Rijksuniversiteit Groningen

106-Fritzi Harmsen van Beek: haar tegendraads en eigenzinnig werk nader beschouwd

het groteske in de Nederlandse literatuur

Datum: 10 september 2003

Jarenlang was de eigenzinnige en tegendraadse dichter en schrijver Fritzi Harmsen van Beek een bekend gezicht in de wereld van de Nederlandse literatuur. Lang voor het verschijnen van haar debuut Geachte Muizenpoot en andere gedichten in 1965 stonden haar werk en persoon volop in de belangstelling. Tegenwoordig leidt zij een teruggetrokken bestaan in Garnwerd. Annie van den Oever beschrijft in haar proefschrift de groteske manier waarop F. Harmsen van Beek in haar verhalen en gedichten gangbare literaire begrippen en formuleringen ondermijnde en het denken over literatuur in de jaren zestig en zeventig in verwarring bracht. Van den Oever promoveert op 18 september 2003 aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Voor het eerst in dertig jaar heeft een onderzoeker in Nederland een studie gewijd aan het groteske in de Nederlandse literatuur. Annie van den Oever beschouwt proza, poëzie en poëtica van Fritzi Harmsen van Beek in het licht van de groteske tegentraditie. Ze beschouwt ook de wijze waarop dit werk op welhaast groteske wijze ontvangen is: "Toen Hugo Claus haar `de beste hedendaagse dichter' noemde, was er nog geen bundel van haar hand verschenen."

Verborgen blijven

F. Harmsen van Beek heeft het nooit geschuwd de vraag op te werpen of ze eigenlijk wel een schrijver is. Het is bekend dat ze bijna nooit haar naam zette onder werk van haar hand en slechts onder druk van vrienden publiceerde. Van den Oever: "Ze vond dat haar schrijven niet per se gezien en begrepen hoefde te worden. Het mocht verborgen blijven zoals de versieringen die op onzichtbare plaatsen zijn aangebracht in kathedralen. Letterlijk zei ze in 1981 dat haar schrijven onzin is. Wat ze in feite deed was op groteske manier de onvermoede kanten van gangbare begrippen en formuleringen in de literatuur blootleggen. Ze beroofde begrippen als `schrijver', `oeuvre', `tekst' en `stijl' van hun gezag en opende zo de weg naar nieuwe manieren om literatuur te interpreteren."

Botsing met literaire traditie

Fritzi Harmsen van Beek debuteerde in 1965 met de bundel Geachte Muizenpoot en andere gedichten, die door critici juichend werd ontvangen. Daarna volgden de groteske verhalenbundels Wat knaagt? en Neerbraak, het `sprookje' Gewone Piet & Andere Piet, en de dichtbundel Kus of ik schrijf. Van den Oever beschrijft hoe het tegendraadse, averechtse werk van deze dichter in aanvaring kwam met de literaire traditie. In de jaren zestig en zeventig probeerden literaire critici haar werk te begrijpen vanuit de bestaande kritische normen en veronderstellingen. Zij hadden zeer specifieke opvattingen over de stijl, de vorm en de betekenis van het literaire werken, waaraan in hun ogen ook groteske literatuur moest voldoen. "Mede hierdoor heeft noch het groteske, noch het groteskenonderzoek in deze periode tot bloei kunnen komen," meent Van den Oever. Zij laat zien dat deze critici er niet in slaagden door te dringen tot het werk van F. Harmsen van Beek. Hun pogingen botsten met de uitgangspunten, het doel en de methode van de dichter zelf. "Mijn conclusie is dan ook dat het onmogelijk is het literaire werk van deze schrijver en de groteske traditie waarin het staat te beschouwen vanuit de literaire traditie met de daarin besloten normen en vooronderstellingen."

Bejubeld en toch marginaal

De dichteres werd in de onderzochte periode bejubeld als een "poets' poet", vervolgt Van den Oever, maar kreeg slechts een marginale plaats in de literatuur. "In zekere zin solliciteerde zij zelf naar `onbegrip' en `ongezien' blijven. Ze stuurde erop aan om niet begrepen te worden en is mede daardoor moeilijk te interpreteren. Om haar werk toch zichtbaar te maken, is een ander begrippenkader nodig." Dit kader introduceert Van den Oever in haar onderzoek door gangbare literaire begrippen tussen haken () te zetten. Op deze manier schept zij de ruimte om deze begrippen en oordelen kritisch te heroverwegen en in een nieuw denkkader te plaatsen.

Niet biografisch

De onderzoeker vraagt speciale aandacht voor het vermeende biografische gehalte van het werk van F. Harmsen van Beek. Vanwege haar directe, aansprekende vertelstijl meenden vele critici en bewonderaars in alles de persoon `Fritzi' te kunnen zien. Dit paste goed bij het heersende personalisme in de Nederlandse literatuur en bij een verouderde opvatting van literatuur als afbeelding van de werkelijkheid. Van den Oever laat zien dat de mompelende, betogende vertellers die in het werk voorkomen ver afstaan van stijl, doel en effect van de `personalisten'. Van den Oever verzet zich tegen de simplistische biografische lectuur van dit werk: "Dit werk vormt niet zozeer een reflectie op haarzelf als wel op zichzelf, op de literatuur zelf. Ik ben ervan overtuigd dat zij helemaal zichzelf niet wilde afbeelden. Zij wilde eerder in het verborgene blijven, maar zij zond wel haar soms moeilijk leesbare krabbeltjes in de marge van de literatuur de wereld in. Het zegt veel dat ze er ook bijna nooit haar naam onder zette."

Curriculum vitae

Drs. A.M.A. van den Oever (Sint-Oedenrode, april 1957) studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Ze is verbonden aan de sectie Moderne Letterkunde van de vakgroep Nederlands van de Faculteit der Letteren aan de RUG en promoveert op 18 september 2003 bij prof.dr. G.J. Dorleijn en prof.dr. K. Humbeeck. De titel van haar proefschrift luidt: en het groteske. Het wordt uitgegeven door De Bezige Bij te Amsterdam, ISBN 90 234 1272 9. Winkelprijs: 35,00 euro.