Ministerie van Buitenlandse Zaken


- Aan de Voorzitter van de

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

DEN HAAG


- Directie Integratie Europa

Bezuidenhoutseweg 67

2594 AC Den Haag


Datum


- 18 september 2003

Auteur


- M.Th. Crucq


Kenmerk


- DIE-535/03

Telefoon


- 070 348 48 76


Blad


- 1/6

Fax


- 070 348 40 86


Bijlage(n)


- 5

E-mail


- die-in@minbuza.nl


Betreft


- Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen

C.c.


---

---

Zeer geachte Voorzitter,

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vijf fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):


1.Voorstel voor een Verordening van de Raad tot vaststelling van herstelmaatregelen voor het noordelijke heekbestand


2.Voorstel voor een wijziging van Verordening (EG) van het Europees Parlement en de Raad betreffende het financieringsinstrument voor het milieu (LIFE)


3.A) Voorstel voor een Richtlijn (Euratom) van de Raad houdende vaststelling van de fundamentele verplichtingen en algemene beginselen op het gebied van de veiligheid van nucleaire installaties B) Voorstel voor een Richtlijn (Euratom) inzake het beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval


4.Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de analyse van en de samenwerking inzake valse euromunten.


5.Ontwerp voor een besluit van de Raad tot vaststelling van het statuut van het Raadgevend Comité voor de beroepsopleidingen

De Staatssecretaris voor Europese Zaken

Atzo Nicolaï


- - Fiche 1: Verordening herstelmaatregelen noordelijk heekbestand

Titel:

Voorstel voor een Verordening van de Raad tot vaststelling van herstelmaatregelen voor het noordelijke heekbestand


Datum Raadsdocument: 1 juli 2003

Nr Raadsdocument: 10980/03

Nr Commissiedocument: COM(2003)374 def.

Eerstverantwoordelijke ministerie: LNV i.o.m. VROM

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Visserij , Landbouw en Visserij Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel

De Europese Commissie heeft in de Roadmap aangegeven voor een aantal bestanden een herstelplan te ontwikkelen. Het noordelijke heekbestand is één van die bestanden.

Het voorliggende voorstel is gerelateerd aan eerdere voorstellen ten aanzien van bepaalde bestanden van kabeljauw en heek. Tevens geeft de Commissie met dit voorstel gehoor aan het verzoek van de Visserijraad van december 2002 om een voorstel te doen voor een definitief herstelplan.

Doel van het voorliggende definitieve herstelplan is het herstel van het noordelijke heekbestand tot de in het voorstel gedefinieerde streefniveaus binnen een periode 5 á 10 jaar. Het betrokken gebied beslaat de wateren van de Noordzee, Skagerrak en Kattegat, ten westen van Schotland, het Kanaal, de Ierse Zee, de Keltische Zee, ten westen van Ierland en de Golf van Biskaje.

De herstelstrategie bestaat uit twee aan elkaar gerelateerde beheersinstrumenten (die op vergelijkbare wijze zijn uitgewerkt als in het voorstel voor het kabeljauwherstelplan - ):

Toegestane vangsthoeveelheden: De TAC - worden jaarlijks vastgesteld overeenkomstig een jaarlijkse groeistrategie voor het bestand van 10%. Daarbij gelden als beperkingen dat:

a)de TAC niet mag leiden tot een visserijsterfte boven het zogenaamde voorzorgsniveau;

b)als het bestand zich onder de limiethoeveelheid bevindt, de TAC lager wordt vastgesteld; en

c)de TAC niet meer dan 15% mag afwijken van de voorgaande TAC.

Visserij-inspanning: De beperking van de visserij-inspanning (zeedagen) wordt als volgt vastgesteld: op de in het verleden (2000-2002) gerealiseerde visserij-inspanning wordt een korting toegepast die evenredig is aan de voorziene verlaging van de TAC ten opzichte van de TAC in dat verleden. Deze korting wordt over de lidstaten verdeeld overeenkomstig het aandeel in de totale kabeljauwproductie (aanvoer). Ook de efficiëntie van de verschillende vloten wordt hierin betrokken. Lidstaten kennen de hun toegekende totale visserij-inspanning naar eigen inzichten aan hun vaartuigen toe. Waar een gebiedsoverlap is met de wateren waarop het voorgestelde kabeljauwherstelplan van toepassing zal zijn prevaleert het inspanningsregime van het kabeljauwherstelplan.

Het voorstel wordt gecompleteerd met een aantal voorzieningen op het terrein van de handhaving, controle en inspectie die ook al deel uitmaakten van het tijdelijke inspanningsregime van december 2002.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 37 EG-verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:

Raad: gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming ­ EP: advies

Instelling nieuw Comitologie-comité: Geen

Subsidiariteit en proportionaliteit

Positief; het Gemeenschappelijk Visserijbeleid is een exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap.

Consequenties voor de EU-begroting: Geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

De introductie van het nieuwe beheerssysteem zal financiële consequenties hebben voor de rijksoverheid omdat er nationaal een nieuw administratief en een toekenningssysteem voor zeedagen toegepast moet worden. Dit zal tevens kunnen leiden tot de noodzaak van intensivering van handhavingstaken op het terrein van inspanningsbeheersing. De precieze omvang van deze consequenties is nog niet in te schatten, de benodigde middelen zullen in de begroting van het beleidsverantwoordelijke Ministerie gevonden dienen te worden.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering)::

Het vigerende inspanningsregime dient te worden aangepast aan nieuwe regelgeving.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

Inwerkingtreding beoogd per 1 januari 2004

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling

Nederland onderstreept vanuit de verantwoordelijkheid voor duurzame visserij en bestandsbeheer het belang van meerjarige herstelplannen voor het genoemde bestand.

De Nederlandse visserij richt zich met name op platvis en vangt slechts in zeer geringe mate heek bij (minder dan 1% van de vangsten). Voor deze visserij zijn met name de Noordzee en de Golf van Biskaje van belang.

In het licht van de verwachting dat herstel van de bestanden vijf tot tien jaar zal vergen acht Nederland een meerjarige strategie ten behoeve van dit herstel en duurzaam beheer van de kabeljauwbestanden in de betreffende gebieden van belang. Gezien de beperkte resultaten van de beheersstrategie (hoofdzakelijk gebaseerd op vangstmogelijkheden ­ TAC), steunt Nederland het principe van een combinatie van dit beheersinstrument met toepassing van beperking van de visserij-inspanning, om de visserijsterfte effectief te reduceren.

Uitgangspunt bij de Nederlandse beoordeling van het voorstel is dat de bijdrage van de verschillende vloten proportioneel moet zijn en in evenredige verhouding dient te staan tot het aandeel van die vloten in de heekproductie. Omdat de platvisvisserij en de heekvisserij in de Noordzee en de Golf van Biskaje elkaar zo minimaal beïnvloeden, gaat Nederland ervan uit dat de herstelmaatregelen voor heek de vangstmogelijkheden voor de platvisvisserij niet beïnvloeden.

Fiche 2: Verordening financieringsinstrument voor het milieu (LIFE)

Titel:

Voorstel voor een wijziging van Verordening (EG) van het Europees Parlement en de Raad betreffende het financieringsinstrument voor het milieu (LIFE)


Datum Raadsdocument: 10 juli 2003

Nr Raadsdocument: 11336/03

Nr. CommissiedocumentCOM(2003)402 def.

Eerstverantwoordelijk ministerie: VROM i.o.m. LNV

Behandelingstraject in Brussel: nog niet bekend

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

LIFE is het instrument voor de ontwikkeling en ondersteuning van het communautaire milieu- en natuurbeleid dat de mogelijkheid schept acties te financieren op het grondgebied van de gemeenschap en in de aangrenzende gebieden (bijvoorbeeld Middellandse Zee en Oostzee). Het instrument maakt het dan ook mogelijk grensoverschrijdende problemen aan te pakken. Specifiek bestaat aandacht voor de link tussen Research & Development en de praktische toepassing van nieuwe technieken. De modaliteiten van LIFE zijn vastgelegd in verordening (EG) nr. 1655/2000.

Bij de vaststelling van die verordening heeft de Commissie voorgesteld een beheerscomité op te richten voor de tenuitvoerlegging van deze verordening, aangezien de keuze van de projecten aanzienlijke gevolgen heeft voor de begroting. De Raad heeft echter gekozen voor de instelling van een regelgevend comité. De Commissie heeft vervolgens bij het Hof een procedure tot nietigverklaring van de betrokken bepaling ingeleid. In zijn arrest van 21januari 200- heeft het Hof van Justitie artikel11, lid2, van Verordening(EG) nr.1655/2000 nietig verklaard. Uit hoofde van artikel233 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is de instelling of zijn de instellingen wier handeling nietig is/zijn verklaard gehouden de maatregelen te nemen welke nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie.

Ten gevolge van de bij de vaststelling van de verordening afgelegde verklaring en het genoemde arrest van het Hof van Justitie, alsmede op basis van de indicatieve criteria van artikel2 van Besluit1999/468/EG, blijkt het noodzakelijk een verordening in te dienen tot wijziging van Verordening(EG)nr.1655/2000 wat de te hanteren comitéprocedure betreft, houdende vervanging van het regelgevingscomité door een beheerscomité voor de vaststelling van maatregelen met het oog op de tenuitvoerlegging van de verordening.

Rechtsbasis van het voorstel: Art. 175 lid 1 EG-verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:

Raad: meerderheidsbesluitvorming; EP: co-decisie (cfm art. 251 EG-verdrag)

Instelling nieuw Comitologie-comité:

Wijziging van regelgevend comité in beheerscomité.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

n.v.t., omdat het gaat om de omzetting van regelgevend in beheerscomité.

Consequenties voor de EU-begroting:

Geen. Het budget van LIFE is vastgelegd voor de periode 2000 ­ 2004. Het voorstel heeft geen gevolgen voor het budget van LIFE tot 2004.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland is van oordeel dat het financieringsinstrument LIFE een belangrijk instrument is om grensoverschrijdende milieu- en natuurproblemen aan te pakken en heeft zelf in LIFE I en II (1992-2000) kwalitatief goede projecten geleverd. Voortzetting van het programma acht Nederland dan ook van groot belang. Het onderhavige voorstel heeft geen gevolgen voor het voortbestaan van de verordening.

Fiche 3: Richtlijnen Euratom ­ veiligheid nucleaire installaties

Titel:

A) Voorstel voor een Richtlijn (Euratom) van de Raad houdende vaststelling van de fundamentele verplichtingen en algemene beginselen op het gebied van de veiligheid van nucleaire installaties

B) Voorstel voor een Richtlijn (Euratom) inzake het beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval


Datum Raadsdocument: 6 mei 2003

Nr Raadsdocument: 8990/03

Nr. Commissiedocument: COM(2003)32 def.

Eerstverantwoordelijk ministerie: VROM i.o.m. EZ, BZ, BZK, OCW, FIN, SZW, IPO

Behandelingstraject in Brussel:

Commissie art. 31 Euratom, Economisch en Sociaal Comité, Raadswerkgroep Atoomvraagstukken, Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Doelstelling van de voorgestelde communautaire aanpak inzake de nucleaire veiligheid is het garanderen van de uniforme toepassing van wettelijk vastgelegde standaarden voor nucleaire veiligheid binnen de gehele Europese Unie.

De belangrijkste inhoudelijke punten van de voorgestelde communautaire aanpak zijn de volgende:

ad A:


·per 1 januari 2004 treedt een communautair systeem van verplichte veiligheidsnormen in werking tezamen met een Europees systeem van toezicht op nakoming van de veiligheidsnormen;


·voor de ontmanteling van kerncentrales dient de exploitant fondsen van voldoende omvang op te bouwen. De beheerssystemen voor deze fondsen dienen aan betrouwbaarheidseisen te voldoen;

ad B:

per 2008 dienen EU-lidstaten een besluit te hebben genomen over de eindberging van het nucleair afval. Deze eindberging dient uiterlijk in 2018 te zijn gerealiseerd.

Rechtsbasis van het voorstel:

De Commissie stelt artikel 30 van het Euratom verdrag voor. Dit artikel is gericht op 'de bescherming van de gezondheid van de bevolking en werknemers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren'. In een arrest van 10 december 2002 verklaart het Europese Hof Euratom op grond van dit artikel bevoegd op het terrein van de veiligheid van kerncentrales. Tot nog toe was de gangbare interpretatie van het Euratom verdrag, dat deze bevoegdheid bij de lidstaten berust. De implicaties van het arrest voor de beide richtlijnvoorstellen worden op dit moment onderzocht.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:

Raad: gekwalificeerde meerderheid; EP: adviesrecht

Instelling nieuw Comitologie-comité:n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:Wordt naar aanleiding van het onder 8b) genoemde arrest nog onderzocht;

Consequenties voor de EU-begroting:

ad A: ca. ¤ 600.000/jr; ad B: ca. ¤ 75.000/jr. (administratieve kosten)

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Het financiële beslag van de voorstellen dient zo spoedig mogelijk duidelijk te worden. Eventuele financiële consequenties komen ten laste van de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen. Zodra de exacte financiële consequenties duidelijk zijn zal nader overleg over de Nederlandse inzet tussen de betrokken departementen plaats vinden.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

Waarschijnlijk zullen de Kernenergiewet, het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen en het Besluit stralingsbescherming moeten worden aangepast.

Consequentie van de richtlijn inzake het beheer van radioactief afval zou verder zijn dat decentrale overheden, op wier grondgebied een eventuele ondergrondse faciliteit uiteindelijk zou moeten worden gerealiseerd, moeten meewerken.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Ad A: De Commissie stelt voor 1 januari 2004; dit lijkt onhaalbaar gezien de tijd die implementatie in wetgeving vergt.

Ad B: De Commissie stelt voor 2008 als deadline voor de vergunningverlening door de lidstaten voor de aanleg van faciliteiten voor de eindberging van alle radio-actief afval en 2018 als deadline voor de realisatie van een faciliteit voor hoogradioactief en langlevend afval. De deadline voor vergunningverlening in 2008 is onhaalbaar. Gezien de maatschappelijke gevoeligheid van het onderwerp is zorgvuldige politieke besluitvorming noodzakelijk, hetgeen veel tijd vergt.. Onderzoek naar de geschiktheid van diepe onderlagen als bergingslocatie voor nucleair afval en naar de terugneembaarheid van het opgeslagen afval is nog in volle gang en duurt nog vele jaren. Daarnaast zou specifiek onderzoek noodzakelijk zijn naar de meest geschikte locatie binnen Nederland. Dit onderzoek moet afgerond zijn alvorens begonnen kan worden met de vergunningprocedures voor de ondergrondse opslagfaciliteit die vanwege bezwaar en beroep hoogstwaarschijnlijk gepaard zullen gaan met jarenlange juridische procedures.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Ad A: Nederland is op zich positief over het initiatief om te komen tot bindende gemeenschappelijke veiligheidsnormen voor nucleaire inrichtingen. Deze voorstellen zijn echter conflicterend met de Nederlandse wetgeving, regels en/of verantwoordelijkheden. Zekergesteld moet worden dat dergelijke bindende gemeenschappelijke normen bijdragen aan de nucleaire veiligheid en niet leiden tot verwarring en onduidelijkheid. Bovendien is de toegevoegde waarde van de Commissievoorstellen onduidelijk. De Commissie laat na om de relatie met de IAEA-veiligheidsnormen, het enige internationaal aanvaarde systeem van veiligheidsnormen, helder te maken. Nederland heeft de internationale IAEA-normen geadopteerd en is voorstander van koppeling aan deze normen.

Ad B: De voorstellen inzake eindberging van nucleair afval conflicteren met het Nederlandse beleid om dergelijk afval voor langere tijd ‑de ontwerpduur is 100 jaar‑ bij COVRA bovengronds in tussenopslag te houden. Voor deze tussenopslag zijn en worden grote investeringen gedaan.

Bovendien kan de richtlijn leiden tot maatschappelijke onrust in de betrokken provincies en vooral in de provincie waar de ondergrondse bergingslocatie voor het nucleaire afval moet worden gerealiseerd.

In zijn algemeenheid is Nederland van mening dat de richtlijnen niet moeten leiden tot het nemen van verdergaande of andersoortige maatregelen dan nu het geval is.

Fiche 4: Besluit samenwerking valse euromunten

Titel:

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de analyse van en de samenwerking inzake valse euromunten.


Datum Raadsdocument: 23 juli 2003

Nr Raadsdocument: 11761/03

Nr. Commissiedocument: COM(2003)426 def

Eerstverantwoordelijk ministerie: FIN

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Financiële diensten, Ecofin

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

In de Ecofin-conclusies van 28 februari 2000 heeft de Raad ingestemd met de opzet van een systeem voor de verwerking van valse euromunten. In verband hiermee heeft iedere lidstaat een Coin National Analysis Centre (CNAC) opgericht, dat zich bezighoudt met de verzameling, analyse en registratie van vermeende valse euromunten. Objecten die als vals bestempeld zijn worden vervolgens doorgestuurd aan het European Technical and Scientific Centre (ETSC), dat als taak heeft het analyseren en classificeren van de valse munten in groepen die te herleiden zijn tot aanmaakprocessen, ­momenten en ­locaties. Verder verzorgt het ETSC technische assistentie aan nationale CNACs, bijdragen aan databases van valse munten en muntgelijkende voorwerpen, en technische samenwerking met de automatenindustrie. Het werk van de ETSC wordt gecoördineerd door de Europese Commissie en vindt plaats op de locatie van het Franse munthuis te Pessac, Frankrijk.

Doelstelling van het voorstel is om formeel aan de Commissie de verantwoordelijkheid voor het functioneren van het ETSC en de coördinatie van de activiteiten van de bevoegde technische autoriteiten om de euromunten te beschermen tegen valsmunterij op te dragen.

Rechtsbasis van het voorstel: Art. 123(4) EG-verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:

Commissie stelt voor om het Europees Parlement om een opinie te vragen.

Instelling nieuw Comitologie-comité:geen

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Positief. De doelstellingen van het door de Commissie voorgestelde optreden kunnen onvoldoende door de lidstaten zelf worden verwezenlijkt: het ETSC is een centraal onderdeel in het systeem voor de verwerking van valse euromunten. Het voorgestelde optreden gaat qua vorm en ruimte die het nog aan lidstaten laat, niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken: de voorgestelde vorm van het ETSC fungeert als een centraal onderdeel van het systeem.

Consequenties voor de EU-begroting: ¤76.000

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland steunt het voorstel om formeel aan de Commissie de verantwoordelijkheid voor het functioneren van het ETSC en de coördinatie van de activiteiten van de bevoegde technische autoriteiten om de euromunten te beschermen tegen valsmunterij op te dragen.

Fiche 5: Besluit Statuut Raadgevend Comité voor de beroepsopleidingen

Titel:

Ontwerp voor een besluit van de Raad tot vaststelling van het statuut van het Raadgevend Comité voor de beroepsopleidingen


Datum Raadsdocument: 7 juli 2003

Nummer Raadsdocument: 11177/03

Nummer Commissiedocument: COM(2003)394 def.

Eerstverantwoordelijk ministerie: OCW in nauwe samenwerking met SZW, i.o.m. VWS

Behandelingstraject in Brussel:

De leden van het Raadgevend Comité voor de beroepsopleidingen (RCB) zijn op 31 maart jl. geïnformeerd over een conceptversie van wijzigingen in het statuut van het RCB. Hierop kon schriftelijk worden gereageerd. Tijdens de RCB-vergadering van 5 en 6 juni jl. is verder gediscussieerd over het doel en de implicaties van aanpassing van het statuut.

Achtergrond, inhoud en doelstelling van het voorstel:

De Europese Commissie wordt bij de vervulling van de taken op het gebied van beroepsopleidingen bijgestaan door het RCB, dat hiertoe adviezen uitbrengt en standpunten en ervaringen uitwisselt. Gedurende de geschiedenis van het communautaire beroepsopleidingbeleid heeft het RCB adviezen uitgebracht over beleidsdocumenten, specifieke ondernemingen zoals de oprichting van het Cedefop, en over de voorbereiding, de evaluatie en de valorisering van de communautaire actieprogramma's op het gebied van de beroepsopleidingen.

Het RCB is een drieledig samengesteld raadgevend comité, waarin elke EU-lidstaat vertegenwoordigd is door twee vertegenwoordigers van zowel de regering, de vakverenigingen van werknemers als de beroepsverenigingen van werkgevers. Naast adviesorgaan is het RCB feitelijk een forum geworden voor debat en uitwisseling van ideeën tussen de Commissie en de drie groepen en tussen de groepen onderling.

Door de uitbreiding van de EU zou volgens het huidige statuut het RCB in een EU met 25 lidstaten 150 leden tellen (tegenover 90 vaste leden thans). Teneinde het comité voldoende flexibel te laten zijn om doeltreffend te kunnen werken, kenmerkt het nieuwe statuut zich door een andere samenstelling: namelijk één in plaats van twee vertegenwoordigers per belangengroep per lidstaat. In een EU met 25 lidstaten telt het RCB dan 75 vaste leden (en evenveel vervangende leden).

Daarnaast kenmerkt het nieuwe statuut zich door een formalisering van de werkmethoden en het organisatiekader van het RCB: alle belangengroepen wijzen een woordvoerder en een coördinator aan die hen, met name in het bureau, vertegenwoordigt. Het bureau wordt een permanent coördinatie-orgaan voor de activiteiten van het comité en neemt de rol over die momenteel door een informele stuurgroep wordt vervuld.

Rechtsbasis van het voorstel:

Besluit van de Raad van 2 april 1963 tot vaststelling van de algemene beginselen voor de toepassing van een gemeenschappelijk beleid met betrekking tot de beroepsopleidingen (1963/266/EEG), PB 63 van 20.04.1963, blz.1338.

Besluitvormingsprocedure en rol EP:

Raad: gekwalificeerde meerderheid; EP: geen rol

Instelling nieuw Comitologie-comité: geen

Subsidiariteit en proportionaliteit

De RCB is een raadgevend orgaan voor de Europese Commissie op het terrein van beroepsopleidingen. Volgens Artikel 150 van het Verdrag zal de gemeenschap een beleid ten aanzien van beroepsopleidingen ontwikkelen dat het beleid van de lidstaten ondersteunt en aanvult, en tegelijkertijd de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud en organisatie van beroepsopleidingen respecteert.

Consequenties voor de EU-begroting: Geen.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Geen. Toelichting: in de praktijk werd door de genoemde geledingen al vaak gewerkt volgens het voorgestelde model.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid,(informatie over het inschakelen van nationale agentschappen, over implementatie en uitvoering, notificatie, handhaving en/of sanctionering):n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Onderwijs en beroepsopleidingen zijn belangrijk voor een goed functioneren van de economie. Het zijn "vitale factoren voor meer en betere banen en voor de Lissabon doelstelling de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden". Voor een succesvolle uitbreiding van de EU en realisatie van de Lissabon-doelstellingen is een versterkte samenwerking op het terrein van het beroepsonderwijs noodzakelijk (Verklaring van Kopenhagen). Van belang in dit verband is dat het RCB doeltreffend kan werken; ook als de EU straks uit 25 lidstaten bestaat. Dit vergt aanpassing van het statuut. Nederland is het eens met de Commissie dat de drieledige samenstelling van het RCB daarbij niet ter discussie staat.


- Doc COM(2003)237; zie fiche in Kamerstukken II, 22112,282 dd. 03-09-03


- TAC = Total Allowable Catches


- Arrest van het Hof van 21januari 2003, Commissie tegen Europees Parlement en Raad, zaakC-378/00, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie.


---