Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Speech van Staatssecretaris Pieter van Geel van het Nederlandse ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu op de Conferentie Globalisation and National Environmental Policy in Veldhoven op 22 september 2003.

Titel: Globalisering en de (on)mogelijkheden voor nationaal milieubeleid


1. Waarom deze conferentie
Het verschijnsel globalisering roept felle debatten op. De belangrijkste vraag is misschien wel of het zal leiden tot het wegvagen van milieustandaarden en normen, de race to the bottom, of juist tot een verbetering van het mondiale milieu, the race to the top.

Feit is dat landen na de Tweede Wereldoorlog doelbewust hebben gestreefd naar het vrijer van het verkeer van goederen, kapitaal en mensen, omdat dat de economische groei bevordert. Dat vrijere verkeer, de motor achter de globalisering, heeft ertoe geleid dat bedrijven steeds meer internationaal opereren. Daardoor zijn zij steeds beter in staat om te investeren in landen die hen het beste uitkomen en hun productie en distributie te concentreren. Daarmee plaatsen zij nationale overheden in een concurrentiepositie t.o.v. elkaar.

Ook NGO's en overheden vormen netwerken om tegenwicht te bieden aan de toenemende invloed van transnationale bedrijven. Globalisering leidt zo tot belangrijke veranderingen in de machtsverhoudingen en de manier waarop overheden, bedrijven en NGO's met elkaar omgaan. Dat heeft grote consequenties voor het functioneren van het bestuur.

De aanhangers van de race to the bottomtheorie denken dat de natiestaten hun greep verliezen op het internationale bedrijfsleven. Dat zou leiden tot minder strenge milieunormen en grote gevaren voor het beheer van de natuurlijke hulpbronnen.

Een voorbeeld is de ontwikkeling rond de sloop van zeeschepen. Tot de jaren 80 van de vorige eeuw werden afgedankte schepen in Italië, Spanje en Turkije op een redelijk verantwoorde manier gesloopt. Tegenwoordig worden afgeschreven schepen doorverkocht aan schimmige brievenbus BV's, of aan bedrijfjes uit zogenaamde goedkope vlaglanden. De eigenaren kunnen zich zo gemakkelijk in anonimiteit hullen. Uiteindelijk duiken de schepen op aan een Aziatisch strand, waar ze op een manier worden gesloopt die zowel voor de werknemers als voor het milieu zeer schadelijk is.

Als de betrokken landen daar iets tegen willen ondernemen, zullen ze gezamenlijk een systeem moeten creëren om de eigenaren van sloopschepen verantwoordelijk te stellen. Landen die in hun eentje opereren, staan machteloos.

Maar het is niet alleen somberheid. Vele studies laten zien dat globalisering ook kan bijdragen aan mondiale duurzaamheid. De strenge milieueisen van rijke worden door transnationale bedrijven vaak ook toegepast in landen die nog niet zo ver zijn met hun milieubeleid. Zodoende leidt globalisering ook tot de verspreiding van schone technologie. Die "race to the top" heeft daardoor wel een bovengrens, en wel wat de landen met een ontwikkeld milieubeleid met de bedrijven afspreken. Als dat niveau onder druk komt te staan door een toegenomen beleidsconcurrentie tussen landen, dan beperkt dat ook weer de effecten van de race to the top.

Veel bedrijven zien het inmiddels als een morele plicht - of op zijn minst als een verstandige strategie - om overal waar ze werken verantwoord om te gaan met werknemers en het milieu. Want globalisering maakt bedrijven niet alleen machtiger, maar ook kwetsbaarder. Misdragingen, als je ze zo mag noemen, in één land, kunnen aan de grote klok worden gehangen en wereldwijd de reputatie van een bedrijf of een merk in gevaar brengen. Een voorbeeld is de sloop van de Brent Spar.

NGO's volgen het bedrijfsleven kritisch en wereldomspannend. Hun kritiek kan op de hele wereld een verwoestend effect hebben op de reputatie en de omzet van een bedrijf. Het bedrijfsleven is zich daar scherp van bewust. Er zijn dan ook voorbeelden van mulitinationals die direct afspraken maken met milieuorganisaties.

Overheden laten zich ook niet onbetuigd. De meer milieubewuste landen in de Europese Unie zijn er in een aantal gevallen, zoals bij de invoering van de Integrated Pollution Preventieon and Control richtlijn, geslaagd om andere lidstaten op sleeptouw te nemen naar een stringenter milieubeleid. Dat leidt meteen tot vragen als: welke mechanismen zitten daarachter, en zal dit in de toekomst blijven gebeuren?
Landen sluiten steeds meer multilaterale milieuovereenkomsten af. In 1950 waren er nog maar enkele tientallen, nu lopen er ongeveer 300 van zulke verdragen. Het maken van goede internationale milieuafspraken is verre van eenvoudig. Overigens zijn niet alle verdragen even effectief en laat soms de handhaving te wensen over, maar er zijn er ook die vrij algemeen worden gezien als succes stories.

Kortom: globalisering leidt tot allerlei en vaak tegengestelde ontwikkelingen en het is dan ook moeilijk om algemeen geldige conclusies te trekken. Toch is het belangrijk dat beleidsmakers een scherp beeld krijgen van de veranderingen in de invloedsferen en zeggenschapsverhoudingen, die het handelingsperspectief van de overheid veranderen. Het "waarom van de conferentie" is dat de beleidsmakers juist nu een beter beeld moeten zien te krijgen van deze veranderingen. Er is op allerlei deelgebieden veel ervaring opgedaan met het aanpassen van het milieubeleid aan de veranderde omstandigheden. Maar de globalisering gaat door, zeker waar het de Europese eenwording betreft. Het is hoog tijd dat we lessen trekken uit die ervaringen en die bewust gaan toepassen.
2. Vragen voor deze conferentie
Het gaat dus om de vraag wat de nationale overheden zelf kunnen doen en wat hun mogelijkheden zijn om internationaal tot effectieve afspraken te komen. Wat kunnen nationale overheden beter overlaten aan de burgers, aan andere overheden, aan bedrijven en aan NGO's? Ik ben dus vooral geïnteresseerd in de toekomstige institutionele vormgeving van het milieubeleid. Hoe zijn invloedssferen en zeggenschapsverhoudingen veranderd en wat zijn de gevolgen voor het handelingsperspectief van de nationale overheid. Kortom, wat ligt er nog in de macht beleidsmakers en hun nationale overheid? Even terzijde: het onderwerp van de conferentie is dus niet de vraag hoe globalisering uitwerkt op het milieu. De vraag is: Als een overheid iets wil, kan het die wens dan ook realiseren

Strategieën
Om dit soort vragen te beantwoorden is het goed om eerst na te gaan welke strategieën nationale overheden kunnen volgen. Op het gevaar af een en ander te simpel voor te stellen wil ik de volgende noemen.

Streven naar doeltreffend bestuur
Het streven naar een doeltreffend bestuur is de basis. Als de nationale overheid haar zaakjes niet in orde heeft, kan zij geen goed milieubeleid voeren. Het gaat hierbij ook om voorspelbaarheid, transparantie, verantwoording en legitimiteit. Binnen deze strategie moeten overheden echter nog een aantal keuzes maken.

Overgeven aan de globalisering.
Een land kan besluiten om zich over te geven aan de ontwikkelingen die het gevolg zijn van globalisering. Zo'n land doet dan niets aan de sloopschepen, de klimaatverandering enzovoorts. Het zal op sommige punten bijdragen aan een race to the bottom. Op andere milieupunten kan het land mee worden meegezogen in de race to the top. Het kan ondermeer profiteren van aanscherpingen van het milieubeleid in andere landen, door buitenlandse eisen over te nemen.

Voorop lopen
Landen kunnen ook proberen voorop te lopen in de aanscherping van het milieubeleid. Die strategie is voor heel grote landen, of voor blokken als de EU waarschijnlijk een reële optie. Voor kleine landen als Nederland zijn de mogelijkheden beperkt. Ze hebben een markt die te klein is om er nieuwe technieken en producten voor te ontwerpen. Bovendien zijn kleine landen economische niet sterk genoeg om de concurrentie aan te gaan met buurlanden die minder ver willen gaan.

Internationaal samenwerken
Internationaal samenwerken is - zeker voor kleinere landen - de meest belovende strategie. Er zijn verdragen die een grote omwenteling op duurzaamheidsgebied hebben bewerkstelligd. Een voorbeeld hiervan is het Montreal Protocol, dat de emissie van drijfgassen die de ozonlaag aantasten aanzienlijk heeft gereduceerd.
Maar het maken van internationale afspraken is niet eenvoudig. Landen hebben immers vele uiteenlopende belangen. Milieuafspraken moeten bovendien in overeenstemming zijn met andere internationale afspraken, zoals handelsverdragen. Daardoor zijn niet alle verdragen even effectief. Bovendien spelen er twee dilemma's.

Uniformiteit versus flexibiliteit
Het eerste dilemma is de afweging van uniformiteit tegen flexibiliteit. Hoe meer uniformiteit in de afspraken, hoe meer bedrijven en burgers hun technieken en handelingen zullen afstemmen op het beleidsdoel en hoe goedkoper het kan worden gerealiseerd. Neem het streven naar een koolstofarme energiehuishouding. Veel van de technieken die daarvoor nodig zijn kunnen alleen in internationaal verband worden ingevoerd.
Anderzijds is het noodzakelijk om bepaalde afwijkingen van internationale afspraken mogelijk te maken. De omstandigheden en de belangen van landen verschillen immers nogal. Nederland wil bijvoorbeeld in de EU de ruimte om op het gebied van mestnormen af kunnen wijken van de EU-normen. En andere landen hebben ook zo hun eigen voorkeuren. Te veel van dit soort flexibiliteit zorgt echter voor inhoudsloze afspraken, die hun gewicht in papier nog niet waard zijn. De landen blijven dan aangewezen op zichzelf.

Effectiviteit versus legitimiteit
Internationale afspraken maken betekent het sluiten van compromissen. Dat heeft het gevolg dat de afspraken niet goed meer aansluiten op de perceptie die individuele landen van het probleem hebben, en van de oplossingen die ze wenselijk vinden. Als deze afwijkingen te groot worden, herkent de burger zich niet meer in het beleid. Daarmee brokkelen de legitimiteit van en het draagvlak voor het beleid af, en komt de realisatie van de eerste strategie - een doeltreffend, transparant en gelegitimeerd bestuur - in de knel.

Met dit in het achterhoofd wil ik graag gebruik maken van de grote hoeveelheid expertise die u hier bij elkaar brengt. Ik wil deze conferentie de volgende vragen wil voorleggen:


1) In hoeverre is globalisering daadwerkelijk een echte punt van zorg voor het milieubeleid? Wat zijn de mogelijkheden voor een effectief internationaal milieubeleid?


2) Voor welke onderwerpen van het milieubeleid moeten we ons zorgen maken en voor welke niet?


3) Wat voor invloed heeft globalisering op het handelingssperspectief van de overheid?


4) En tot slot, heeft globalisering de keuze voor instrumenten beïnvloed? Als een probleem internationaal aangepakt wil worden, welke instrumenten werken dan optimaal?


3. Slot
Dames en heren,
De globalisering trekt als een vloedgolf de wereld over, en wordt wisselend als een ramp en een zegening gezien. Volgens mij is de waarheid genuanceerder, en kunnen we wellicht profijt hebben van de voordelen en ons wapenen tegen de nadelen. Ik hoop dat mijn vragen - maar vooral uw antwoorden daarop - daar aan bij zullen dragen en wens u een productieve en aangename conferentie. Dank u voor de aandacht.