Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Antwoord op vragen van de leden Timmer en Verbeet (beiden PvdA) aan de staatssecretaris van Volks- gezondheid, Welzijn en Sport over het woonzorgcomplex Pleyenhof en een brandmeldinginstallatie.

1.
Bent u bekend met het feit dat 38 woningen in woonzorgcomplex Pleyenhof in Dalfsen nog niet zijn voor- zien van een automatische brandmeldinginstantie?
1.
Dit was mij nog niet bekend.
2.
Deelt u de mening dat dit een ongewenste en gevaarlijke situatie is te meer omdat 30 van de 38 woningen worden bewoond door ouderen die zijn geïndiceerd voor verzorgingshuiszorg en die over het algemeen weinig mobiel en zelfredzaam zijn?
3.
Wie is verantwoordelijk voor de (brand)veiligheid van woningen in woonzorgcomplexen? Welke rol speelt de rijksoverheid hierin? Bent u bereid in overleg met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Orde- ning en Milieubeheer (VROM) na te gaan in hoeverre de (brand)veiligheid van deze woningen kan worden verbeterd en hiertoe zonodig maatregelen te nemen? 2 en 3.
De beoordeling of dit een ongewenste en gevaarlijke situatie is, is een gemeentelijke bevoegdheid waar ik niet in treed. Het is de gemeente die op basis van de gemeentelijke bouwverordening gebruikseisen stelt met betrekking tot het brandveilig gebruik van het gebouw en de technische installaties. Het gaat hier immers om zelfstandige woningen.
De eigenaar van de woningen is primair verantwoordelijk voor de (brand)veiligheid in de woningen. Brandveiligheid heeft zowel betrekking op de bouwkundige situatie en ook op het gebruik en de inrichting van gebouwen. De rol van de rijksoverheid betreft het stellen van bouwtechnische eisen in het Bouwbe- sluit en het tweedelijns toezicht op de naleving door gemeenten van de eisen in de Woningwet. De ge- meente en de gemeentelijke brandweer stellen eisen via ondermeer gebruiksvoorschriften in de ge- meentelijke bouwverordening aan het brandveilig gebruik van het gebouw en aan de technische installa- ties. Dat laatste is een gemeentelijke bevoegdheid, het is dan ook niet opportuun om hierover met de Minister van VROM te overleggen.
Uiteraard wordt wel overleg gevoerd tussen mijn Ministerie en dat van VROM en BZK over de wijze waar- op brandveiligheidseisen in gebouwen die onder de Wet Ziekenhuisvoorzieningen vallen het beste in het Bouwbesluit kunnen worden verwoord.
4.
Wat vindt u van het feit dat de brandmeldinginstallaties, samen met de andere voorzieningen die de vei- ligheid van de woningen bevorderen, al meer dan een jaar geleden zijn aangevraagd en dat de directie van het woonzorgcomplex Pleyenhof nog steeds niet weet waar zij aan toe is? 5.
Klopt het dat een deel van de lengte van de procedures wordt veroorzaakt door een gebrekkige samen- werking tussen uw ministerie en dat van VROM omdat volkshuisvestingsaspecten aan de orde zijn, en VROM weer naar VWS wijst omdat zorgarrangementen in het geding zijn? Zo ja, op welke wijze wordt deze samenwerking verbeterd?


---

6.
Welke initiatieven neemt u samen met de minister van VROM om de lengte van dit soort procedures te bevorderen en het tempo van het bouwen van veilige, betaalbare en goede woningen voor ouderen te versnellen?
4, 5 en 6.
Volgens de informatie die ik hierover ingewonnen heb, heeft de betrokken zorginstelling Rosengaerde niet een jaar geleden, maar op 13 maart 2003 haar aanvraag voor financiering van zorginfrastructuur gecom- pleteerd. Op 26 mei heeft de zorginstelling van het College Bouw Ziekenhuisvoorzieningen schriftelijk antwoord gekregen op haar verzoek waarbij is aangegeven dat de brandmeldinstallaties niet voor finan- ciering in aanmerking komen omdat het om installaties in zelfstandige woningen gaat. De financierings- mogelijkheid voor zorginfrastructuur is hiervoor niet bedoeld. Er is dus geen sprake van lange procedures. Ook hebben deze procedures niets te maken met de sa- menwerking tussen VWS en VROM. Deze samenwerking is overigens in het algemeen goed. Wat betreft het versnellen van het tempo van veilige, betaalbare en goede woningen voor ouderen heeft de Minister van VROM samen met mij een brief `Investeren voor de Toekomst'; De kwantitatieve opgave voor wonen, zorg en welzijn aan de Tweede Kamer gezonden. Hierin geven wij aan hoe aan de realisatie van deze opgave voldaan moet worden.


---- --