Persbericht
Universiteit Maastricht
15 september 2003
Doorligwonden probleem in de zorg
Richtlijnen decubitus vinden nauwelijks navolging
Ze ontstaan doordat patiënten, dikwijls ouderen, te lang in één bepaalde houding liggen: doorligwonden oftewel decubitus. Vooral in ziekenhuizen en verpleegklinieken komen de letsels voor. Een duidelijk beeld van hoe vaak decubitus in de Nederlandse gezondheidszorg voorkomt (prevalentie) was er tot voor kort echter niet, omdat een geschikt registratiesysteem ontbrak. Gezondheidswetenschapster Gerrie Bours stelde zichzelf de taak zo'n systeem te ontwikkelen en op die manier bij te dragen aan de verbetering van de decubituszorg. Op donderdag 18 september hoopt zij op dit onderzoek aan de Universiteit Maastricht te promoveren.
Het registratiesysteem dat Bours ontwierp, bestaat uit een formulier dat de gezondheidszorginstellingen die aan het onderzoek meewerkten moesten invullen. Daarop moesten de kenmerken van de instelling, afdeling, de patiënt, de vastgestelde decubitus (gradatie, duur, ontstaan en gebruikte wondbedekking) plus de inschatting van het risico op decubitus en de preventieve handelingen worden ingevuld. Na vijf jaar lang meer dan 100 instellingen gevolgd te hebben kwam Bours tot de conclusie dat het slecht gesteld is met de decubituszorg in Nederland. In ziekenhuizen krijgt maar liefst één op de vier à vijf patiënten doorligwonden. In verpleeghuizen zijn dit er nog meer: één op de drie verpleeghuisbewoners lijdt aan een of andere vorm van drukletsel. Daarnaast bleek dat de richtlijnen met betrekking tot decubitus, nauwelijks navolging vinden. Zo krijgt slechts de helft van de patiënten die volgens de richtlijnen een anti-doorligmatras of -bed nodig heeft, die daadwerkelijk ook. Minder dan eenderde van de mensen die dat nodig hebben krijgen wisselligging, aanpassingen in de voeding en voorlichting om decubitus te voorkomen. En slechts eenderde van de letsels wordt met de juiste wondbedekkingen verbonden.
Naast het in kaart brengen van de prevalentie, probeerde de Maastrichtse onderzoekster de decubituszorg te verbeteren door de deelnemende instellingen inzicht te geven in hun eigen resultaten en de mogelijkheid te bieden zich met andere instellingen te vergelijken. Hierdoor veranderde het gedrag van het gezondheidszorgpersoneel. Zij werden zich meer bewust van de bestaande richtlijnen en gingen deze vaker toepassen. Ook kwam er meer aandacht voor het onderwerp decubitus en werden er rondom dit thema activiteiten georganiseerd en commissies opgericht. Dit alles leidde tot een kleine, maar significante verbetering. Voor verregaande verandering zal er echter meer moeten gebeuren dan het geven van feedback aan en monitoren van de ziekenhuizen en klinieken. Zo speelt de Nederlandse overheid met het idee om hun scores openbaar te maken. Bours is allerminst gelukkig met deze ontwikkeling en denkt dat het publiek maken van de informatie een averechts effect kan hebben. Instellingen zullen dan volgens haar minder geneigd zijn om de registratieformulieren naar waarheid in te vullen of in het meest extreme geval zullen ze mensen met een verhoogd risico op doorliggen niet aannemen of zo snel mogelijk ontslaan. De gezondheidswetenschapster geeft daarom de voorkeur aan het actief vergroten van kennis bij het personeel, in plaats van alleen het terugkoppelen van de registraties. Om dit verwezenlijken werkt zij momenteel aan een aantal workshops en speciale e-learnprogramma's.
Noot voor de pers:
Voor vragen kunt u terecht bij Gerrie Bours: 043-3881279/043 3617906, e-mail: G.Bours@ZW.unimaas.nl
De afdeling Communicatie van de UM is bereikbaar via 043 388 2044. Voor urgente zaken buiten kantooruren: 06 21275612.
Mail to: pers@voorlichting.unimaas.nl.
De persberichten van de UM staan op Internet www.pers.unimaas.nl.
Universiteit Maastricht