Ministerie van Financiën

Persbericht

PERS-2003-231

Den Haag, 19 september 2003

Reparatie financiële tegenvaller voor het rijk

De ministerraad heeft op voorstel van minister Zalm en staatssecretaris Wijn van Financiën ingestemd met maatregelen om de te verwachten negatieve budgettaire gevolgen van een uitspraak van het Europese Hof van Justitie over een bepaling in de Nederlandse vennootschapsbelasting, te beperken. Het gaat daarbij om de niet-aftrekbaarheid van kosten voor buitenlandse dochterondernemingen van Nederlandse moederbedrijven.

De Nederlandse bepaling in de vennootschapsbelasting (artikel 13.1) houdt in dat een onderneming de kosten van een binnenlandse deelneming wel van de belastbare winst mag aftrekken en die van een buitenlandse deelneming niet. Het Hof oordeelde op 18 september 2003 dat dit in strijd is met het, in het Europese recht vastgelegde, recht op vrijheid van vestiging.

Het gevolg van de uitspraak is dat kosten van EU-deelnemingen voortaan in aftrek moeten worden toegelaten. Dit geldt voor de toekomst, maar ook voor voorafgaande jaren waarover de aanslag nog niet definitief is vastgesteld. Hierdoor wordt het kabinet geconfronteerd met een aanzienlijke budgettaire derving. Zonder tegenmaatregelen kan deze oplopen tot een bedrag van incidenteel 1,6 miljard euro en structureel 0,95 miljard euro.

Het kabinetsvoorstel bestaat uit een aanpassing van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, op grond waarvan kosten van deelnemingen voortaan aftrekbaar zijn, ongeacht of deze betrekking hebben op een binnenlandse of buitenlandse deelneming. Bovendien worden twee reparatiemaatregelen voorgesteld die uitholling van de grondslag van de vennootschapsbelasting moeten voorkomen en die de budgettaire derving moeten beperken. De eerste maatregel is gericht op beperking van overfinanciering met vreemd vermogen. Dit houdt in dat de aftrek van rente op leningen van gelieerde vennootschappen wordt beperkt voor ondernemingen die bovenmatig met vreemd vermogen zijn gefinancierd. Met de tweede maatregel wordt de verliesverrekening van houdstermaatschappijen over de jaargrens heen beperkt. Dit is nodig om te voorkomen dat houdstermaatschappijen verliezen als gevolg van deelnemingskosten over de jaargrens heen kunnen verrekenen met winsten uit andersoortige activiteiten.

Beide maatregelen richten zich zoveel mogelijk op de ondernemingen die nu of in de toekomst profijt kunnen hebben door de uitspraak van het Hof. Met deze aanpassingen in de vennootschapsbelasting wordt de budgettaire derving beperkt, maar niet volledig opgevangen. De incidentele derving kan worden beperkt tot 1,2 miljard euro en de structurele derving tot 550 miljoen euro. In het budgettaire beeld is met dit risico rekening gehouden.

De voorgestelde wijzigingen worden door middel van een nota van wijziging in het Belastingplan 2004 opgenomen en zullen per 1 januari 2004 in werking treden.