IP/03/1286
Brussel, 23 september 2003
Commissie opent debat over hervorming suikerbeleid EU
Vandaag heeft de Europese Commissie een mededeling gepresenteerd
waarin de gevolgen worden belicht van de drie mogelijke
hervormingsscenario's in de suikersector van de EU. Alvorens tot een
formeel voorstel te komen, wil de Commissie op basis van de
uitgebreide effectbeoordeling over suiker eerst een discussie voeren
over de doelstellingen van het suikerbeleid van de EU in de nieuwe
context. In deze uitgebreide effectbeoordeling worden de drie
belangrijkste beleidsopties beschreven. De eerste optie bestaat erin
de huidige regeling na 2006 voort te zetten. De noodzakelijke
verlaging van quota, tarieven en prijzen zou dan kunnen plaatsvinden
binnen de gemeenschappelijke marktordening (GMO). De tweede optie
houdt in dat de productiequota geleidelijk worden afgeschaft en dat de
prijs op de interne markt zich vanzelf moet aanpassen aan de prijs van
niet-preferentiële invoer. Ook het effect van dit
prijsverlagingsscenario op de wereldhandel is onderzocht, met inbegrip
van de mogelijkheid om de suikerproducenten in aanmerking te laten
komen voor de ontkoppelde bedrijfstoeslag. Tot slot is, als derde
optie, een volledige liberalisering van de suikerregeling onderzocht.
De producenten zouden worden opgenomen in de bedrijfstoeslagregeling.
Bij dit scenario is onderzocht welk effect de volledige afschaffing
van invoertarieven en kwantitatieve invoerbeperkingen zou hebben op de
suikermarkt in de EU. Met deze mededeling en de bijbehorende
uitgebreide effectbeoordeling heeft de Commissie voldaan aan haar
verbintenis om in 2003 verslag uit te brengen over het suikerbeleid
van de EU en de vooruitzichten voor dat beleid.
Franz Fischler, Commissaris voor Landbouw, Visserij en
Plattelandsontwikkeling, verklaarde: Na de hervorming van het GLB in
juni 2003 voor de belangrijkste landbouwsectoren is het nu tijd om na
te gaan hoe we de suikersector van de EU marktgerichter, en in
economisch, milieutechnisch en maatschappelijk opzicht duurzamer
kunnen maken.
3 scenario's voor de hervorming van de suikersector van de EU
Op basis van de uitgebreide effectbeoordeling heeft de Commissie drie
mogelijke beleidstrajecten voor de suikerregeling van de EU
voorgesteld.
Een voortzetting van de huidige regeling na 2006
Dit zou betekenen dat de huidige GMO zou worden gehandhaafd op basis
van flexibele quota en prijsinterventie. De markt van de EU is dan
open voor de invoer van hoeveelheden waarover internationaal
overeenstemming is of wordt bereikt. De douanerechten, de interne
prijzen en de productiequota zouden worden verlaagd.
Bij de uitgebreide effectbeoordeling is ook aandacht besteed aan de
impact van een verzoek van de landen die profiteren van het
alles-behalve-wapensinitiatief, om dat initiatief ten uitvoer te
leggen via een stelsel van vaste contingenten.
Verlaging van de interne prijzen in de EU
Volgens dit scenario zouden de productiequota geleidelijk worden
afgeschaft zodra de invoer- en productieniveaus zich zouden hebben
gestabiliseerd. Men zou de interne marktprijs zich laten aanpassen aan
de prijs van ingevoerde suiker. Een lagere interne prijs in de EU zou
de EU-markt echter minder aantrekkelijk maken voor de minst
concurrerende suikerproducerende landen. Er is dan ook bijzondere
aandacht besteed aan de impact van deze beleidsoptie op de
wereldhandelspatronen. Met het oog op een verzachting van de effecten
van de verlaging van de EU-prijzen voor suiker, is bij dit scenario
ook gekeken naar de mogelijkheid om in de sector suiker de
bedrijfstoeslag in te voeren op dezelfde wijze als bij de in juni 2003
goedgekeurde hervorming van het GLB. Tenslotte is beoordeeld welke
impact dit scenario zou hebben op de inkomsten uit suiker van de
landen die momenteel suiker exporteren naar de EU.
Volledige liberalisering van de huidige regeling
Het EU-systeem ter ondersteuning van de interne prijzen en de
productiequota zouden worden afgeschaft. Bij dit scenario is
onderzocht welk effect de volledige afschaffing van invoertarieven en
kwantitatieve invoerbeperkingen zou hebben op de suikermarkt in de EU.
Net als bij het scenario van een prijsverlaging is bij de beoordeling
ook aandacht besteed aan een eventuele invoering van inkomenssteun
voor de producenten in de EU en aan de effecten van de liberalisering
op de wereldhandel en de gevolgen ervan voor de inkomsten uit suiker
van de landen die momenteel suiker exporteren naar de EU.
De mededeling over de totstandbrenging van een duurzaam landbouwmodel
voor Europa via het hervormde GLB - de sectoren tabak, olijfolie,
katoen en suiker, die vandaag door de Commissie is goedgekeurd, komt
beschikbaar op het volgende internetadres:
http://europa.eu.int/comm/agriculture/capreform/com554/index_en.htm.
De uitgebreide effectbeoordeling van de suikersector is te vinden op
het volgende adres:
http://europa.eu.int/comm/agriculture/publi/reports/sugar/index_en.htm
Achtergrond
Hoe werkt de bestaande suikerregeling?
De GMO voor suiker is momenteel geregeld bij Verordening (EG) nr.
1260/2001 van de Raad. De belangrijkste kenmerken zijn prijsafspraken,
productiequota, handel met derde landen en zelffinanciering. De
belangrijkste bepalingen zijn slechts van toepassing tot en met 30
juni 2006.
De Gemeenschap biedt de sector steun en waarborgt het inkomen van de
producenten door interventieaankopen van suiker en door middel van een
minimumprijs voor suikerbieten. Deze bepalingen zijn sinds de eerste
vaststelling van de GMO in 1968 maar weinig veranderd. De
interventieprijs die interventiebureaus voor de aangeboden suiker
moeten betalen, is sinds 1984/85 bevroren op een bedrag van 631,90 per
ton voor witte suiker en 523,70 per ton ruwe suiker.
De interventie wordt beschouwd als een vangnet dat een minimumprijs
voor de suiker waarborgt. Door douanerechten en een beperking van de
beschikbare hoeveelheden, de andere instrumenten van de GMO, worden de
marktprijzen boven het interventieniveau gehouden. De minimumprijs is
de prijs die suikerproducenten aan telers van suikerbieten moeten
betalen. Deze is door de Raad vastgesteld op 46,72 per ton voor bieten
om A-suiker te produceren en op 32,42 per ton voor bieten om B-suiker
te produceren. De huidige prijzen, die al sinds het verkoopseizoen
1993/94 van kracht zijn, gelden tot het einde van het verkoopseizoen
2005/06. De communautaire prijzen worden alleen gegarandeerd voor
productie binnen de quota. De totale hoeveelheid van de quota voor de
15 lidstaten, zo'n 14,5 miljoen ton, valt uiteen in A-quota (82 %) en
B-quota (18%) die zijn vastgesteld per lidstaat. Deze A- en B-quota
komen in beginsel overeen met respectievelijk de vraag op de interne
markt en de uitvoer van overtollige suiker met behulp
uitvoerrestituties. Voor suiker die buiten de quota wordt
geproduceerd, is geen steun beschikbaar, en deze suiker mag ook niet
vrijelijk in de Gemeenschap op de markt worden gebracht. De extra
hoeveelheden moeten worden overgedragen naar het volgende
verkoopseizoen, of worden uitgevoerd zonder restitutie. De overdracht
houdt het volgende in: suikerproducenten die meer dan hun quota hebben
geproduceerd, moeten het overschot ten minste twaalf maanden opslaan,
waarna zij de betrokken suiker als A-suiker bij hun productie van dat
jaar mogen rekenen. De suiker die buiten de quota wordt geproduceerd
en die niet wordt overgedragen, moet zonder restitutie worden
uitgevoerd en wordt C-suiker genoemd.
Uitvoerrestituties zijn bedoeld om het verschil te dekken tussen de
prijs in de Gemeenschap en de wereldprijs voor suiker, waardoor de
Europese suiker op de wereldmarkt kan worden verkocht. De gemiddelde
uitvoerprijs voor communautaire witte suiker bedroeg 280 per ton in
het verkoopseizoen 2001/02. Er worden restituties betaald voor in de
Gemeenschap geproduceerde riet- en bietsuiker, en voor suiker die
wordt ingevoerd uit de landen die het ACS-protocol en de overeenkomst
met India hebben ondertekend. Voor het verkoopseizoen 2001/02
bedroegen de restituties 443 per ton en voor 2002/03 was dit bedrag
485 per ton.
Door controles aan de grenzen van de Gemeenschap wordt de coherentie
tussen de regelingen gewaarborgd, en preferentiële regelingen maken
het mogelijk om suiker tegen nulrecht of zeer lage douanerechten in te
voeren. Suiker die in het kader van een preferentiële regeling tegen
een door de Gemeenschap gegarandeerde prijs uit ACS-landen of India in
de Europese Unie is ingevoerd, kan met steun van de EU-begroting weer
worden uitgevoerd. Het cofinancieringsbeginsel houdt in dat heffingen
die door de lidstaten bij suikerproducenten worden geïnd, na aftrek
van 25% inningskosten op de begroting van de EU worden geplaatst. Deze
heffingen moeten het totale verlies dekken, dat wordt berekend aan de
hand van de gemiddelde uitvoerrestituties, het overschot op de
productiequota en het verbruik in de Gemeenschap. Met andere woorden,
de netto-uitvoer van de productie binnen de quota wordt gefinancierd
door een stelsel van productieheffingen die volledig door de
bietentelers en de suikerindustrie worden betaald.
Hoe is de situatie van de suikersector in de EU?
Suikerbieten vertegenwoordigen 1,6 à 1,8 % van de landbouwproductie
van de EU en wordt verbouwd op 230.000 landbouwbedrijven. Bedrijven
waar suikerbieten worden geteeld zijn over het algemeen groter dan
gemiddeld en behalen een hoger inkomen.
De suikerproductie van de EU-15 varieert van 15 tot 18 miljoen ton,
uitgedrukt in geraffineerde suikerequivalent. Met de tien nieuwe
lidstaten erbij zal de suikerproductie naar verwachting met 15%
stijgen. Er zijn in de vijftien huidige lidstaten 135 suikerfabrieken
en 6 raffinaderijen.
Er wordt suiker geproduceerd in alle lidstaten van de EU-15, met
uitzondering van Luxemburg. De productiviteit varieert echter sterk
van de ene lidstaat tot de andere. Duitsland en Frankrijk zijn samen
goed voor meer dan de helft van de suikerproductie van de EU-15,
gevolgd door het Verenigd Koninkrijk en Italië (elk 8%). Onder de tien
nieuwe lidstaten zijn zes suikerproducerende landen met een productie
van in totaal ongeveer 3 miljoen ton, waarvan twee derde door Polen
wordt geproduceerd.
De EU-15 voeren suiker in en uit, maar netto is de Europese Unie een
exporteur. In de verkoopseizoenen 1999/2000 tot en met 2001/2002
bedroeg de uitvoer gemiddeld 5,3 miljoen ton, bij een invoer van 1,8
miljoen ton. De netto-uitvoer komt overeen met gemiddeld 20% van de
suikerproductie en 2 tot 3,5% van de uitvoer van de EU-15 aan
landbouwproducten, volgens de definitie van de Uruguayronde.
De EU is een van de belangrijkste marktdeelnemers op de
wereldsuikermarkt, maar blijft ver achter bij Brazilië dat momenteel
de uitvoer domineert. Het aandeel van de EU-15 in het
wereldhandelsverkeer bedraagt 13 % van de productie, 12 % van het
verbruik, 15 % van de uitvoer en 5 % van de invoer. Het aandeel van de
Gemeenschap in de productie, het verbruik en de uitvoer is afgenomen,
terwijl het belang van de landen op het zuidelijk halfrond gestaag is
toegenomen.
De internationale prijzen voor suiker spelen een zeer belangrijke rol
en zijn, na sterke fluctuaties in het verleden, erg onzeker. Sinds
1995 is sprake van een dalende tendens. Dit kan grotendeels worden
verklaard door het feit dat de productie het verbruik ver overtreft.
Statistische gegevens over de suikersector zijn te vinden op het
volgende internetadres:
http://europa.eu.int/comm/agriculture/agrista/2002/table_en/en43.htm
European Commission