2003
Klimaatverandering extra reden voor
samenhang van natuurgebieden 15 september 2003
Leefgebieden van planten en dieren verschuiven, vogels broeden steeds
vroeger in het jaar, voedselketens raken verstoord. Klimaatverandering
blijkt invloed te hebben op de natuur. Samenhangende natuurgebieden
van goede kwaliteit bieden aan zowel de blijvende, de doortrekkende
als de nieuwe soorten de kans om te overleven en zo de biodiversiteit
in Nederland in stand te houden. De realisatie van de Ecologische
Hoofdstructuur (EHS), die tot samenhangende natuurgebieden moet
leiden, loopt echter achter op schema en dreigt verder te vertragen.
Dat blijkt uit de zojuist verschenen Natuurbalans 2003.
Aanpassing van natuur aan klimaatverandering vraagt tijd en ruimte.
Het klimaat verandert zo snel dat het risico bestaat dat planten- en
diersoorten de veranderingen niet kunnen bijbenen. Om soorten de kans
te geven zich aan te passen, zou het overheidsbeleid zich zowel moeten
richten op het verlagen van het tempo van opwarming van de aarde, als
op het bieden van leefruimte.
Soorten waarvan de leefgebieden ongeschikt worden, moeten naar andere
gebieden kunnen uitwijken, anders sterven de populaties uit. Daarom is
het van belang dat er een netwerk van samenhangende natuurgebieden
beschikbaar is, fijnmazig voor de soorten die weinig mobiel zijn, en
grensoverschrijdend voor de soorten die in Nederland aan de rand van
hun verspreidingsgebied zitten.
Omdat leefgebieden van soorten verschuiven is er geen garantie dat
soorten in de toekomst in de speciaal voor hen aangewezen
natuurgebieden blijven. Dit geldt ook voor de soorten in de Vogel- en
Habitat richtlijngebieden, die Nederland op grond van Europese
verplichtingen moet beschermen.
Ecologische Hoofdstructuur biedt op papier perspectief, maar praktijk
blijkt weerbarstig
Met de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) zou een samenhangend netwerk
van natuurgebieden moeten ontstaan. De realisatie ervan ligt echter
achter op schema. Door het streven van het kabinet-Balkenende om een
groter gedeelte van de nieuwe natuur door particulieren te laten
ontwikkelen, dreigt een verdere vertraging. Tot nu toe zijn hiervoor
nog nauwelijks regelingen tussen overheid en particulieren getroffen.
Ook staat een Europese EHS nog in de kinderschoenen.
Bovendien is de milieukwaliteit in en rond de EHS ongeschikt voor de
gewenste natuur. De depositie van stikstof op het land en de gehalten
aan fosfor in het water zijn te hoog en zullen ook in 2018, wanneer de
EHS klaar moet zijn, in veel natuurgebieden nog niet genoeg zijn
gedaald. De bestrijding van de verdroging van natuurgebieden loopt ver
achter op het doel. Zomers zullen door de klimaatverandering warmer en
droger worden, en dit zal in natuurgebieden die al van verdroging te
lijden hebben, extra hard aankomen. De bloei van ongewenste blauwalgen
in het water, veroorzaakt door de hoge gehalten aan fosfor, zal
toenemen door de hogere temperaturen.
Proeftuinen groen-blauwe dooradering niet van start
Aansluitend op de EHS beoogt het beleid om het landelijk gebied
fijnmazig te dooraderen met heggen, groenstroken, natuurlijke oevers
en dergelijke, de zogenaamde groen-blauwe dooradering. Deze biedt voor
veel soorten een noodzakelijke aanvulling op de EHS. Plannen om
groen-blauwe dooradering in zogenaamde proeftuinen aan te leggen,
liggen al sinds eind vorig jaar klaar. Tot op heden is de uitvoering
van de plannen echter nog niet gestart, door onduidelijkheid over de
beschikbaarheid van geld.
Postbus 1, 3720 BA Bilthoven, T:030-2749111, F:030-2742971
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu