De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
IZ/2003.1602
datum
25-09-2003
onderwerp
Informele Landbouw- en Visserijraad Taormina, 22 september 2003, verslag
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Op 22 september jongstleden vond in Taormina, Italië, een informele
bijeenkomst plaats van de ministers van landbouw en visserij uit de
Europese Unie en de toetredende landen. Bij deze gelegenheid waren ook
de landbouwministers uit Bulgarije, Roemenië en Turkije alsmede de
Indonesische landbouwminister Bungaran Saragih, vertegenwoordigers van
de FAO en van het Braziliaanse ministerie van Voedselveiligheid en
Hongerbestrijding uitgenodigd .
Het thema van de bijeenkomst was 'De EU en de ontwikkelingslanden na
Cancún: gezamenlijke doelstellingen voor landbouwbeleid,
voedselzekerheid en plattelandsontwikkeling'. De toon van de discussie
in de Raad over dit thema werd gezet door de Commissie, die nogmaals
memoreerde welke concessies op landbouwgebied in Cancún mogelijk
zouden zijn geweest en opriep de gekozen inzet niet te verlaten. Allen
betreurden het mislukken van de onderhandelingen in Cancún. Ondanks de
teleurstelling over de afloop van conferentie en vraagtekens bij de
achtergronden ervan, onderstreepten de ministers hun commitment de
dialoog voort te zetten. Zij waren het erover eens dat hierbij niet de
toevlucht genomen moest worden tot een bilaterale benadering, maar dat
allereerst het multilaterale pad verder bewandeld diende te worden.
De leden van de Raad erkenden eigenlijk zonder uitzondering het recht
van ontwikkelingslanden die kampen met voedselzekerheidsproblemen, op
speciale en gedifferentieerde behandeling. Wel onderstreepte een
aantal sprekers het belang van differentiatie bij het toekennen van
marktopening. Dit ten gunste van de minst ontwikkelde landen (MOL's)
en landen met lage inkomens. Met name het ontbreken van
concessiebereidheid in dit opzicht bij de Groep van 21 werd
verschillende malen gememoreerd.
Ook werd het belang van plattelandsbeleid in de strijd tegen
voedselschaarste benadrukt. Het platteland is niet alleen belangrijk
vanwege de voedselvoorziening, het verschaft veelal het grootste deel
van de bevolking in ontwikkelingslanden inkomen en werk. In dit
verband werd de multifunctionele benadering van de landbouw in Europa
genoemd, die rekening houdt met maatschappelijke wensen zoals milieu
en dierenwelzijn, duurzame ontwikkeling van het platteland en
voedselveiligheid. Met de ontkoppeling van productie van de directe
inkomenssteun, zoals onlangs overeengekomen in het kader van de
hervorming van het GLB, wordt het handelsverstorende karakter van
landbouwsubsidies substantieel verminderd, ten gunste van het in de
WTO nagestreefde beleid.
Het Italiaanse voorzitterschap deed ten slotte een oproep aan de
partners van de EU in de WTO om een balans te vinden tussen verdere
handelsliberalisatie enerzijds en beleid gericht op duurzame landbouw
en plattelandsontwikkeling anderzijds. Alleen op deze manier kunnen
volgens het voorzitterschap alle landen op gelijkwaardige wijze
profiteren van de voordelen van handelsliberalisering.
Vanuit de ontwikkelingslanden en de FAO werd het belang van
liberalisatie van de handel in landbouwproducten benadrukt, waaraan
werd toegevoegd dat dit overigens geen directe garanties biedt voor
het verlichten van de armoedeproblematiek. Treffend in dit verband was
dat de vertegenwoordiger van Brazilië zei dat zijn land weliswaar een
van de grootste exporteurs van landbouwproducten is, maar dat
desondanks bijna 40 procent van de bevolking soms met honger te maken
heeft.
Ook ik heb mijn teleurstelling uitgesproken over het mislukken van de
onderhandelingen in Cancún. Ik heb daarbij aangegeven dat het
belangrijk is om dit te evalueren en te bekijken hoe we onze doelen
ten aanzien van de ontwikkelingslanden kunnen bereiken.
Handelsliberalisering is, zo heb ik gezegd, daarbij een middel en geen
doel op zich. Ontwikkelingslanden hebben veel te winnen bij verdere
liberalisering en dus bij een betere toegang tot de westerse markten.
Arme landen kunnen echter ook aanzienlijk profiteren van het afbreken
van marktbescherming tussen ontwikkelingslanden onderling, de
zogenaamde Zuid-Zuid-handel. De vruchten van de handelsliberalisering
moeten juist ook terechtkomen bij de arme landen en de kleine boeren.
Ik heb er met anderen dan ook voor gepleit dat we rekening moeten
houden met de verschillen die tussen ontwikkelingslanden bestaan en
die soms aanleiding kunnen zijn voor gedifferentieerde behandeling.
Ik heb gesuggereerd de dialoog met de ontwikkelingslanden te
versterken. We moeten niet alleen regels opleggen, maar ook begrip
kweken voor de eisen die we stellen, ook aan onszelf, op het gebied
van voedselkwaliteit en -veiligheid. Tegelijkertijd is op dit vlak ook
een rol voor de lidstaten weggelegd om de kennis en de deskundigheid
van de ontwikkelingslanden te vergroten. Als voorbeeld heb ik genoemd
het initiatief van Nederland om in het kader van de WSSD partnerships
aan te gaan met een zevental landen ter bevordering van de
markttoegang voor landbouwproducten uit ontwikkelingslanden. Ook
investeringen kunnen een middel zijn de integratie van
ontwikkelingslanden in de wereldeconomie te bevorderen.
Afsluitend heb ik gesteld dat we als EU meer aandacht moeten besteden
aan de betekenis van mondiale landbouwontwikkelingen, de positie van
ontwikkelingslanden en de coherentie van beleid, die zich zowel op
handelsvlak, als in de ondersteuning aan ontwikkelingslanden zou mogen
weerspiegelen. Ook de Landbouwraad zou daarbij nauw betrokken mogen
worden.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
dr. C.P. Veerman
datum
25-09-2003
kenmerk
IZ/2003.1602
bijlage
---
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit