Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
IZ/2003.1537
datum
12-09-2003

onderwerp
Informele landbouwraad 21-23 september 2003, Taormina: - Agenda

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Inleiding De Italiaanse Minister voor Landbouw- en Bosbeleid, de heer Alemanno, nodigt zijn EU-collega's alsmede zijn collega's van de tien toetredende landen uit voor een informele Landbouw- en Visserijraad. Dit in het kader van het Italiaanse Voorzitterschap van de EU gedurende de tweede helft van 2003. Deze informele Raad zal worden gehouden van 20 tot en met 23 september 2003 in Taormina, Italië.

De informele vergadering van de Raad zal plaatsvinden op maandag 22 september. Hiervoor is ook de Directeur-Generaal van de FAO uitgenodigd alsmede enkele vertegenwoordigers van ontwikkelingslanden.

datum
12-09-2003

kenmerk
IZ/2003.1537

bijlage

De Europese Unie en de ontwikkelingslanden na Cancún Als thema voor de informele vergadering van de Raad heeft het Voorzitterschap gekozen voor 'De Europese Unie en de ontwikkelingslanden na Cancún. Gezamenlijke doelstellingen voor het landbouwbeleid en de voedselzekerheid'. In een daartoe voorbereid werkdocument stelt het Voorzitterschap dat de verdere liberalisering van de wereldhandel een stimulus kan zijn voor de sociale en economische ontwikkeling van ontwikkelingslanden. Liberalisering moet in de visie van het Voorzitterschap echter niet alleen leiden tot concurrentie in termen van prijs en productiekosten. Liberalisering moet vooral leiden tot de creatie van een nieuw wereldmodel voor de landbouw. In dit model speelt de primaire sector een sleutelrol in de bevordering van een duurzame sociaal-economische en institutionele ontwikkeling.
Om dit landbouwmodel te bereiken moet het wederzijdse begrip tussen de Europese Unie en de ontwikkelingslanden worden verdiept. Dit maakt het mogelijk om te komen tot gezamenlijke regels voor een duurzaam productieproces en verbetering van de voedselkwaliteit en -veiligheid. Om te komen tot een gezamenlijke strategie voor de realisatie van duurzame ontwikkeling in deze landen moet de Europese Unie haar economische en institutionele banden met deze landen versterken. Volgens het Voorzitterschap is dit een taak die behoort tot de verantwoordelijkheid van de Europese Unie. Dit gegeven de nieuwe institutionele structuur van de EU als gevolg van de Conventie, en de voorziene uitbreiding van de EU. Dit maakt de EU tot 's-werelds grootste koopkrachtige markt.

Inzet Nederland
Ik waardeer en steun van harte het initiatief van het Italiaanse Voorzitterschap om de relatie tussen de Europese Unie en de ontwikkelingslanden te agenderen voor de informele bijeenkomst van de Landbouw- en Visserijraad. Dit mede tegen de achtergrond van de uitkomsten van de Wereldtop over duurzame ontwikkeling in Johannesburg, waar duurzame landbouw één van de vijf prioritaire onderwerpen was, alsmede de lopende Doha Ontwikkelingsronde en de 5^e ministeriële WTO-conferentie in Cancún in het bijzonder. Ik onderschrijf ook ten volle de verantwoordelijkheid die wij als de Europese Unie hebben bij het creëren van mogelijkheden voor ontwikkelingslanden om deel te nemen aan het wereldhandelsverkeer en mondiaal te komen tot een duurzame ontwikkeling van de landbouw.

De landbouwsector blijft voor de meeste ontwikkelingslanden de motor van economische ontwikkeling. Het grootste deel van de bevolking is voor inkomen en werk vaak afhankelijk van de landbouw. Een op duurzaamheid gebaseerde versterking van de landbouwsector in deze landen is dan ook van wezenlijk belang voor armoedebestrijding. Dat landbouw een prominente sector voor armoedebestrijding is, werd internationaal nog eens expliciet erkend en onderstreept tijdens de wereldtop voor duurzame ontwikkeling (WSSD), die in september 2002 in Johannesburg, Zuid-Afrika, werd gehouden. Het daar afgesproken implementatieplan moet daaraan verder invulling geven.

Handel kan bijdragen tot groei en armoedevermindering en kan een belangrijke katalysator zijn voor duurzame ontwikkeling. Verruiming van de mogelijkheden voor agrarische ondernemers in ontwikkelingslanden om hun producten in binnen- en buitenland af te zetten, kan daarom een belangrijke bijdrage leveren aan vergroting van de welvaart. Deze landen zijn derhalve gebaat bij een verdergaande liberalisering van het wereldhandelsverkeer. Nederland onderkent dat dit een extra argument is voor verdere handelsliberalisering. Verschillende studies hebben uitgewezen dat de reductie van de invoertarieven voor agrarische producten kan leiden tot een aanzienlijke potentiële stijging van het wereldinkomen. Opmerkelijk is dat de bijna eensluidende uitkomst uit de studies is dat rijke landen het meeste van liberalisatie te winnen hebben. Arme landen kunnen echter ook aanzienlijk profiteren van het afbreken van marktbescherming tussen de ontwikkelingslanden zelf, de zogenaamde 'Zuid-Zuid'-handel. De 'Global Economic Prospects 2004' van de Wereldbank geeft bijvoorbeeld aan dat landbouwexporteurs in Oost-Azië ruim eenderde van hun tarieven betalen aan buurlanden.

Behalve tot baten leidt liberalisering ook vaak tot tijdelijke fricties en aanpassingsproblemen en -kosten. Daarom is het noodzakelijk dat enige differentiatie wordt aangebracht in het handelsregime. Dit afhankelijk van het niveau van ontwikkeling. De speciale behandeling die de minst ontwikkelde landen (MOL's) krijgen, is hiervan een voorbeeld. Mede op basis van het regeerakkoord zet Nederland in op verdergaande aanpassingen van de bestaande regels ten aanzien van de handel in landbouwproducten en vergroting van de markttoegang.

Het in juni 2003 bereikte Akkoord van Luxemburg over de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) leidt tot een fundamentele omslag van het tot dusver gevoerde GLB. De ontkoppeling van de directe inkomenssteun aan boeren van de productie draagt bij aan de afbouw van handelsverstorende subsidies. Hierdoor worden de marktkansen voor ontwikkelingslanden verbeterd.

Vergroting van handelskansen leidt echter niet automatisch tot benutting van die mogelijkheden en tot integratie. De praktijk wijst uit dat vooral de armste ontwikkelingslanden vaak onvoldoende in staat zijn om te profiteren. Het OS-beleid moet daarom bijdragen aan versterking van de productie- en handelscapaciteit van de landbouwsector in ontwikkelingslanden, zodat agrariërs en het midden- en kleinbedrijf kunnen inspelen op de ruimere markttoegang.

Zoals bekend heeft Nederland zich de afgelopen jaren sterk ingespannen voor de versterking van de samenhang tussen landbouw-, ontwikkelingssamenwerkings- en handelsbeleid. Ik zou in dit verband ook willen refereren aan de Notitie Beleidscoherentie Ontwikkelingssamenwerking - Landbouw (kamerstuk 200-2003, 28318, nr. 2, TK) en het uit de WSSD voortvloeiende Actieprogramma voor Duurzame Ontwikkeling 'Duurzame daadkracht'. In het kader van het Actieprogramma heb ik samen met de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking het initiatief genomen voor partnershipprogramma's met ontwikkelingslanden. Doelstelling van deze partnerships is om door middel van technische en institutionele samenwerking, en capaciteitsopbouw de markttoegang voor landbouwproducten uit deze landen te vergroten. De samenwerking is publiek-privaat en richt zich met Indonesië en Maleisië op palmolie, garnalen en tropisch fruit; met Vietnam eveneens op garnalen; met Oost-Afrikaanse partnerlanden op tuinbouwproducten en met Zuid-Afrika mogelijk op vlees.

Ik zal tijdens de informele vergadering van de landbouwministers van de EU en de toetredende landen dan ook in het bijzonder een oproep doen om ten behoeve van de versterking van de coherentie ook op EU-niveau de belangen van de ontwikkelingslanden expliciet mee te laten wegen in de besluitvorming. Hoewel op dit gebied reeds veel is verbeterd - ik denk hierbij bijvoorbeeld aan het Everything-but-Arms-Initiatief - en de EU veruit de grootste importeur is van primaire en verwerkte landbouwproducten uit ontwikkelingslanden, is verdere voortgang gewenst bij de versterking van de samenhang tussen voornoemde beleidsvelden. De mogelijkheden die daarvoor worden geboden door het hervormingsproces van het GLB en de WTO-onderhandelingen moeten mijns inziens ten volle worden benut.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman


---