Speech van Staatssecretaris Van Geel van VROM bij het in ontvangst
nemen van het eerste exemplaar van het boek 'De ondergrond van
Nederland' in Leiden op vrijdag 19 september 2003
De maquette en het boek over de ondergrond in Nederland markeren twee
jubilea. Het eerste is dat het geowetenschappelijk onderzoek in
Nederland een geschiedenis van 150 jaar heeft. Het tweede jubileum
viert dat TNO-NITG, het kennisinstituut op dat gebied, 100 jaar
bestaat.
Het geowetenschappelijk onderzoek heeft dus een eerbiedwaardige
leeftijd bereikt. Kunnen de onderzoekers het nu rustig aandoen?
Bepaald niet, zoals ook al uit het boek blijkt. Dat noemt namelijk een
aantal hardnekkige problemen die dringend om een oplossing vragen. Het
gaat om zaken als de versnelde daling van de bodem, kustafslag,
overstromingen en verontreiniging. De schade aan bebouwing,
infrastructuur, waterhuishouding en landbouw raamt u op 3 miljard euro
per jaar. En dan heeft u nog niet eens de kosten meegerekend van de
ophoping en uitspoeling van meststoffen en bestrijdingsmiddelen, en de
schade aan de natuur.
Het huidige beleid voor bodem en ondergrond is onvoldoende in staat om
deze problemen en ontwikkelingen het hoofd te bieden. De ruimtelijke
ordening richt zich vooral op het landoppervlak. Daardoor blijven
bodem en ondergrond onderbelicht, met als gevolg de bovengenoemde
problemen.
Ik sta daarom een beleidswijziging voor, waarover ik de Tweede Kamer
nog dit jaar zal informeren. Die wijziging houdt kort het volgende in.
Het bodembeleid zal zich niet meer uitsluitend richten op het
voorkomen en aanpakken van bodemverontreiniging. In plaats daarvan zal
het zich bezighouden met alle aspecten van de bodem: fysisch, chemisch
en biologisch.
Daarbij wordt het accent verlegd. Het gaat niet langer uitsluitend om
bodembescherming, maar sterker dan nu om duurzaam gebruik.
Verder wordt het bodembeleid onderdeel van ruimtelijk beleid en
sector-beleid, zoals waterbeleid en landbouwbeleid. Daarbij krijgen
regionale en lokale overheden meer de ruimte om zelf beleid te
ontwikkelen, zoals dat is afgesproken in het Hoofdlijnenakkoord van
het kabinet. Lagere overheden zijn daardoor in staat om
integrale en gebiedsgerichte oplossingen te ontwikkelen voor hun
bodemproblemen.
Wat níet verandert, is dat we bodem en ondergrond blijven beschouwen
als een onvervangbaar maatschappelijk bezit. Het is zaak om de
maatschappelijke waarde van de bodem behouden, en te voorkomen dat de
kosten van exploitatie van de bodem op de samenleving worden
afgewenteld.
Daarvoor is kennis onmisbaar. We moeten immers een breder zicht
krijgen op de positieve en negatieve effecten van ons handelen op de
bodem, en we moeten die effecten ten opzichte van elkaar kunnen wegen.
Overheden en publieke kennisinstituten als TNO-NITG, Alterra en RIVM
beschikken over veel kennis over bodem en ondergrond. Die informatie
is echter niet altijd toegankelijk. Er is grote behoefte aan een
landelijk, vraaggestuurd kennissysteem voor bodemgebruikers. Ik zet me
er met u voor in dat er zo´n kennissysteem komt.
Daarnaast wil ik pleiten voor de invoering van een bodemtoets, voor
transparante besluitvorming over bodem en ondergrond. Er bestaat al
een watertoets. Daarbij wordt gekeken of plannen voor nieuwbouwwijken
en andere projecten in de waterhuishouding van een gebied passen. Dat
voorkomt schade aan de ecologie van gebieden, die tegen hoge kosten en
met veel kunst- en vliegwerk gerepareerd moeten worden. Het gaat dus
om een soort kosten-baten afweging.
Analoog hieraan zou er ook een bodemtoets moeten komen. De
geschiktheid van de bodem moet zwaarder meetellen bij de beoordeling
van ruimtelijke plannen. De ondergrond moet een belangrijk criterium
zijn bij reconstructieplannen, streek- en bestemmingsplannen,
omgevingsplannen, milieu-effectrapportages en de
meerjarenontwikkelingsplannen voor stedelijke vernieuwing.
Overigens is dat nog niet zo eenvoudig. Veel processen in bodem en
ondergrond voltrekken zich langzaam. Over de langetermijngevolgen van
ingrepen weten we nog te weinig. Extra ingewikkeld wordt het als
meerdere ingrepen elkaar beïnvloeden.
Bovendien wordt de kennis die er wél is te weinig gebruikt.
Bodemgebruikers en bestuurders richten zich vooral op de korte
termijn, zodat de langetermijneffecten onderbelicht blijven tot het te
laat is. Grondgebruikers weten ook niet welke expertise beschikbaar is
en welke informatie ze nodig hebben om duurzaam met bodem- en
ondergrond om te gaan.
En zoals gezegd, als ze hun vragen wel op orde hebben, kost het ze
grote moeite om de benodigde informatie bij elkaar te sprokkelen. Het
kennisaanbod is te versnipperd en weinig toegankelijk. Er moet een
sterke kennisketen komen, met als schakels: fundamenteel onderzoek
door universiteiten, toegepast onderzoek, en toepassing door overheden
en bedrijven.
Er ligt dus een belangrijke uitdaging voor de kennisinstituten en
TNO-NITG.
Kennisontwikkeling biedt overigens ook mogelijkheden voor
technologische innovatie. De goedkopere technologie voor bodemsanering
die de laatste tijd werd ontwikkeld, is inmiddels een waardevol
exportproduct. Het bevorderen van de kenniseconomie is een ander
speerpunt van het kabinetsbeleid.
TNO-NITG heeft al een concreet initiatief genomen in de richting van
een nationale kennisinfrastructuur met DINO, het Data- en
Informatiesysteem Nederlandse Ondergrond. DINO is een publiek
toegankelijk informatiesysteem, dat in de wereld zijn gelijke niet
heeft. Het onderstreept de voortrekkersrol van TNO-NITG, en is een
nieuw hoogtepunt in een lange traditie van Nederlands
geowetenschappelijk onderzoek.
De volgende stap lijkt mij dat DINO een steeds bredere groep
gebruikers aanspreekt, die zich met vragen voor duurzaam grondgebruik
tot het systeem wenden.
In dat streven naar meer aandacht kennisverspreiding voor duurzaam
grondgebruik passen het fraaie boek dat ik net in ontvangst heb mogen
nemen, en de permanente maquette hier in Naturalis. Het zijn goede
manieren om de Nederlanders op een aantrekkelijke manier te laten zien
wat zich onder onze voeten bevindt. Hopelijk zal dat het bewustzijn
vergroten dat de ondergrond zowel letterlijk als figuurlijk de basis
van ons bestaan is. Ik dank u voor de aandacht.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer