Den Haag, 25 september 2003
Bijdrage van Van Dam aan het plenaire debat over aanpassing richtlijn elektronische handel - d.d. 25 september 2003
Voorzitter,
Vandaag is dan het moment dat ik ook officieel mijn maidenspeech mag houden. Ik heb al eens eerder bloemen gekregen, maar voor u telde dat niet mee. Ik had voor het reces de hoop dat ik in een VAO-debat van een minuutje van dat typisch Haagse feestje af kon zijn, maar de straf voor mijn minachting van de Haagse rituelen, is dat ik dit een tweede keer moet ondergaan.
Nu zonder gekheid, ik vind het een voorrecht om twee keer mijn debuut te mogen maken in deze zaal. Ik vind het ook een voorrecht om mijn maidenspeech nu juist over dit onderwerp te mogen houden. Ongeveer een jaar geleden ben ik namelijk afgestudeerd op het onderwerp e-commerce en de eerste wet die ik in deze zaal mag bespreken gaat over de implementatie van de Europese e-commercerichtlijn.
Op deze maidenspeech heb ik me al een half jaar geleden voorbereid. Niet omdat ik het zo'n belangrijk moment vind, maar het onderwerp staat al een half jaar in de wachtrij om behandeld te worden en zelfs deze week is er steeds weer mee geschoven. Dat was voor mij persoonlijk en voor mijn collega's misschien ongemakkelijk, maar dat is vooral erg vervelend voor consumenten. De wet had al op 17 januari 2002, u hoort het goed, 2002, in werking moeten zijn. Anderhalf jaar lang al worden consumenten niet beschermd door deze wet, terwijl ze daar wel recht op hebben.
Omdat het officieel mijn maidenspeech is, zal ik ter introductie enkele citaten gebruiken van Don Tapscott uit zijn befaamde boek "Growing up digital", waarin Tapscott schrijft over de internetgeneratie. Volgens hem behoort iedereen die na 1977 geboren is hiertoe. Daarmee ben ik dus de eerste vertegenwoordiger van deze nieuwe generatie in deze Kamer.
Tapscott schrijft:
"Toen de babyboomers tieners waren, ontwikkelde de televisie zich tot de machtigste informatietechnologie tot dan toe. (.) Televisie diende als boodschapper en mobilisator (.) en veranderde de politiek, de marketing, de handel, het onderwijs, de vrije tijd en de cultuur. (.) Maar voor de nieuwste generatie is televisie ouderwets en klunzig. Het is éénrichtingsverkeer waarbij de macht over programmering en inhoud in één hand ligt en zich altijd richt op de grootste gemene deler." Tapscott benadrukt in zijn boek de enorme invloed van overheid en bedrijfsleven op het medium televisie en typeert de babyboomgeneratie daarom als een volgzame massa. In deze Kamer zijn de babyboomers sterk vertegenwoordigd. Waarmee ik overigens geen uitspraken wil doen over hun volgzaamheid...
De internetgeneratie daarentegen groeit op met interactieve media, waarbij de consument zelf bepaalt welke informatie hij tot zich neemt en bovendien zelf informatie kan publiceren. Tapscott beschrijft daarmee treffend de grote machtsverschuiving in de informatievoorziening die zich afspeelt en de grote impact daarvan op de samenleving. Een impact die verder reikt dan een eenvoudige generatiekloof en naar mijn mening nog door teveel mensen wordt onderschat.
Door deze machtsverschuiving is de vrijheid van meningsuiting een belangrijker grondrecht dan ooit tevoren. De grootste verworvenheid van het internet is dat iedereen zijn mening kenbaar kan maken aan een massaal publiek. Eveneens kan iedereen zijn kennis en informatie delen met de hele wereld. Deze verworvenheden staan onder druk. Niet alleen in China, waar de overheid het internetverkeer op totalitaire wijze controleert, maar ook in de VS en zelfs in Europa. Steeds vaker staat de bescherming van gevestigde belangen centraal en niet de modernisering en bescherming van rechten van burgers en consumenten. Later vandaag spreken we over het auteursrecht dat in de VS en Europa alsmaar weer verscherpt wordt ten gunste van gevestigde belangen, in plaats van dat de grondbeginselen van het auteursrecht ter discussie worden gesteld met het oog op de technologische en maatschappelijke veranderingen van de laatste jaren.
Dit is ook bij dit voorstel het geval. Er zijn grenzen aan de vrijheid van meningsuiting en informatie-uitwisseling. Het is aan de wetgever om die grenzen te definiëren en het kan slechts een rechter zijn die toetst of die grenzen overschreden zijn. Dit wetsvoorstel beschermt internetproviders zodat zij niet aansprakelijk gesteld kunnen worden voor het overschrijden van die grenzen door hun klanten. Daarbij stelt de regering dat providers niet aansprakelijk zijn voor het hosten van onrechtmatige informatie, mits ze geen weet hebben van het onrechtmatige karakter van die informatie en mits ze deze direct verwijderen zodra ze wel op de hoogte daarvan zijn. Er is ogenschijnlijk niks mis met deze passage, maar in de Memorie van Toelichting zegt de minister dat providers zelf verantwoordelijk zijn voor het beoordelen van de rechtmatigheid van informatie.
De providers wordt daarmee gevraagd de afweging te maken tussen de vrijheid van meningsuiting en de belangen van klagers. De minister vraagt feitelijk de providers de rechtmatigheid van deze informatie te beoordelen. Het primaat om te oordelen over rechtmatigheid ligt echter normaliter bij de rechter, niet bij de provider. Hoe moet de provider oordelen over de rechtmatigheid? Heet de minister daar ideeën over? In uw voorstel ligt het oordeel van de provider voor de hand. Deze zal kiezen voor de financieel en juridisch machtigste partij. Dit zet de vrijheid van meningsuiting onder druk. Liefst zie ik dat de minister aangeeft dat een provider slechts door een rechter of een door de rechter gemachtigde partij kan worden opgedragen informatie te verwijderen. Kan de minister daarop ingaan?
Daarnaast stelt de wet voorwaarden aan ongewenste e-mails en sms-jes. Ook hier blijkt weer de voorkeur voor bescherming van gevestigde belangen en niet voor bescherming van consumenten. Gelukkig heeft Europa inmiddels een nieuwe richtlijn aangenomen. Het huidige wetsvoorstel is gebaseerd op een verouderde richtlijn en geeft aan dat mensen zich moeten kunnen afmelden voor reclamemails. De nieuwste richtlijn echter verbiedt het ongevraagd verzenden van e-mails. Ik heb een amendement ingediend dat zorgt voor overeenstemming met de nieuwe richtlijnen.
Spam is namelijk een groot probleem. Meer dan de helft van de mails is ongevraagd en ongewenst. Het kost werknemers gemiddeld een half uur per dag om zich door de stroom ongevraagde e-mails heen te worstelen. Bedrijven maken grote kosten voor het wegwerken van al die mails. De Europese Commissie heeft becijferd dat spam de Europese economie 2,25 miljard euro per jaar kost! Voor dat geld kunnen 50.000 mensen aan het werk! Het gaat dus om een gigantisch probleem, waarbij spam-verzenders bewust onze hele maatschappij op kosten jagen. Bovendien is spam één van de grootste ergernissen van de Nederlanders. Erger dan hondenpoep en luidruchtig mobiel bellen. Met het PvdA-amendement is het verzenden van spam automatisch opgenomen in het strafrecht. Het doelbewust veroorzaken van overlast en het op kosten jagen van anderen hoort strafbaar te zijn. Wat is het verschil met vandalisme? Spammers zorgen voor ontregeling van het internet en grote maatschappelijke kosten. Spamverzenders zijn internetvandalen en moeten dus hard worden aangepakt.
De regering bepleit overigens wel een strafbaarstelling voor haar huidige bepaling over ongevraagde e-mail, maar heeft daar geen handhaving voor geregeld. Ik heb een amendement ingediend om dat recht te zetten. Uw oorspronkelijk idee voor een aparte rechtspersoon voor consumentenbescherming had onze volledige steun. Kunt u aangeven waarom dat mis is gegaan en of u niet alsnog zo'n rechtspersoon wil opzetten?
Overigens zie ik ook wel de moeilijkheden met het aanpakken van spammers. Vaak gaat het om daders uit het buitenland. Nederland moet een principiële grens trekken en samen met haar partners in Europa proberen wereldwijde afspraken te maken. Hier is zeker draagvlak voor in Europa. In Oostenrijk, Denemarken, België, Engeland, Italië, overal heeft men strengere regels dan de Nederlandse regering voorstelt.
Tot slot stelt de wet eisen aan verkopers op internet. Daar staat de PvdA achter omdat deze eisen ervoor zorgen dat de consument weet bij wie hij iets koopt en onder welke voorwaarden. Wij hebben wel een amendement ingediend om de mogelijkheden voor consumenten te vergroten om van hun contract af te komen als de aanbieder zich niet aan die regels heeft gehouden.
Rest nog de vraag of dit wetsvoorstel ook consumenten beschermt die via internet iets kopen in landen buiten de EU. Kan de minister daarop ingaan?
Ik hoop u duidelijk gemaakt te hebben dat wat de PvdA betreft regelgeving voor internet moet bijdragen aan een betere bescherming van consumenten en burgers. Bescherming van burgerrechten op internet is van groot belang! Zoals de babyboomers in de jaren zestig hebben gestreden voor individuele vrijheden zal ik strijden voor de rechten en vrijheden van de internetgeneratie!
---- --
Partij van de Arbeid