Partij van de Arbeid

Gesproken woord geldt
Den Haag, 25 september 2003

Bijdragen van Waalkens (PvdA) aan het Algemene Overleg over de Raad Landbouw en Visserij - 25 september

Coëxistentie
De Raad zal een oriënterend debat voeren over een document van de Commissie, dat ingaat op het naast elkaar bestaan van genetisch gemodificeerde gewassen en conventionele en biologische landbouw. Achtergrond van het Commissiedocument is dat de verschillende lidstaten hebben aangegeven dat zij problemen verwachten bij het naast elkaar bestaan (coëxistentie) van genetisch gemodificeerde en conventionele gewassen. Men is namelijk bang dat gg-gewassen uitkruisen met gg-vrije soortgenoten. Zij hebben de Commissie daarom gevraagd hierover een rapport uit te brengen en eventueel met passende maatregelen te komen. Vanuit het argument van keuzevrijheid van de consument, vindt de Commissie dat in Europa geen enkele vorm van landbouw mag worden uitgesloten. Bovendien moeten de individuele lidstaten zelf maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat dit ook echt kan. Nederland steunt dit standpunt, evenals de richtsnoeren en aanbevelingen die de Commissie aanreikt.

Bijdrage aan Algemeen Overleg

Aansprakelijkheid
Aansprakelijkheid is normaliter geregeld in het Nieuw Burgerlijk Wetboek. Het valt te bezien of bij de introductie van de ggo-teelten en schade bij een eventuele contaminatie van partijen afdoende geregeld is in het BW. Daarbij komt tevens de vraag of er aanvullende afspraken vrijwillig dan wel via een wettelijke verankering vastgelegd moeten worden. Mijn voorkeur gaat uit naar een wettelijke regeling. De vraag speelt of je het op boerderijniveau gaat regelen, of dat je gaat voor ggo-vrije zones. Mijn voorkeur gaat uit naar een gebiedsgerichte benadering en kom dan uit op het aanwijzen van gebieden waar ggo-gewassen zouden kunnen worden geteeld. Je hanteert dan het principe dat er standaard ggo-vrije gewassen worden geteeld, behalve in die gebieden die expliciet aangewezen zijn voor de teelt van ggo-gewassen. Het is de moeite waard om te kijken of dit een begaanbare weg is. Ik vind, dat wanneer productie van gg-gewassen wordt toegestaan, er in ieder geval per introductie van gewas tot gewas een aansprakelijkheid geregeld moet worden om aansprakelijkheidsconflicten te voorkomen.

In Europa is nu nog ruimte voor discussie over:
Coëxistentie regelen via een richtlijn met een implementatie plicht voor de lidstaten, of een set met aanbevelingen. Mijn voorkeur gaat uit naar een Richtlijn. In een op te stellen richtlijn zouden er mogelijkheden moeten worden opgenomen om lidstaten de ruimte te geven voor een nationale invulling, maar dan wel getoetst aan de richtlijn. Het vaststellen van een ondergrens voor zaaizaad en plantgoed. Deze zou op de detectiegrensmogelijkheden moeten worden vastgesteld. Dat is op dit moment 0,1%. In de richtlijn biologische productie is geen drempelwaarde opgenomen. Wel is er een inspanningsverplichting om geen ggo-materialen te gebruiken of in te zetten. Als er niets geregeld wordt geldt de 0,9% ondergrens ook voor de biologische landbouw. Als de grens lager wordt gesteld dan 0,9% moet er een regeling getroffen worden met betrekking tot de aansprakelijkheid. Immers. als de 0,9% grenswaarde geldt, dan heeft ook de biologische landbouw dit als uitgangspunt te hanteren. Mijn inzet zal zijn om de grenswaarde voor de biologische landbouw zo laag mogelijk te houden.

Openbaarheid
Openbaarheid moet geregeld worden door het instellen van een meldingsplicht en het instellen van een openbaar register.

Duurzaam landbouwbeleid voor Europa: hervorming
Tijdens de onderhandelingen over de hervorming van het GLB zijn enkele landbouwsectoren nog niet aan de orde gekomen. Het betreft het beleid voor tabak, olijfolie, katoen en suiker. Voor de eerste drie producten zal de Commissie met concrete voorstellen komen. Voor suiker is toegezegd dat eerst op papier een optie zal worden opgesteld met enkele alternatieven voor een nieuw suikerbeleid. Deze voorstellen zijn nog niet bekend, maar de Commissie heeft wel aangekondigd de hervormingslijn voort te willen zetten. Dat zal dus betekenen dat de steun zal worden losgekoppeld van de actuele productie om handelsverstoringen te verminderen. Nederland wenst de marktwerking op deze terreinen te versterken om daarmee tevens de concurrentie positie van Nederland te verbeteren. Dit alles moet passen in het kader van de WTO. Ten aanzien van het Europese landbouwbeleid in het algemeen en in het kader van de onlangs besloten hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, wil ik de Minister vragen hoe het staat met de implementatie van alle wijzigingen. Hoe gaan we dit allemaal doen? Hoe gaat het tot nu toe? Lopen we tegen bepaalde problemen op? Wat betreft de mondiale landbouwafspraken in WTO-verband moet de EU naar mijn mening eerst zelf orde op zaken gaan stellen op deze landbouwterreinen. Zowel het suikerregime, als dat van katoen, olijfolie en tabak moeten opnieuw bekeken worden. Dit geldt ook voor het zuivelbeleid. Met name op het gebied van suiker en zuivel moeten op mondiaal niveau betere afspraken worden gemaakt. De EU moet een regisserende rol op zich nemen om ontwikkelingslanden tot een eerlijke partner te kunnen maken. Bovendien dient zij zich meer in te zetten op assistentieverlening ín ontwikkelingslanden als markttoegang (suiker en zuivel) vóór deze landen. (Zie hierover ook de notitie van Kris). Ten aanzien van de WTO-onderhandelingen op landbouwgebied in het algemeen, zou Europa het initiatief moeten nemen in het opnieuw agenderen van de besluitvormings-procedure in de WTO. Commissaris Lamy heeft hier wat mij betreft een goede insteek. De onderhandelingen vinden teveel in blokken plaats die snel verworden tot slechts bilaterale akkoorden.

Cancun
Ik heb in een klein artikeltje weergegeven hoe ik tegen het falen van de WTO-top in Cancun aankijk. Ik denk dat deze uitkomst vooral slecht is voor de ontwikkelingslanden. Aan de ene kant is het natuurlijk een stap in de goede richting dat zij zich niet met een kluitje in het riet laten sturen. Aan de andere kant zijn ze er nu helemáál niets op vooruit gegaan. (Zie het bijgevoegde artikeltje).

Visserijdeel

Standpunt Partij van de Arbeid
De PvdA is van mening dat de politiek zich niet met de NMa moet bemoeien. De PvdA werpt ten aanzien van de garnalenvisserij een aantal vragen op.

Hoe zijn de verschillende afspraken (productie, aanvoer, prijs) in de garnalensector tot stand gekomen? In hoeverre is het waar, dat het Ministerie van LNV eind 2001 al op de hoogte was van deze afspraken, maar niet heeft ingegrepen? Kan Veerman meer tekst en uitleg geven van wat de politiek voor rol moet hebben in de kwestie van de boete van de NMa? De PvdA ziet dit niet en is van mening dat de politiek zich niet moet bemoeien met de NMa. We mogen ons zorgen maken over het bedrag en of en hoe en door wie dit bedrag betaald gaat worden, maar we mogen er geen rol in gaan spelen. Wat hebben we in deze kwestie aan Europa? Wat doet de EU en wat kunnen we verwachten? Wat zijn bijvoorbeeld de gevolgen voor de Nederlandse garnalensector wanneer er transnationale producentenorganisaties kunnen worden opgericht? Tot op heden (29 augustus) is nog steeds niet duidelijk of dit mag en hoe dit zou mogen. Het Beheerscomité in Brussel heeft aangegeven nog meer tijd nodig te hebben. Heeft de Minister hier ondertussen meer informatie over? Gaat Veerman initiatief nemen om de sector op orde te krijgen? Gaat de Minister proberen om de twee garnalenkampen (Wieringen en Zoutkamp) met elkaar aan tafel te krijgen om vervolgens samen naar buiten (Europa) te trekken? Stel, dat de EU niet meewerkt, de boete blijft liggen en de sector gaat kapot. Wat doen we dan? Heeft de Minister een scenario klaarliggen voor tegenvallers op dit gebied?


---

Reactie PvdA op mislukken WTO-top Cancun

16 september 2003
De WTO-top in Cancun is mislukt. De uitkomsten zijn vooral slecht voor ontwikkelingslanden. De PvdA vindt dat er dringend stappen nodig zijn om écht tot een ontwikkelingsronde te komen. Met name op het gebied van exportsubsidies en markttoegang in de landbouw moeten zowel arme als rijke landen hun weigerachtige houding overboord gooien.

De eerste twee dagen van de WTO-top werd geen enkele vordering gemaakt omdat de verschillende blokken het niet eens konden worden over de te bespreken teksten en de te volgen procedures. Halverwege de top bleek dat de onderlinge inhoudelijke verschillen ook enorm groot waren. Geen van de partijen bleek in staat de kloof te overbruggen. Met name de VS en India leken meer aandacht te hebben voor beperking van de schade in verband met aanstaande verkiezingen, dan met het leveren van een bijdrage aan de voortgang van deze ontwikkelingsronde. Uiteindelijk bleken de verschillen te groot, waarbij met name voor de minst ontwikkelde landen de druiven zuur zijn. Het ontbreken van voortgang in de multilaterale handelsafspraken maakt hen tot 'prooi' van bilaterale handelsafspraken die met name voor die landen vaak erg slecht uitpakken.

De belangrijkste vraagstukken waren landbouw, investeringen en katoen. Aan de ene kant waren er de EU en de VS die geen van beiden verder wilden gaan dan in hun onlangs overeengekomen raamafspraak over de landbouw. Die raamafspraken gingen voor de nieuwe groep van 21 (feitelijk 23) landen niet ver genoeg, zowel wat betreft de afschaffing van exportsubsidies en -kredieten, als de toegang tot de markten van de ontwikkelde landen.

De voorstellen van enkele westerse landen om ook te gaan onderhandelen over de Singapore-kwesties, waaronder investeringen, werden door vrijwel alle ontwikkelingslanden afgewezen. De EU en anderen zijn onvoldoende in staat gebleken de ontwikkelingslanden duidelijk te maken wat de voordelen van een investeringsakkoord voor de ontwikkelingslanden kunnen zijn. Dit gebrek aan duidelijkheid leidde tot wantrouwen en uiteindelijk tot afwijzing van een investeringsakkoord.

De groep van 21 heeft in Cancun laten zien dat met name de zich ontwikkelende landen internationaal aan zelfvertrouwen hebben gewonnen. De groep onder leiding van India, Brazilie, China en Zuid-Afrika heeft een belangrijk stempel op de onderhandelingen gedrukt. De minst ontwikkelde landen verenigden zich ook voor het eerst in groepen en deden eigen voorstellen, zoals het katoeninitiatief van vier grote exportlanden van katoen in West Afrika. Dit voorstel werd echter door de VS en de top van de WTO met onderzoeksvoorstellen afgedaan.

Al met al hebben de groep van 21 en de minst ontwikkelde landen, vaak gesteund door NGO's, laten zien dat er meer evenwicht in de WTO-onderhandelingen moet komen. Het mislukken van 'Cancun' is vooral slecht voor de ontwikkelingslanden, die nu alsnog geen verbetering in hun handelspositie tegemoet zien. De uitkomst hoeft niet dramatisch te zijn, maar vereist wel dat de EU en de VS een ruimer mandaat krijgen om de Doha-ronde van de WTO écht tot een ontwikkelingsronde te maken. Met name op het terrein van exportsubsidies en markttoegang in de landbouw zullen stappen moeten worden gezet. Als ook India en de VS afstappen van hun weigerachtige houding om überhaupt te onderhandelen, dan kunnen de gewijzigde machtsverhoudingen in de WTO voor eind 2004 mogelijk toch tot een akkoord leiden dat terecht de benaming 'ontwikkelingsakkoord' verdient."

---- --