Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AK8293 Zaaknr: 38278
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 19-09-2003
Datum publicatie: 19-09-2003
Soort zaak: belasting -
Soort procedure: cassatie
Nr. 38.278
19 september 2003
MvA
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van
het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 16 april 2002, nr. BK-00/02206,
betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1997 een aanslag in de
inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een
belastbaar inkomen van f 36.530, welke aanslag, na daartegen gemaakt
bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof
is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie
ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en
maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Voor het Hof was in geschil of de door belanghebbende als
buitengewone lasten opgevoerde uitgaven terecht door de Inspecteur
niet in aftrek zijn toegestaan. Met name was in geschil of de
desbetreffende uitgaven met het door de wetgever verlangde bewijs,
door middel van schriftelijke bescheiden, zijn aangetoond.
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende niet heeft voldaan
aan het wettelijk vereiste dat de uitgaven met schriftelijke
bescheiden moeten worden aangetoond. Voorzover de klachten inhouden
dat het Hof ten onrechte aan dit oordeel ten grondslag heeft gelegd
dat de gelden niet rechtstreeks aan de grootmoeder van belanghebbende
zijn overgemaakt, berusten deze op een onjuiste lezing van 's Hofs
uitspraak. Het Hof heeft met zijn oordeel kennelijk tot uitdrukking
willen brengen dat niet is voldaan aan het criterium dat sprake moet
zijn van zodanige schriftelijke bescheiden dat de uitgaven
redelijkerwijs te controleren zijn. Aldus opgevat geeft dat oordeel
geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting (vgl. HR 22 maart 2002,
nr. 36679, BNB 2002/169), en het berust voor het overige op de aan het
Hof voorbehouden waardering van de bewijsmiddelen. Het is ook niet
onvoldoende gemotiveerd of onbegrijpelijk. Voorzover de klachten zich
tegen voormeld oordeel richten, falen zij derhalve.
3.3. De klachten kunnen voor het overige evenmin tot cassatie leiden.
Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke
organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet
nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de
rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de
proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.J. van Amersfoort als
voorzitter, en de raadsheren J.C. van Oven en A.R. Leemreis, in
tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en
in het openbaar uitgesproken op 19 september 2003.
Hoge Raad der Nederlanden