DaimlerChrysler Nederland

DaimlerChrysler neemt de import van Unimog over


* Uniek voertuig met zeer bijzondere terreineigenschappen
* Concept al vijftig jaar ongeëvenaard

* Ongekende bodemvrijheid en snelheidsbereik

DaimlerChrysler Nederland B.V. in Utrecht heeft de import van de Unimog terreinvoertuigen aan haar activiteiten toegevoegd. Het betekent dat de verantwoordelijkheid voor de import van alle DaimlerChrysler producten nu bij de eigen DaimlerChrysler organisatie in Nederland ligt ligt. De import van de Unimog-voertuigen vormde op die regel de langste uitzondering en was de afgelopen jaren in handen van verschillende zelfstandige importeurs.

DaimlerChrysler AG heeft besloten tot het onderbrengen van de import van de Unimog bij de lokale DaimlerChrysler-organisatie vanwege de synergie, die er inmiddels ook is tussen Unimogs en de overige Mercedes-Benz bedrijfsautos, bijvoorbeeld op het gebied van onderdelen. Verder zijn de Unimog-voertuigen in de afgelopen jaren technologisch steeds hoogwaardiger geworden, met een toenemende hoeveelheid elektronica aan boord. Dat stelt niet alleen hogere eisen aan het onderhoud, maar biedt ook de

mogelijkheid om de diagnose en het softwarematige onderhoud te integreren in de diagnosesystemen voor de overige bedrijfsautos die nu al worden gebruikt door de Mercedes-Benz dealers. Derde reden tenslotte om de import onder te brengen bij DaimlerChrysler Nederland B.V. is de synergie aan klantenzijde: de Unimog is bestemd en geschikt voor vele klanten die ook al de Actros en Atego bouwvoertuigen van Mercedes-Benz gebruiken, of de Econic voor afvalinzameling, recycling, etc.

Ook productietechnisch heeft er inmiddels een integratie plaatsgevonden van de Unimog met de overige bedrijfsautos van Mercedes-Benz. De assemblage is verplaatst van de fabriek in Gaggenau naar de Mercedes-Benz bedrijfsautofabriek in Wörth, waar eerder ook al de productie van de Econic werd ondergebracht. Daarmee is de gehele productie van de Mercedes-Benz bedrijfsautos geconcentreerd in dezelfde fabriek.

DaimlerChrysler Nederland B.V. zal de Unimog tijdens de BedrijfsautoRAI presenteren op het buitenterrein; informatie over Unimog is tijdens de tentoonstelling op de stand te verkrijgen bij de Unimog-specialist Leo Reym. Voor het onderhoud van de Unimogs is de werkplaats van DaimlerChrysler Nederland in Nijkerk de belangrijkste partner. Daarnaast beschikken de dealers Autoster Doetinchem, LIAM Haarlem, Pordon Veenendaal, Rüttchen Gorinchem en Sturm Roosendaal over specialistische kennis met betrekking tot het onderhoud van de Unimog.

Lange historie
De geschiedenis van Unimog begint vlak na de Tweede Wereldoorlog in het Zuidduitse Schwäbisch Gmünd. Daar werd het Unimog-concept ontwikkeld door Erhard & Söhne, met hulp van Boehringer, een machinefabriek uit Göppingen die wel ruimte in de markt zag voor een Universal Motorgerät, afgekort tot Unimog, als werktuigdrager voor de agrarische sector en bosbouw, de aannemerij, overheden en vele andere doelgroepen die behoefte hadden aan een voertuig met een bijzonder grote mobiliteit in allerlei soorten van terrein en onder alle denkbare weersomstandigheden. Een van de kenmerken van de Unimog was de enorm grote bodemvrijheid, doordat er werd gebruik gemaakt van portaalassen. Het tweede opvallende detail was de unieke vering door middel van schroefveren, die de Unimogs van meet af aan een enorme terreinvaardigheid gaf geen enkel obstakel vormde een onneembare hindernis. Bijkomend voordeel van de toepassing van schroefveren was een relatief hoge mate van veercomfort voor de bestuurder.

Het universele van de Unimog kwam ook tot uitdrukking in zijn inzetmogelijkheden. Hij kon in de agrarische sector de rol overnemen van de landbouwtrekker, maar was tegelijkertijd heel goed te gebruiken als trekker voor een aanhanger, om met een vrij normale wegsnelheid producten te vervoeren. Verder had hij standaard een open laadbak, zodat hij ook als kleine bedrijfsauto kon worden ingezet.

De productie van de Unimog werd in 1951 overgenomen door Daimler-Benz. In een nieuw gebouwde fabriek in Gaggenau werd een productielijn gecreëerd. Bij die gelegenheid werd bovendien gezorgd voor capaciteitsuitbreiding; Daimler-Benz was in staat om aanzienlijk meer Unimogs per jaar te produceren dan Erhard en Boehringer ooit hadden kunnen vermoeden.

In de eerste jaren was de Unimog vooral een simpel voertuig, met een eenvoudige open cabine, voorzien van een linnen dak en nauwelijks enig comfort. Halverwege de jaren vijftig werd als alternatief een gesloten cabine leverbaar, waarmee de bestuurder ook bij koud en nat weer redelijk comfortabel kon werken. In 1963 werd het Unimog-programma naar boven uitgebreid met de U 65, voorzien van een comfortabeler, gesloten cabine en een zescilinder dieselmotor, in plaats van de viercilinder die werd gebruikt in de eerste Unimog. De U 65 bood een hoger treingewicht, meer nuttig laadvermogen en hogere prestaties. Met een verlengd chassis werd dit type zelfs een volwaardige truck. In die hoedanigheid was de Unimog in de jaren zestig en zeventig populair als militair voertuig.

Het concept van de Unimog is al ruim vijftig jaar ongeëvenaard, hoewel er diverse pogingen zijn gedaan door allerlei fabrikanten om het te imiteren. Het enige wat kon worden nagebootst is het snelheidsbereik, dat varieert van een snelheid van enkele honderden meters per uur tot een vrij normale wegsnelheid van bijna 90 kilometer per uur.

Vernieuwd programma
Ook de Unimog ontkomt niet aan de vooruitgang, de nieuwe modellen U 3000, U 4000 en U 5000 die sinds vorig jaar in Wörth van de band lopen als opvolgers van de U 1550, U 2150 en U 2450, koppelen de traditionele terreinvaardigheid van deze voertuigen aan een zeer moderne motoren- en transmissietechniek. De nieuwe Unimogs worden aangedreven door elektronisch aangestuurde Euro3-dieselmotoren met een vermogen van 110 kW (150 pk) tot 160 kW (218 pk), die stammen uit de 900-serie van Mercedes-Benz Atego. De versnellingsbakken zijn uitgerust met de elektropneumatische Telligent®- schakeling, die ook wordt toegepast bij de Actros. In dit geval bedient dit systeem een hoofdbak en een hulpbak, die samen acht versnellingen vooruit en zes achteruit bieden. Snel en geautomatiseerd van de voor- in de achteruit schakelen, bijvoorbeeld in het terrein, kan met behulp van EQR, afkorting van Electronic Quick Reverse. De nieuwe Unimogs hebben standaard schijfremmen voor en achter en zijn voorzien van uitschakelbaar ABS. Wordt de nieuwe Unimog gebruikt als werktuigdrager, dan is hij uit te rusten met het elektronische regelsysteem Isobus. Hier mee is de bediening van de aangebouwde werktuigen vanaf de middenconsole mogelijk. Dit Isobus-systeem is te koppelen aan de CAN-bus van het voertuig, waarmee de mogelijkheid wordt gecreëerd om gegevens uit te wisselen tussen bijvoorbeeld de motor en de werk-tuigen. Ook kan het Isobus worden uitgebreid tot een soort boordcomputer, die voertuiggegevens vastlegt en de mogelijkheid biedt om via GPS het voertuig aan te sturen of gegevens uit te wisselen. Zelfs kan er op afstand een diagnose worden gesteld, als er problemen zijn met het voertuig.

Geautomatiseerde schakeling als jongste optie
Voor zowel de Unimog U 400 en U 500 als de typen U 3000, U 40000 en U 5000 is inmiddels een AutomaticShift-optie beschikbaar, qua werking vergelijkbaar met de Telligent®-schakeling van de Actros. Bij deze versnellingsbak zijn zowel de bediening van de koppeling als de schakeling geheel geautomatiseerd. Voor de chauffeur blijft er naast de besturing alleen nog de bediening van het gaspedaal en de rem over. Inbouw van de Automatic Shift-transmissie levert niet alleen een groter bedieningsgemak op voor de bestuurder, het betekent ook een gewichtsbesparing van 200 kilogram. Het koppelingspedaal is overigens nog steeds aanwezig bij de Unimog met Automatic Shift, zij het dat dit pedaal in de normale positie is weggeklapt. Het wordt alleen gebruikt in extreme situaties, bijvoorbeeld om een PTO of werktuig snel in- of uit te schakelen in een klim.

Daarmee is de Unimog, die ooit begon als een vrij simpel voertuig om de agrarische sector en de bosbouw van veelzijdige mobiliteit te voorzien, in een geheel nieuwe fase gekomen dat van een hoogwaardige, geavanceerde mobiliteitsoplossing voor al die sectoren en activiteiten waar conventionele voertuigen en machines de grenzen van hun mogelijkheden en capaciteiten hebben bereikt.

18 september 2003