Ministerie van Financiën

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA DEN HAAG

Datum Uw brief Ons kenmerk (Kenmerk)

18 september 28-08-2003/03/47 DGB 2003-4726 2003

Onderwerp

Bergingssector en BTW-afdracht

In bovenvermelde brief heeft de voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat van uw kamer mij om een reactie gevraagd op het rapport van De Ruyter, De Wildt en De Vroom, advocaten te Leiden, over BTW-afdracht van de Stichting Incident Management Nederland. Naar aanleiding van dat verzoek kan ik het vol­gende berichten. Hierbij zal ik aandacht schenken aan:

1. de strekking en inhoud van het rapport van De Ruyter c.s.,

2. de relevante feiten en omstandigheden en

3. de toepassing van de BTW-wetgeving

1. Rapport De Ruyter c.s.

Het rapport van De Ruyter c.s. betreft een brief aan de Belastingdienst Am­ster­dam. In die brief wordt aandacht gevraagd voor toepas­sing van de BTW-wet­geving ten aanzien van het bergen van motorvoertuigen. De kern van die brief be­treft de vraag of de BTW die autobergers in rekening brengen voor zo­genoem­de eerste bergingen in aftrek kan worden gebracht door de eigenaar van het be­trokken motorvoertuig. De Ruyter c.s. beantwoordt die vraag ontken­nend. Naar haar mening is bij de eerste berging sprake van dienstverlening aan de over­heid als beheer­der van de weg en niet aan de eigenaar van het motorvoertuig. Ter on­derbouwing van haar standpunt heeft De Ruyter c.s. bij haar brief een aantal bijlagen gevoegd.

De door De Ruijter c.s. overgelegde informatie heeft voor een deel betrekking op de betekenis en werking van incident ma­na­gement . Voor het overige ziet de door De Ruijter c.s. ver­strekte informatie op geschillen tussen aan de ene kant een aan­tal autobergers en aan de andere kant alarmcen­trales, de Stichting Inci­dent Management Nederland (hierna: de Simn) en de Staat. Die geschillen be­treffen zowel de toe­pas­sing van de Mededingingswet als de vraag of de aanbe­ste­ding van contrac­ten voor eerste bergingen onder de werkingssfeer valt van de Europese Richtlijn Diensten.

Een aantal autobergers, verenigd in de Vereniging Bergers Belangen en verschil­lende individuele autobergers hebben bij de Nederlandse mede­dingingsautoriteit (hierna: de Nma) een klacht ingediend. Daarin worden onder meer de Simn en de Staat beschuldigd van handelingen die in strijd zouden zijn met de ar­tikelen 6 en/of 24 van de Mededingingswet. In het bijzonder hebben de ber­gers geëist dat de ont­heffing zou worden beëindigd die de Nma heeft verleend aan de Ber­gings­re­geling Inci­dent Mana­gement . In mei 2002 heeft de dg-NMa geconcludeerd dat niet is gebleken van strijd met artikelen 6 en/of 24. Ook het bezwaar dat de ber­gers tegen dit besluit hebben aangete­kend is in oktober 2002 door de Nma on­ge­grond verklaard.

De vraag of de aanbeste­ding van contrac­ten voor eerste bergingen onder de wer­kingssfeer valt van de Europese Richtlijn Diensten, is voorgelegd aan de ci­viele rechter. Zowel de voorzieningenrechter (de Rechtbank 's-Gravenhage) als de rechter in hoger beroep (het Gerechtshof 's-Gravenhage) hebben in april 2002, respectievelijk oktober 2002, de grieven van de bergers afgewezen. (In deze pro­cedures worden de belangen van de bergers verdedigd door een ad­vo­caat die werkzaam is bij De Ruijter c.s.) De bergers hebben te­gen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Gravenhage beroep in cassatie inge­steld. De Hoge Raad heeft terzake nog geen arrest gewezen.

2. Feiten en omstandigheden

In de weergave van de feiten en omstandigheden beperk ik mij tot de ele­menten die relevant zijn voor de vraag over de aftrekbaarheid van de door de autober­gers in rekening te brengen BTW ter zake van de zogenoemde eerste bergin­gen.

In het kader van incident management worden bij eerste bergingen autobergers ingeschakeld. Zij brengen ter zake van hun dienstverlening een vergoeding in re­kening en moeten daarover BTW berekenen. Zij sturen de desbetreffende nota's gewoonlijk aan een alarmcentrale en ontvangen ook van die centrale betaling voor hun diensten. De nota's die de bergers uitreiken aan de alarmcentrales zijn gericht aan de eigenaar van het betrokken motorvoertuig, althans waar het om vrachtauto's gaat. Met betrekking tot personenauto's worden de in beginsel ten laste van de eigenaar komende bergingskosten in de praktijk door tussenkomst van een alarmcentrale rechtstreeks ver­haald op de verzekeringsmaatschappij waarbij de desbetreffende personenauto is verzekerd. De eigenaar van het des­betreffende motorvoertuig blijft dan buiten de feitelijke geldstroom van de verze­ke­ringsmaat­schappij naar de autoberger.eeld (gdeeltelijkmsten met betrekking tot vraxchtr an het bij het incident betrokken hun BTW-aangifte in aftrek kunnen brengen

De vergoeding (+ BTW) voor zogenoemde vergeefse ritten wordt door de au­to­bergers ook aan de alarmcentrales in rekening gebracht. Omdat hierbij geen aan­wijsbare eigenaar van een motorvoertuig is betrokken, zal verhaal achter­we­ge blij­ven. Op grond van de afspraken die zijn gemaakt in het kader van incident ma­nagement, vergoedt de Staat (Rijkswaterstaat) de door de au­toberger in reke­ning gebrachte bedragen ter zake van deze vergeefse ritten.

3.1 Toepassing BTW-wetgeving (prestaties)

De BTW-wetgeving kent een eenvoudig uitgangspunt. Een BTW-ondernemer is over zijn omzet BTW verschuldigd. Daarop mag hij in aftrek brengen de BTW die betrekking heeft op goederen en diensten die hij van andere ondernemers heeft be­trokken. Het resterende bedrag aan BTW moet de ondernemer vervolgens op aangifte voldoen.

De aftrek van BTW is geregeld in artikel 15 van de Wet op de omzetbelasting 1968. Eén van de daar neergelegde voorwaarden voor aftrek is dat het moet gaan om goederen en diensten die aan de betrokken ondernemer zijn geleverd casu quo zijn bewezen. Verder moeten de desbetreffende goederen en/of dien­sten door de ondernemer worden gebruikt in het kader van zijn onderneming.

Centraal in dezen staat de vraag of de eerste berging van een motorvoertuig een dienst is aan de eigenaar van dat voertuig of dat de berger een dienst ver­richt aan de wegbeheerder (de Staat of een decentrale overheid). In het eerste geval kan de eigenaar van het voertuig de BTW in aftrek brengen die de autoberger in rekening brengt voor de eerste berging, althans voor zover die ei­ge­naar het mo­torvoertuig als belast BTW-ondernemer gebruikt. Als echter de wegbe­heerder als afne­mer van de sleepdienst moet worden gekwalificeerd, is geen af­trek van BTW mo­gelijk. De wegbeheerder treedt namelijk niet op als BTW-on­der­ne­mer maar als overheid. In dezen is overigens niet relevant wie de opdracht tot berging geeft.

Voor het antwoord op de hiervóór geformuleerde centrale vraag zal moeten wor­den vastgesteld wie de feitelijke afnemer is van de dienst van de autoberger. Is dat de wegbeheerder of de eigenaar van het motorvoertuig? Dat de wegbeheer­der er belang bij heeft dat de weg bij een incident weer zo snel moge­lijk voor het verkeer vrij wordt gemaakt, staat niet ter discus­sie. Daar­mee is ech­ter nog niet gezegd dat vanuit de BTW-wetgeving bezien, de wegbeheerder de afnemer van de dienst van de autoberger is. Naar mijn oordeel wordt de dienst van de auto­berger verricht aan de eigenaar van het motorvoertuig. Deze blijft eigenaar van het mo­torvoertuig met de daar­aan verbonden verplichtingen, onder andere je­gens de wegbeheer­der. Hij is daarvoor ook veelal rechtstreeks verzekerd, dat wil zeggen voor de kosten van de berger. Steun voor mijn opvatting vind ik tevens in de hiervóór ge­noemde, nog niet on­herroepelijk vaststaande uitspraak van het Ge­rechtshof 's-Gravenha­ge van ok­to­ber 2002. Het hof overweegt daarin onder meer dat het voldoende aanne­melijk acht gemaakt dat in Nederland de praktijk is gegroeid dat de eigenaren van per­sonen­auto's (...) zelf voor verwijdering zorg dragen en wel doordat zij met een beroep op de hulpver­leningsdekking jegens hun WAM-verzekeraar er aan­spraak op kun­nen maken dat hun auto op kosten van de verzekeraar wordt weg­ge­sleept. Bij die stand van zaken, aldus het hof, vormen belemmeringen die door de betrok­ken auto-eigena­ren zelf (althans door hun verzekeraars) uit de weg wor­den ge­ruimd geen zorg voor de wegbeheer­ders. Volgens het hof resteert voor de weg­beheerders de zorg voor het verwij­de­ren van auto's die niet op grond van verze­keringsovereen­kom­sten door de auto-eigenaren worden verwijderd. Er be­staat, zo sluit het hof rechts­overweging 7.3 af, geen reden waarom de wegbe­heerder gehouden zou zijn van de (verzekerde) eigenaars casu quo hun verze­keraars de verplichting tot het doen wegslepen over te nemen.

Aan het vorenstaande voeg ik nog toe, dat Rijkswaterstaat met de door middel van incident ma­na­gement geïntroduceer­de aanpak van incidenten op (snel)we­gen naar mijn me­ning enkel de regie in handen heeft geno­men om de door­stro­ming van het ver­keer te bevorderen, zonder daarbij een we­zenlijke veran­dering tot stand te bren­gen in de verhou­dingen tussen en verant­woordelijkheden van de betrokken par­tijen.

3.2. Toepassing BTW-wetgeving (aftrek)

Op basis van de hiervóór onder 3.1. aangegeven uitgangspunten en de mij be­ken­de informatie kom ik tot de slotsom dat de eigenaren van de bij een incident betrokken motorvoertuigen in beginsel aanspraak kunnen maken op aftrek van de BTW die autobergers in rekening brengen. Hierbij gelden uiteraard de alge­mene voorwaarden die aan de aftrek van BTW zijn verbonden. Zo moet de ei­genaar het motorvoertuig gebruiken voor ondernemersactiviteiten die met BTW zijn belast. Verder moet hij beschikken over een aan hem uitgereikte factuur die vol­doet aan de wettelijk gestelde voorwaarden.

Door verzekeringsmaatschappijen kan geen BTW in aftrek worden gebracht wel­ke door autobergers in rekening is gebracht en bij die maatschappijen wordt ver­haald. Zij zijn immers geen afnemer van de prestaties van de autobergers.

De alarmcentrales kunnen in beginsel geen BTW aftrekken ter zake van de eer­ste bergingen van motorvoertuigen. Dat is alleen anders indien zij moeten wor­den aangemerkt als degenen die in opdracht van de eigenaren van de motor­voertuigen het bergen in onderaanneming door de feitelijke autobergers hebben laten uitvoeren. In die situatie is sprake van een dienst door de autobergers aan de alarmcentrale en door de alarmcentrale aan de eigenaar van het motorvoer­tuig. De alarmcentrale zal dan niet alleen de BTW kunnen aftrekken die aan haar in rekening wordt gebracht door de autoberger, maar moet ook BTW berekenen over de vergoeding die zij vervolgens doorberekent.

De verschillende sig­nalen die mij de laatste tijd hebben be­reikt over deze aange­le­genheid zijn al eerder voor de Belastingdienst aanleiding zijn geweest een boe­kenonderzoek in te stel­len bij verschillende partijen die bij incident management zijn betrokken. Daarbij wordt onder meer beoordeeld of zij hebben gehandeld in overeenstemming met de hier­vóór neergelegde uitgangs­punten. Aangezien die onderzoeken nog niet zijn afgerond, kan ik u thans geen nadere inhoudelijke in­formatie daarover verstrekken. Vooralsnog wijzen die onderzoeken er echter niet op dat grond bestaat voor de berichten in augustus j.l. in de regionale pers dat spra­ke zou zijn van het massaal omzeilen van BTW-heffing door verzekeraars.

4. Samenvatting

Voor de BTW-heffing staat in deze aangelegenheid centraal de vraag of de auto­bergers presteren jegens de wegbeheerder dan wel de eigenaar van het motor­voertuig dat bij een incident is betrokken. Ik ben van mening dat de eigenaar van het motorvoertuig de afnemer is van de dienst van de autoberger. Dit houdt in dat deze eigenaar, mits ook aan de overige voorwaarden wordt voldaan, de BTW op de autoberging op zijn BTW-aangifte in aftrek kan brengen. De andersluidende opvatting van De Ruyter c.s. wordt door mij niet onderschreven.

De staatssecretaris van Financiën,

mr.drs. J. Wijn


---

Het verwijderen van vrachtauto's, personenauto's en/of lading van de weg en het vervoeren naar een veilige plaats (parkeerplaats, benzinestation, Rijkswaterstaatlocatie of het eigen terrein van een bergingsbedrijf) langs de autosnelweg dan wel in bijzondere gevallen de eindbestemming (ar­tikel 1, onderdeel d, Beleidsregels incident management Rijkswaterstaat).

Incident management is het geheel van maatregelen die beogen de weg zo snel mogelijk nadat een incident heeft plaatsgevonden, voor het verkeer vrij te maken, een en ander met inachtneming van de verkeersveiligheid, de behartiging van belangen van mogelijke slachtoffers alsmede de be­heersing van de ontstane schade.

Deze regeling houdt in dat ten behoeve van een aantal alarmcentrales de Simn wordt opge­richt. De Simn beheert een centraal meldpunt en heeft voor heel Nederland een rayonering vastgesteld voor het bergen van personenauto's op zowel het hoofdwegennet als het zogenoemde onderlig­gen­de wegennet. De stichting IM contracteert per rayon via een aanbesteding een berger voor een periode van drie jaar. Het stranden van auto's wordt door de meldkamer van de politie di­rect door­gegeven aan het centrale meldpunt, dat meteen de voor het rayon gecontracteerde berger inscha­kelt. De bergingsregeling is beperkt tot het vrijmaken van de rijbaan en het afvoeren van de betrok­ken auto's naar een veilige plaats, en heeft daarom uitsluitend betrekking op de 'eerste ber­ging'.