de eerdere toezegging.
22 Overweegt de regering, in het kader van het meer actieve 8
overheidsbeleid, wetsvoorstellen voortaan al naar de Tweede Kamer te
zenden op het moment dat zij voor advies naar de Raad van State
worden gestuurd? Zo nee, wat verzet zich tegen deze procedure?
Nee. Artikel 25a van de Wet op de Raad van State en de overwegingen die
hieraan ten grondslag liggen verzetten zich hiertegen.
Pagina
9/9
23 Is er inzicht welke projecten, zoals bedoeld in Actieprogramma 9
Overheidscommunicatie 2002-2006, al zullen worden gerealiseerd in
2004?
In 2004 zullen de volgende projecten worden gerealiseerd:
- Samenhangend communicatiebeleid van de regering;
- Vaststelling van plaats & positie communicatiefunctie binnen de
rijksoverheidsorganisatie;
- Departementale activiteitenindexen op internet;
- Actieve 24-uurs bereikbaarheid t.b.v. media;
- Gemeenschappelijke monitoring audiovisuele media;
- Communicatietoets (analyse/checklist m.b.t. communiceerbaarheid van
beleid);
- Financiële spelregels (methodiek binnen VBTB ter bepaling van de
communicatie-uitgaven);
- Permanente deskundigheidsbevordering (via de Academie voor
Overheidscommunicatie);
- Verdere ontwikkeling van Postbus 51 tot contactcenter voor de
rijksoverheid;
- (Verbetering van de) samenwerking met mede-overheden;
- Specifieke doelgroepen (fase 1: allochtonen); en
- Verdere uitbouw van de website regering.nl (audio, video en
interactiviteit).
24 In hoeverre wordt bij de genoemde projecten van het Actieprogramma 9
Overheidscommunicatie rekening gehouden met de toegankelijkheid
van burgers tot verschillende vormen van overheidscommunicatie, en in
welke mate wordt daarbij een doelgroepenbeleid gevoerd?
Het Actieprogramma Overheidscommunicatie heeft als doel structurele
verbeteringen te bewerkstelligen in bereik, methodiek, organisatie en
infrastructuur van overheids-communicatie. In algemene zin wordt daarom in
het gehele programma rekening gehouden met de toegankelijkheid van burgers
tot overheidscommunicatie. Aanleiding tot het actieprogramma was de
constatering van de Commissie Toekomst Overheids-communicatie, dat de
overheid het contact met grote groepen in de samenleving dreigt te verliezen.
Het project `specifieke doelgroepen' richt zich bij voorbeeld op de
ontwikkeling van een infrastructuur die het de (rijks)overheid beter mogelijk
maakt te communiceren met moeilijk bereikbare doelgroepen zoals
allochtonen, jongeren en het midden- en kleinbedrijf en ouderen. Andere
projecten dragen ook bij aan de structurele verbetering van het contact met de
burger. Denk daarbij aan de internetsite Regering.nl die 24 uur per dag met
actuele informatie te raadplegen is. Daarnaast ontwikkelt Postbus 51 zich tot
een centraal contactcentrum voor de rijksoverheid waarmee de burger op
verschillende manieren kan communiceren: e-mail, telefoon en post. De
voorlichting aan doelgroepen op specifieke beleidsterreinen is een taak van
afzonderlijke ministeries.
Pagina
10/10
25 Wat wordt bedoeld met de zinsnede "de verbindende communicatie van 9
en over de rijksoverheid als geheel"?
De zinsnede beoogt de daarvoor gangbare term `corporate communicatie'
nader te verklaren. Zie de antwoorden op de vragen 26 en 27.
26 Wat wordt bedoeld met "samenhangende beleidscommunicatie"? 9
Deze term doelt op eenduidige en waar nodig interdepartementaal afgestemde
communicatieprogramma's over de kernthema's van het kabinetsbeleid. Deze
samenhang wordt niet alleen inhoudelijk, maar ook in de verschillende
gebruikte communicatiemiddelen en -kanalen nagestreefd.
27 Kan nader worden uitgelegd wat wordt bedoeld met "corporate 9
communicatie van de rijksoverheid"?
De term corporate communicatie van de Rijksoverheid omvat communicatie-
uitingen die specifieke beleidsterreinen overstijgen en betrekking hebben op de
kerntaken en -opdracht van de rijksoverheid als geheel. Denk daarbij aan
thema's als de rol en functie van de rijksoverheid in de samenleving, de visie
achter het kabinetsbeleid, de positie van het Rijk op de arbeidsmarkt en de
missie van het kabinet, zoals verwoord in het Hoofdlijnenakkoord.
28+3Welk adviesbureau heeft voor de regering de corporate 9/11
3 communicatiestrategie bepaald en hoeveel heeft dit gekost?
Zijn er meer gegevens bekend over de pilot die zal worden toegepast
tijdens het Europees voorzitterschap over de geformuleerde
uitgangspunten? Wie worden hierbij betrokken? (zie Tabel 1)
Het ontwikkelen van een corporate communicatiestrategie voor de
rijksoverheid is niet uitbesteed aan een extern bureau. Onder regie van de
Voorlichtingsraad (actieprogramma overheidscommunicatie) wordt
onderzocht of het mogelijk is een rijksbreed corporate communicatiebeleid te
ontwikkelen. Het binnen dit project gehanteerde model (public branding)
wordt in 2004 - als pilot - toegepast en getoetst in de communicatie rond het
Nederlands Voorzitterschap van de Europese Unie. Daarbij zijn alle
ministeries betrokken. Het bureau FHV/BBDO heeft hiervoor de strategie
verder uitgewerkt. De kosten hiervoor bedragen 64.013,67 . Begin oktober
wordt in de ministerraad gesproken over de te hanteren uitgangspunten in de
voorlichting en communicatie EU voorzitterschap 2004. Het ministerie van
Buitenlandse Zaken heeft op dit terrein de coördinerende rol. Bij uitwerking en
uitvoering van de communicatie zijn alle ministeries actief betrokken. De
Voorlichtingsraad heeft een afstemmende en toezichthoudende rol.
Pagina
11/11
29 Wat is de Academie voor Overheidscommunicatie en wat kost die? 9
De Academie voor Overheidscommunicatie is een kennis- en
expertisecentrum op het gebied van de overheidscommunicatie. De Academie
is opgericht mede naar aanleiding van de aanbevelingen van de Commissie
Toekomst Overheidscommunicatie. De activiteiten zijn gericht op de verdere
professionalisering van de overheidscommunicatie en op versterking van de
relatie tussen beleid en communicatie. De Academie verzorgt cursussen,
trainingen, (innovatie-)bijeenkomsten en publicaties voor
communicatieprofessionals èn beleidsambtenaren. De Academie is onderdeel
van de directie Publiek en Communicatie van de RVD.
Uitgaven en inkomsten van de Academie zijn met elkaar in balans. De
personele en materiële uitgaven van circa 0,7 miljoen, worden gedekt door
inkomsten uit de activiteiten die de Academie voor de ministeries tegen
kostendekkend tarief verzorgt en tijdelijk - voor de ontwikkeling van nieuwe
activiteiten op het gebied van deskundigheidsbevordering - door een bijdrage
uit het Actieprogramma Overheidscommunicatie.
30 Wat wordt, indien uit de uitkomsten van het belevingsonderzoek blijkt 10
dat burgers meer of anders "bij de vorming van het beleid betrokken
wensen te worden", met de uitkomsten van dat onderzoek gedaan? Wat
wordt concreet bedoeld met de zinsnede "Aan de hand van de
uitkomsten van dit periodieke onderzoek kunnen de betrokken
ministeries hun inzichten in de problematiek verdiepen"?
In het kader van de belevingsmonitor is kwalitatief onderzoek gedaan naar de
wijze waarop de burger bij de vorming van beleid betrokken wil worden. Uit
de metingen kwam naar voren, dat de manier waarop de burger bij beleid
betrokken wil worden per onderwerp sterk verschilt. Dat vereist per
beleidsterrein specifiek verdiepend onderzoek. Dit is een verantwoordelijkheid
van de betrokken ministeries.
"Aan de hand van dit periodieke onderzoek kunnen de betrokken ministeries
hun inzichten in de problematiek verdiepen". Met deze zinsnede wordt
bedoeld, dat het onderzoek gegevens oplevert over de beleving van
maatschappelijke problemen, de aandachtskloof (het verschil tussen de
aandacht van de burger voor een bepaald probleem en de aandacht die bij de
overheid voor dat probleem wordt waargenomen) en de waardering voor het
overheidsbeleid. De uitkomsten zijn door verschillende ministeries, waaronder
Verkeer en Waterstaat en Economische Zaken, gebruikt bij de invulling van
het beleid en bij het vaststellen van de beleidsprioriteiten. Wel is vastgesteld,
dat de bruikbaarheid en de politieke relevantie van het instrument verder moet
worden vergroot. De evaluatie die op dit moment wordt uitgevoerd is vooral
bedoeld om de bruikbaarheid voor de ministeries verder te vergroten. Zo zal
ondermeer nauwer aansluiting worden gezocht bij het beleidsprogramma van
het kabinet.
Pagina
12/12
31 Op welke manier wordt het parlement betrokken bij het besluit over de 10
eventuele voortzetting van het belevingsonderzoek? Krijgt de Kamer ook
inzicht in de kosten en methodieken van het belevingsonderzoek?
Vanaf de start van de belevingsmonitor heeft de Kamer inzicht gekregen in de
onderzoeksmethodiek. De rapportages van alle tot nu toe gehouden metingen
zijn door de Minister-President, aansluitend op de behandeling in de
ministerraad, aan de Eerste en Tweede Kamer gezonden. De rapportages zijn,
zowel voor de media als voor de burger, ontsloten via de website regering.nl.
Een schatting vooraf van de kosten ( 1 miljoen) is vermeld in het
Actieprogramma Overheidscommunicatie 2002-2006 (nr. 02.430248), dat op
12 november 2002 in de Kamer is besproken. Op dit moment vindt de eerder
aangekondigde evaluatie van de belevingsmonitor plaats. Naar verwachting
eind oktober neemt de ministerraad hierover een besluit. Hierover zal de
Kamer worden geïnformeerd. Daarin zal ook een inzicht in de gemaakte
kosten van het onderzoek worden verschaft.
32 Aan welke voorwaarden moet zijn voldaan vooraleer de rijksoverheid 10
met burgers mag communiceren over nog niet-aanvaard beleid?
In de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Toekomst
Overheidscommunicatie, die november 2002 in de Tweede Kamer is
besproken, is opgenomen dat over een beleidsvoornemen waarover het
Parlement zich nog niet heeft uitgesproken, mag worden gecommuniceerd,
mits:
- de informatie feitelijk van aard en zakelijk van toon is;
- de overheid herkenbaar is als afzender;
- de inhoud van beleid centraal staat, en niet de bestuurder;
- er gecommuniceerd wordt in redelijke verhouding tot anderen
(proportionaliteit);
- duidelijk wordt aangegeven in welke fase het beleid zich bevindt en hoe
het verder
gaat.
Om eventuele misverstanden bij de burger te voorkomen is in de
Voorlichtingsraad afgesproken, dat ministeries in alle communicatie-uitingen
over nog niet aanvaard beleid de volgende elementen zullen opnemen:
- de standaardtekst (disclaimer): "Het gaat hier om een wetsvoorstel of
beleidsvoornemen. De beoogde ingangsdatum is ... , dit is echter
afhankelijk van goedkeuring door Tweede en Eerste Kamer." ;
- een tijdbalk zodat duidelijk is in welke fase het beleid zich bevindt.
Pagina
13/13
34 Is er al meer bekend over de wijze waarop het proces van het verbinden 11
en op elkaar afstemmen van activiteitenindexen op departementale sites
zal gaan verlopen, en over het budgettair voordeel dat dit zal opleveren?
(zie Tabel 1)
Onder een activiteitenindex wordt verstaan: een aan het regeerakkoord en de
begroting gekoppeld overzicht van de beleidsonderwerpen die een
bestuursorgaan onderhanden heeft. Op www.regering.nl wordt sinds
Prinsjesdag op basis van de hoofdpunten van het regeringsbeleid
doorverwezen naar extra informatie over de verschillende beleidsonderwerpen
op de ministeriële sites. De ministeries zijn zelf verantwoordelijk voor het op
de eigen site plaatsen van dergelijke informatie. Een aantal ministeries heeft
hieraan een eerste invulling gegeven.
Door het geheel van onderwerpen bijeen te brengen op www.regering.nl is er
sprake van een basisversie van de Activiteitenindex. Een interdepartementale
werkgroep (binnen het actieprogramma Overheidscommunicatie) werkt dit
concept verder uit, waarbij ook afspraken gemaakt worden over de exacte
vorm en presentatie van de activiteitenindexen en de technische
(documentaire) eisen waaraan deze moeten voldoen. Voor deze systematiek
wordt nauw samengewerkt met het ministerie van BZK dat verantwoordelijk is
voor het beleid gericht op ontsluiting van overheidsinformatie via internet.
Tot nu toe werden geen activiteitenindices op de websites geplaatst. Daarom
zal van kosten- besparingen als zodanig geen sprake zijn. Wel kan door het
maken van onderlinge afspraken efficiencywinst worden geboekt bij het
eenduidig en breder ontsluiten van informatie. De mogelijkheden voor een
gezamenlijke zoekfunctionaliteit op internet ten behoeve van de
Activiteitenindex worden nader onderzocht. Daarmee kunnen in principe
bestaande zoekfunctionaliteiten en - technieken worden vervangen.
35 Op basis van welke overwegingen is besloten om alleen van de 12
kernministeries de algemene publieksvoorlichting te gaan uitvoeren op
basis van shared services? Wat wordt in dit verband bedoeld met
"kernministeries"?
Het gaat hierbij vooral om het efficiënter uitvoeren van de algemene
beantwoording van publieksvragen per telefoon en e-mail. Dit gebeurt nu nog
deels door (meestal) kleine eenheden binnen de centrale directies
voorlichting/communicatie van de ministeries. Bij andere (uitvoerende)
onderdelen van de ministeries, zoals de Belastingdienst of de
Informatiebeheergroep, bestaan eveneens callcenters. Hier betreft het vaak
dossiergebonden vragen die daar moeten worden afgehandeld of vrij grote
eenheden die door het vraagvolume al een efficiënte werkwijze hebben. Onder
kernministerie worden in dit verband verstaan de centrale staf- en
beleidsdirecties van een departement.
Pagina
14/14
36 Leidt het overdragen van publieksvoorlichting door enkele ministeries 12
aan het contactcenter van Postbus 51 tot efficiëntieverbeteringen of
besparingen? Zo ja, in welke omvang? Zo nee, waarom wordt geen van
deze effecten bereikt?
Als alle ministerie hun publieksvoorlichting overdragen bedraagt de besparing
voor de rijksoverheid naar verwachting circa 1 miljoen op uitgaven en 25%
op de huidige personeelsinzet. In het kader van het programma Modernisering
Overheid (PMO) van de minister voor BVK zal dit verder worden uitgewerkt.
37 In welke mate is reeds klanttevredenheid over de dienstverlening van de 13
Postbus 51 Informatiedienst gerealiseerd? Op basis waarvan is de
streefwaarde van een gemiddeld rapportcijfer van 7,5 bepaald?
De klanttevredenheid wordt sinds enkele jaren steekproefsgewijs gemeten. Dit
gebeurt volgens een bij callcenters gangbare methodiek. Daarbij wordt gekeken
naar de snelheid van beantwoording, de juistheid van het antwoord, de
correctheid van optreden van de voorlichters en enkele andere factoren. Het
resultaat hiervan wordt uitgedrukt in een rapportcijfer. De streefwaarde van 7,5
is afgeleid van een stijgend resultaat van 7 en 7+ over het voorlaatste, resp.
laatste jaar.
38 Wanneer moeten de streefwaarden m.b.t. klanttevredenheid met 13
Postbus 51 worden behaald? Zijn dit streefwaardes voor het
begrotingsjaar 2004?
Het gaat hier om de gemiddelde scores over het hele begrotingsjaar 2004.
39 Kan worden aangegeven hoe lang bellers momenteel moeten wachten 13
voor zij te woord worden gestaan bij Postbus 51?
De gemiddelde wachttijd blijft onder de norm van 40 seconden. Dit wordt
continue gevolgd.
40 Hoeveel telefoongesprekken, e-mails en sessies op de Postbus 51-site 13
zijn er momenteel per jaar?
Contacten in 2003: 300.000 telefoongesprekken, 35.000 e-mail en 1,2 miljoen
internetsessies.
41 Wanneer moeten de streefwaardes voor het aantal telefoongesprekken, 13
aantal e-mails en het aantal sessies op de internetsite van Postbus 51 zijn
behaald?
Deze cijfers zullen in de loop van het begrotingsjaar worden gerealiseerd.
Pagina
15/15
42 Kan nader worden aangegeven welke taken de WRR als 14
"expertisecentrum" zal uitoefenen?
Zie ook beantwoording vraag 14. De WRR heeft in de loop van de tijd een
expertise opgebouwd op bepaalde terreinen, o.a. op de gebieden van
integratie/immigratie, vraagstukken van de rechtsstaat en de verhouding tussen
het publieke en private domein, en de Europese Unie. De expertise groeit
natuurlijk ook mee met de ontwikkelingen van de WRR. Bovendien kan de
WRR, wanneer de regering geconfronteerd wordt met vragen die verband
houden met thema's die eerder door de raad zijn bestudeerd, hier op kortere
termijn over rapporteren. De afgelopen tijd is met deze vorm
geëxperimenteerd, onder andere in het project over de Europese Conventie,
genoemd in het antwoord op vraag 14, en het beknopte advies Duurzame
ontwikkeling in het kader van de Nederlandse duurzaamheidstrategie voor de
VN-conferentie in Johannesburg 2002.
43 In hoeverre blijft de WRR met zijn voornemen tot "het beter bereiken 14
van maatschappelijke instellingen en het brede publiek" nog wel een
adviesorgaan van de overheid?
De primaire taak van de WRR is het geven van adviezen aan de overheid.
Daarnaast heeft de WRR ook de taak om een bijdrage te leveren aan het
openbare debat. Het beleid, waar de WRR voor adviseert, is uiteindelijk
bedoeld voor de burgers. Het is dus uit oogpunt van legitimatie van belang om
ook de burgers te informeren en bij het debat te betrekken. De adviezen van
de WRR aan de regering zijn openbaar. De beste manier om die openbaarheid
ook werkelijk te bevorderen, is om de boodschap van de WRR in breder
verband te verspreiden. Dit is tevens van belang om te bevorderen dat de
wisselwerking tussen beleid en (wetenschappelijke) kennis wordt bevorderd.
44 Wat heeft de veranderde taakopvatting van de WRR voor gevolgen voor 14
de personele organisatie?
De veranderde taakopvatting van de WRR vraagt om een flexibelere personele
organisatie. Afhankelijk van de aard van het project zullen, op basis van
concrete projecten en voor de duur van het project, experts worden ingezet.
45 Waaruit valt de toename van de uitgaven met betrekking tot de 17
coordinatie van het Algemeen Communicatiebeleid 2004 ten opzichte
van 2003 te verklaren? (zie Tabel)
Belangrijkste oorzaak van de geconstateerde toename is de volgende. In de
raming voor 2003 en latere jaren zijn uitgaven opgenomen voor het
Actieprogramma Toekomst Overheidscommunicatie. Een deel van de raming
voor 2003 is echter opgenomen onder het artikelonderdeel
`Apparaatsuitgaven', omdat met de uitvoering van het programma ook
personele en materiële uitgaven zijn gemoeid. De feitelijke omvang van deze
interne budgettaire mutatie wordt op jaarbasis bezien.
Pagina
16/16
46+4Wat is de verklaring voor de relatief grote budgetflexibiliteit op de 18
7 begroting Algemene Zaken? Wat wordt bedoeld met "eventueel" in de
zinsnede "eventueel reserveringen op basis van een regeling of
programma"? Is de conclusie gerechtvaardigd dat er voor het
begrotingsjaar 2004 voor bijna 3,4 mln nog geen aanwending binnen
de begroting Algemene Zaken is voorzien?
Betekent het feit dat de middelen voor het Actieprogramma
Overheidscommunicatie niet onder de categorie "juridisch verplicht" of
"complementair noodzakelijk en/of bestuurlijk gebonden" zijn
gebracht, dat voor het begrotingsjaar 2004 een bedrag van bijna 6,9
mln formeel ook elders kan worden ingezet?
Formeel kunnen alle in de AZ-begroting geraamde bedragen nog op een
alternatieve wijze worden ingezet, tenzij in juridische zin reeds verplicht. Voor
alle in de begroting geraamde bedragen zijn echter bestemmingen voorzien.
Alternatieve inzet heeft derhalve directe consequenties voor het functioneren
van het ministerie en voor bijvoorbeeld de ondersteuning van de Minister-
President resp. de ministerraad. Opmerking verdient nog, dat het kabinet zich
aan de uitvoering van actieprogramma Toekomst Overheidscommunicatie
heeft gecommitteerd.
48 Welke overwegingen liggen ten grondslag aan het onderzoek naar de 19
mogelijkheden tot omvorming van RVD/Publiek & Communicatie tot
een agentschap?
De directie Publiek en Communicatie, onderdeel van de RVD, is in feite het
(uitvoerende) communicatiebureau van de rijksoverheid en is o.a. belast met de
media-inkoop voor de gehele rijksoverheid en de publieks- voorlichting via het
Postbus 51-contactcenter. De directie adviseert de ministeries op verzoek over
de aanpak van communicatievraagstukken, de (Europese) aanbesteding van
communicatieprojecten en voert in opdracht het campagne- en
projectmanagement uit. Kostendekkendheid is het uitgangspunt. Belangrijkste
overweging voor omvorming tot agentschap is, dat de toenemende financieel-
bedrijfsmatige complexiteit van de activiteiten een baten-lastenadministratie
meer passend maakt dan een verplichtingen-kasadministratie. Voorts geldt dat
een baten-lastenadministratie de benodigde mogelijkheden biedt om
omzetfluctuaties te egaliseren en prijsschommelingen tegen te gaan.
BEANTWOORDING VRAGEN VASTE CIE VOOR BZK BETREFFENDE
DE NOTITIE VAN DE MINISTER-PRESIDENT OVER HET KABINET
DER KONINGIN
TWEEDE KAMER 29 200 III
Nr Vraag en antwoord Blz
1 Is de regering van oordeel dat, vanuit staatsrechtelijk gezichtspunt 0
bezien, fundamentele verschillen bestaan in de wijze waarop het
Pagina
17/17
ministerie van Algemene Zaken, in het bijzonder de
Rijksvoorlichtingsdienst, de Koningin ondersteunt bij de uitoefening
van haar constitutionele taken en de wijze waarop het Kabinet der
Koningin deze ondersteuning biedt? Zo ja, welke verschillen zijn dit?
Acht de regering deze verschillen wenselijk en zo ja, op grond waarvan?
Ja. De taak van het ministerie van Algemene Zaken, met inbegrip van de
Rijksvoorlichtingsdienst, is gelegen in de ondersteuning van de minister-
president bij de uitvoering van diens taken en bevoegdheden en omvat
derhalve niet de ondersteuning van de Koningin bij de uitoefening van haar
constitutionele taken zoals het Kabinet der Koningin die biedt. Een van de
taken van de Rijksvoorlichtingsdienst heeft betrekking op de berichtgeving
inzake het koninklijk huis zoals geregeld in het koninklijk besluit van 13
december 1965. De regering is van mening dat deze inrichting van de
organisatie van de overheid een direct en logisch gevolg is van de verschillen in
taken en constitutionele positie van resp. de minister-president en de
Koningin.
2 Acht de regering het, mede gelet op de ook door de regering erkende 0
'eerste verantwoordelijkheid voor de Koning' van de minister-president,
de aanwezige deskundigheid op het ministerie van Algemene Zaken,
het feit dat de proeve van het bijgevoegde koninklijk besluit als eerste
door de minister-president is ondertekend, alsook omwille van optimale
duidelijkheid over de sluitende ministeriële verantwoordelijkheid voor
het Kabinet der Koningin, wenselijk het Kabinet der Koningin onder te
brengen in hoofdstuk III van de Rijksbegroting en het rechtstreeks
onder verantwoordelijkheid van de minister-president te laten vallen?
Indien de regering dit niet wenselijk acht, welke zwaarwegende
belangen verzetten zich hiertegen?
Nee. De eigensoortige positie van het Kabinet der Koningin is in feite
onverenigbaar met het onderbrengen van het Kabinet onder hoofdstuk III van
de Rijksbegroting en daarmee onder de directe verantwoordelijkheid van de
minister-president. In de notitie is aangegeven dat het Kabinet geen deel kan
uitmaken van de ambtelijke organisatie van het ministerie van Algemene
Zaken. Dit ministerie staat immers primair de minister-president ten dienste bij
de uitvoering van zijn taken, waarvan de bevordering van de eenheid van het
algemeen regeringsbeleid de belangrijkste is. Het Kabinet der Koningin
ondersteunt de Koningin bij de uitoefening van haar constitutionele taken. De
Koningin heeft binnen de regering een eigenstandige positie. Het Kabinet kan
niet tegelijkertijd twee constitutioneel te onderscheiden leden van de regering
ambtelijk ondersteunen. Ook een wettelijke regeling zoals die kan bestaan ten
aanzien van adviesraden en andere instanties teneinde hun niet-ondergeschikte,
zelfstandige positie te bepalen, kan hiervoor niet goed een oplossing bieden.
3 Is het naar opvatting van de regering in het staatsrecht gebruikelijk dat 0
een minister alleen verantwoordelijk kan zijn voor een instelling, zoals
het Kabinet der Koningin, als hij deze ook kan aansturen?
Pagina
18/18
Nee. De ministeriële verantwoordelijkheid is een veel breder begrip en wordt
in het staatsrecht niet uitsluitend bepaald door de mogelijkheid tot aansturen.
4 Kan de regering nader uiteenzetten op welke gronden zij de ministeriële 1
verantwoordelijkheid voor het Kabinet der Koningin op dit moment
'mogelijk onvoldoende duidelijk' vindt en daarom een verduidelijking
aangewezen acht?
De zinsnede "mogelijk onvoldoende duidelijk" in de notitie is ontleend aan het
debat in de Tweede Kamer op 12 maart 2003. Dit debat is voor de regering
aanleiding geweest te komen tot een verduidelijking zoals opgenomen in de
notitie.
5 Kan uit de mededeling dat archiefbescheiden die berusten bij het 3
Kabinet der Koningin 'in beginsel' onderhavig zijn aan dezelfde
regeling als die geldt voor andere archiefbescheiden die niet zijn
overgebracht naar een rijksarchiefbewaarplaats, worden opgemaakt dat
hierop uitzonderingen mogelijk zijn? Zo ja, welke? Kan de regering
bevestigen dat het intrekken van de koninklijke besluiten uit 1840 en
1893 geen gevolgen heeft voor de wijze waarop het archiefbeheer van het
Kabinet der Koningin geregeld is?
De mededeling "in beginsel" houdt niet in dat uitzonderingen op de geldende
regelingen mogelijk zijn. Bedoeld is aan te geven dat dezelfde regelingen gelden
als voor andere archiefbescheiden die niet zijn overgeplaatst naar een
rijksarchiefbewaarplaats. Deze bedoeling zou beter tot uitdrukking zijn
gekomen door het achterwege laten van de mededeling "in beginsel" waaraan
geen verdere betekenis moet worden toegekend. Intrekking van de koninklijke
besluiten uit 1840 en 1893 heeft geen gevolgen voor de regeling van het
archiefbeheer van het Kabinet der Koningin.
6 Hoe verhoudt het feit dat het Kabinet der Koningin onderdeel is van de 6
rijksoverheid en het feit dat directeur en personeel van het Kabinet
ambtenaar zijn in de zin van de Ambtenarenwet zich volgens de
regering met de 'eigensoortige positie' die het Kabinet der Koningin zou
bekleden?
Er bestaat geen verband tussen de genoemde feiten en de eigensoortige positie
van het Kabinet der Koningin.
7 Ligt het, gezien de vaststelling dat de minister-president in de praktijk 6
veelal in eerste instantie de ministeriele verantwoordelijkheid voor het
optreden van de Koning effectueert, niet het meest voor de hand om
deze in de praktijk geldende verantwoordelijkheidsrelatie ook als
zodanig vast te leggen?
Nee, dat is niet nodig. De positie van de minister-president is op dit punt
voldoende omschreven en vastgesteld in de onderhavige notitie en de notitie
inzake het koningschap die in de Tweede Kamer is besproken op 5 oktober
2000.
Pagina
19/19
8 Hoe wordt bevorderd dat ministers daadwerkelijk tijdig worden 7
geïnformeerd over de contacten en het handelen van het Kabinet der
Koningin op het terrein dat binnen hun verantwoordelijkheid valt?
Het frequente contact tussen de ministeries en het Kabinet der Koningin, de
uiteenzetting in de notitie, met inbegrip van het concept-KB met de
inlichtingenplicht en aanstellingsregeling van de directeur, en hetgeen naar
voren is gebracht in het debat in de Tweede Kamer van 12 maart 2003, dragen
wezenlijk bij aan de bevordering van het daadwerkelijk tijdig inlichten van de
ministers ten behoeve van de uitoefening van de volledige ministeriële
verantwoordelijkheid die geldt voor het Kabinet der Koningin.
9 Hoe verhoudt volgens de regering het feit dat het Kabinet der Koningin 8
'niet van de regering onafhankelijk is' zich met de vermelding dat het
Kabinet `geen ondergeschikte positie' inneemt en opzichte van de
ministers?
Het Kabinet der Koningin is, anders dan een orgaan dat krachtens een
wettelijke regeling niet aan de minister ondergeschikt is - zoals bijvoorbeeld
een adviescollege -, niet van de regering onafhankelijk omdat het juist zijn taak
is ambtelijke ondersteuning te bieden aan een lid van de regering. Zie verder de
beantwoording van de vragen 1 en 2.
10 Op welke 'checks and balances' doelt de regering die zouden optreden 9
bij het handhaven van het Kabinet der Koningin in hoofdstuk II van de
Rijksbegroting?
Handhaving van het Kabinet der Koningin op hoofdstuk II van de
Rijksbegroting doet recht aan de eigensoortige positie van het Kabinet als
ambtelijke ondersteuning van een lid van de regering dat constitutioneel
onderscheiden is van de overige leden van de regering. Ten aanzien van de
totstandkoming van de begroting van hoofdstuk II gelden bijzondere regels en
afspraken die hieraan recht doen. De "checks and balances" bestaan hierin dat
onderbrenging van het Kabinet der Koningin bij hoofdstuk II van de
Rijksbegroting de eigenstandige positie aangeeft, waarbij de minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het beheer, incl. zijn rol bij
benoeming en ontslag, een primaire verantwoordelijkheid heeft. Daarnaast is
de minister-president primair verantwoordelijk voor het functioneren van het
Kabinet der Koningin als ambtelijke ondersteuning van de onschendbare
Koningin.
11 Is de regering van mening dat de onafhankelijke positie van het Kabinet 9
der Koningin ten principale vastligt waardoor plaatsing van het Kabinet
in een ander hoofdstuk van de Rijksbegroting daaraan niet af kan doen?
Is het voorkomen van mogelijk verkeerde indrukken niet een vergezocht
argument?
Nee, zie de beantwoording van de vragen 2 en 10. Het voorkomen van
verkeerde indrukken is op zichzelf wenselijk maar niet bepalend zoals de
Pagina
20/20
inhoud van de antwoorden waar de voorgaande zin naar verwijst.
12 Moet uit de opmerking dat het voordeel biedt het Kabinet der Koningin 9
binnen hoofdstuk II te handhaven omdat zo van de ervaring en
deskundigheid van het ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties blijvend gebruik kan worden gemaakt, worden
afgeleid dat het Ministerie van Algemene Zaken onvoldoende in staat is
het Kabinet begrotingstechnisch en beheersmatig te ondersteunen?
Nee. Wel biedt de bestaande systematiek grote praktische voordelen.
13 Waarom heeft de regering er niet voor gekozen te bepalen dat relevante 10
contacten van het Kabinet der Koningin met derden vooraf niet alleen
moeten worden gemeld aan de betrokken minister(s), maar standaard
ook aan de minister-president, gelet op zijn algemene en eerste
verantwoordelijkheid voor de Koning? Ligt deze procedure niet voor de
hand gelet op de brief van de regering (Kamerstuknummer 28811, nr 1),
waarin melding wordt gemaakt van afspraken waardoor verzoeken van
de directeur van het Kabinet der Koningin, voortaan `via het ministerie
van Algemene Zaken zullen worden gedaan'?
Een dergelijke regeling is onpraktisch en overbodig als het gaat om de vele
contacten die uitsluitend voor een andere minister dan de minister-president
relevant zijn. In de brief wordt aangegeven op welke contacten de genoemde
afspraken betrekking hebben. Het betreft contacten waarvan de relevantie voor
de minister-president een gegeven is.
14 Waarom vermeldt de regering bij opsomming van contacten met derden 11
die de directeur van het Kabinet der Koningin aan de betrokken
minister(s) moet voorleggen, `in het bijzonder andere binnen- en
buitenlandse overheidsorganen'?
Deze vermelding verduidelijkt dat de inlichtingenplicht in het bijzonder
betrekking heeft op de organen die niet ressorteren onder de directe
verantwoordelijkheid van een minister of niet behoren tot de rijksoverheid.
Pagina
21/21