Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter Raad van Bestuur Postbus 90801
2509 LV Den Haag
UWV Anna van Hannoverstraat 4
de heer mr. T.H.J. Joustra Telefoon (070) 333 44 44
Postbus 74765 Telefax (070) 333 40 33
1070 BT AMSTERDAM
Uw brieven Ons kenmerk
3 juli 2003; 1 augustus 2003 W&I/IBA/03/52455
Onderwerp Datum
Reactie op twee uitvoeringstoetsen n.a.v 25 september 2003
wetsvoorstel verlenging loondoorbetalings-
verplichting bij ziekte
Geachte heer Joustra,
Hierbij wil ik ingaan op uw uitvoeringstoets van 3 juli jl. met betrekking tot het wetsvoorstel
verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte, alsmede op uw aanvullende
uitvoeringstoets van 1 augustus jl. over het beleidsvoornemen de minimumloongarantie voor
zieke werknemers niet tijdens het tweede ziektejaar te laten gelden.
Uw uitvoeringstoets van 3 juli 2003
In uw commentaar maakt u onderscheid tussen een beleidsmatig en een uitvoeringstechnisch
gedeelte, waarop ik afzonderlijk inga.
Beleidsmatig deel
U adviseert in het beleidsmatig deel het wetsvoorstel niet in te voeren. U voorziet als gevolg
van het verlengen van de loondoorbetalingsperiode naar twee jaar contraproductieve effecten
op de reïntegratie-inspanningen van werkgever en werknemer en daardoor negatieve gevolgen
voor de WAO-instroom.
U geeft in elk geval in overweging na negen maanden van ziekte een verplichte tussentijdse
beoordeling van de reïntegratie-inspanningen in te voeren.
Ik zie in het beleidsmatig deel van uw commentaar geen aanleiding om van het wetsvoorstel
af te zien. Het overnemen van uw advies om niet tot invoering over te gaan zou neerkomen op
het handhaven van de huidige situatie. Na zorgvuldige overweging acht ik dit om de volgende
redenen onwenselijk.
In de eerste plaats kent het kabinet veel waarde toe aan de doelstelling van het wetsvoorstel
om de activerende werking van het stelsel verder te vergroten door werkgever en werknemer
een sterkere en directere prikkel te geven en een duidelijke scheiding aan te brengen tussen
private en publieke verantwoordelijkheden. Hoewel sinds de inwerkingtreding van de Wet
verbetering poortwachter positieve effecten optreden, blijft de noodzaak om het stelsel
---
ingrijpend te herzien aanwezig, gelet ook op de uitgangspositie van een hoog WAO-volume,
de ramingen voor de middellange termijn (2004-2007) en de komende vergrijzing.
In de tweede plaats deel ik allerminst uw inschatting dat de reïntegratie-inspanningen bij
invoering van het wetsvoorstel zullen verminderen. De kern van de positieve resultaten van
de Wet verbetering poortwachter is dat werkgever en werknemer niet - zoals voorheen - een
afwachtende houding aannemen, maar zich in een dynamisch proces gezamenlijk inspannen en
concrete initiatieven ondernemen om tot werkhervatting te komen. Dit wetsvoorstel doet
daaraan geen afbreuk.
Ik zie daarentegen in verlenging van de loondoorbetalingsperiode juist een belangrijk
instrument om de activerende werking van het bestaande stelsel verder te versterken. Deze
sterkere prikkel zal werkgevers en verzekeraars aanzetten om, ondersteund door het
instrumentarium van de Wet verbetering poortwachter, al in een vroeg stadium middelen en
instrumenten in te zetten om de kosten van het verzuim te beperken en reïntegratie te
bevorderen.
Verlenging van de loondoorbetalingsperiode bevordert dus in mijn optiek de werking van de
Wet verbetering poortwachter en het verrichten van reïntegratie-inspanningen.
Ik realiseer mij overigens terdege dat tot voor kort relatief veel herstelmeldingen
plaatsvonden in de periode tussen de WAO-aanvraag en de claimbeoordeling (dit is één van
uw argumenten om de aanvraagdatum niet met een jaar op te schuiven). Ik ga ervan uit dat dit
zgn. aankondigingeffect door de positieve werking van de Wet verbetering poortwachter in de
loop der tijd zal afnemen. Dit blijkt ook uit de jongste cijfers. Het aantal WAO-aanvragen dat
niet tot beslissing komt wegens "herstel voor einde wachttijd" is in het eerste halfjaar 2003
met tweederde teruggelopen ten opzichte van het eerste halfjaar 2002.
Het is zeer aannemelijk dat de effecten van het wetsvoorstel (met name de sterkere directe
financiële prikkel voor werkgevers en verzekeraars) deze trend zullen versterken.
Tot slot zie ik geen aanleiding uw voorstel over te nemen om UWV op een eerder moment de
reïntegratie-inspanningen te laten beoordelen. Dit zou in strijd zijn met de breed gesteunde
publiek/private verantwoordelijkheidsverdeling tijdens de loondoorbetalingsperiode.
Ook zie ik in een tussentijdse beoordeling, gezien de in de Wet verbetering poortwachter
neergelegde verplichtingen van werkgever en werknemer, geen toegevoegde waarde voor de
reïntegratie-inspanningen. Bovendien bestaat bij verschil van mening over de vraag of
werkgever of werknemer voldoende reïntegratie-inspanningen plegen, nu reeds de
mogelijkheid om UWV hierover een onafhankelijk deskundigenoordeel te vragen.
Uitvoeringstechnische deel
Ik heb naar aanleiding van uw reactie op het uitvoeringstechnische gedeelte een aantal
wijzigingen in het wetsvoorstel verwerkt. De wijzigingen betreffen onder meer het treffen van
een juridische basis om nadere voorwaarden te stellen aan het overgangsrecht met betrekking
tot de afschaffing van de subsidie tweede spoor, alsmede de doorwerking van het bij wijze
van een sanctie verlengen van de wachttijd naar het systeem van premiedifferentiatie en
eigenrisicodragen.
Aan een aantal andere suggesties zal aandacht worden besteed bij de aanpassing van nadere
regelgeving dan wel in andere trajecten. Zo zal aan uw opmerkingen met betrekking tot de
afstemming van de verschillende wachttijden en de gevolgen van een langere wachttijd bij
herziening van de arbeidsongeschiktheid aandacht worden besteed in het kader van de nadere
uitwerking van de dereguleringsagenda van het ministerie van SZW en UWV.
---
./. Ter zake van uw overige uitvoeringstechnische opmerkingen verwijs ik naar bijlage 1 bij
deze brief, waarin per onderdeel is aangegeven op welke wijze uw commentaar in het
wetsvoorstel is verwerkt.
Uw aanvullende uitvoeringstoets van 1 augustus 2003
Met uw brief van 1 augustus beantwoordt u mijn verzoek om een aanvullende uitvoeringstoets
op een aanpassing van het wetsvoorstel, namelijk het niet laten gelden van de
minimumloongarantie in het tweede ziektejaar.
U geeft aan dat u het principieel onjuist vindt de Toeslagenwet, die bedoeld is als een toeslag
op een uitkering, te gebruiken om te voorkomen dat werknemers tijdens het tweede ziektejaar
onder het sociaal minimum raken.
Daarnaast noemt u als praktische bezwaar o.m. het feit dat het loskoppelen van toeslag en
uitkering een aanzienlijke taakverzwaring voor UWV betekent en acht u het gevaar aanwezig
dat de beoogde uitvoering van de Toeslagenwet afbreuk doet aan de UWV-
poortwachtersfunctie.
U adviseert het verstrekken van een aanvulling aan werknemers te regelen via de Wet werk en
bijstand.
De opvatting dat het principieel onjuist is om zieke werknemers ter voorkoming van een
inkomensdaling beneden het sociaal minimum een toeslag te verlenen, deel ik niet. Immers,
ook vangnetwerknemers met een Ziektewetuitkering kunnen een toeslag ingevolge de
Toeslagenwet ontvangen.
Gezien het uitgangspunt om werknemers ongeacht de aard van hun dienstverband zoveel
mogelijk gelijk te behandelen, wil ik uw voorstel om de aanvulling via de Wet werk en
bijstand bij gemeenten te beleggen dan ook niet navolgen.
Overigens onderken ik dat mijn voorstel een taakverzwaring voor UWV oplevert en dat het
verstrekken van een toeslag op loon in plaats van op uitkering een nieuwe activiteit is. Bij
mijn uiteindelijke afweging heb ik de beleidsmatige aspecten echter zwaarder gewogen dan
uw praktische bezwaren. Daarbij heb ik mede in aanmerking genomen de omvang van het te
verwachten aantal aanvragen, de voorbereidingstijd van ruim een jaar (de effecten voor de
uitvoering van de Toeslagenwet treden pas op vanaf 1 januari 2005), alsmede de
omstandigheid dat UWV ook nu al situaties voor de bepaling van het recht op toeslag moet
beoordelen waarbij naast de uitkering looncomponenten (neveninkomsten van aanvrager en/of
partner) in het geding zijn.
Ten slotte bericht ik u dat een aantal uitvoeringstechnische suggesties uit uw aanvullend
uitvoeringstoets zijn overgenomen. Deze hebben met name betrekking op wijzigingen in de
---
./. Toeslagenwet. Ik verwijs u hiervoor naar bijlage 2 bij deze brief.
Hoogachtend,
de Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)